De beginselen van Gods koninkryk in den mensch
(1689)–Pieter Huygen– Auteursrechtvrij
[pagina 56]
| |
Maakt u op en gaat henen; want dit land en zal de ruste niet zijn: om dat het verontreinigd is, Mich. 2.10. | |
[pagina 57]
| |
Dat de ziele des menschen, door 't verlaten en 't verliezen, van alle aardsche en zondelijke beelden en liefde, tot het vinden en genieten, van den onzienelijken Schepper, komt.
Stem
:
Courante Labare
. Of:
O volheid van ontfermenis!
1.
HOe dwaalt een ziel! hoe dwaal ik meê!
En meen in 't Land der zinnen God te vinden;
Daar zich Dien Hogen en Beminden,
Niet eer vertoond, voor dat men door de Zee
Van waar Geloof en reine Min,
Verzaking van verkeerde aart en zin,
En aller schepselen, is heen gevaren,
Aan d'ander zy
Der woeste Baren,
Voor en tegen Ty.
2.
In 't Overzeesche stille Land,
Daar d'Eigewil gesonken is ten gronde,
Daar gantsch geen liefde word gevonden,
Dan die uit God, en weêr tot God ontbrand,
En daar 't geloof de ziele voed,
In hebben, derven, voor-en- tegenspoed;
Daar 't al eenmoedig word van God ontfangen,
In diep geduld,
En al 't verlangen
Word met God vervuld.
| |
[pagina 58]
| |
3.
Daar een zeer diepe rust in 't hert,
(Naar alle Beelden zijn daar uit geweken)
Een helle klaarheid door doet breken,
Waar in dan God wel haaft gevonden werd,
Gantsch vol van vriend'lijkheid en licht;
Zo dat de ziel, in zulk een heil-gezicht,
Volmaakter kennis krijgt van haaren Vader:
Die Zonne-schijn
Leerd haar veel nader,
God een Geest te zijn.
4.
Dus moet gy, ziel! niet blijven staan,
En slechs alleen tot aan den oever komen.
O! schrik niet voor de woeste Stromen,
Ga rustig scheep, en Hy zal met u gaan,
Die eertijds op het water gong,
En stroom, en golf, en wind, en alles dwong.
Neem Hem meê scheep, en gy bezeild de Haven,
Door nood en dood
(Het eind van 't slaven)
Heen, in Abrams schoot.
5.
Ach! liefste Jesus! kom en help
Uw zwakke leedjens, die U nochtans minnen.
Ay! laat ons door uw kracht verwinnen;
Dat ons geen Golf, hoe groot, en overstelp:
Maar wy in 't hemelsch Vaderland,
Voor ewig landen, en een zoeten band,
Van zuiv're liefd', ons voelen aan U binden.
Mijn Bruidegom!
Mijn Hoog-beminden!
Kom! ô Jesus, kom!
| |
[pagina 59]
| |
Hoe uit het sterven een leven komt.EEn zaad dat droog op de zolder bewaard word, en zal Even zo is het met den mensch, zo lang hy op zijn zel-
Maar, komt dat mostaart-zaadje eens van zijn eigenwil | |
[pagina 60]
| |
gende zeer schone, aangename, en overvloedige vruch-
En daarom behoorde de mensch met al zijn kennis en O weige Konink! die gezegt hebt:
Help ons, Heere! en verlos ons van ons zelven geheel En derhalven, ô Herder onzer zielen! zo behoed en be-
Dan zullen wy eerst weten wat het te zeggen is:
| |
[pagina 61]
| |
Allerliefste Heere Jesus! mochten wy door uwe goed-
Wy hopen dan op uwe goedheid, dat ook ons dit wa-
|
|