Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

[98] Monickendam

Overlevering

(Zie ook de pagina's 647-652)

H1	fol. 7^v
H2	fol. 17^r
H2-Ot
Ot	Bv, p. 10
K1	Z^r, p. 189
K2	Y2^r, p. 171

Datering

Huygens dateerde H1: 16.^a 7bris. 24 (= 16 september 1624).

Varianten

1	H1	'T Zuijd-Ooste Purmer-end besett ick met den		dam
	H2-Ot	[	]	damm

2	H1	Die van een		Monick-meer		weleer	sijn doopsel		nam,
	H2	[			]	wel eer	[	]	nam.
	H2-Ot	[	]	Monick-Meer		[				]

4	H1	Van baren^a ingeslockt? als		minder' visschen	varen
	h2	[	]	minder Visschen	[	]

4		[marge]
	H1	a. De		Monick meer is nu inde Zuyderzee begrepen.
	H2	a [	]	Monickmeer legt [nu] met de Zuijderzee gemeen.

[p. 674]

5

H1a

Van die haer

meerder'

zijn.

en vraeg ick't

all

de

faem

b

[

]

oock

[

]

H2

[

]

meerder

[

]

En,

vraegh [ick't

]

faem,

Ot

[

]

En

[

]

K1

[

]

En,

[

]

6	H1	'Ken leere geen		bescheet	van		d'ouder	baren naem.
	H2	[	]	bescheijt	[				]
	H2-Ot	[				]	d'ouder'	[	]

7	H1	All vult ghij dan		mijn'		Schilt,	staet buijten		Halve-papen;
	H2	[	]	mijn		[		]	Halve-Papen;
	H2-Ot	[			]	Schild,	[				]
	Ot	[						]	halve-Papen,
	K1	[	]	mijn'		[				]

8	H1a	Om blijven dat ick		ben	behoev' ick meer		als Apen;
	b	[				]	als't gapen;
	H2	[				]	als 'tgapen:
	K1	[	]	ben,	[			]

9	H1	Mijn'		Borghers	moeten beij		Gods-dienstich	zijn en koen;
	H2	[	]	Borgers	[	]	Godsdienstich	[	]

10	H1	Hun wel-zijn hangt gelijck aen		bidden en aen		doen.
	H2	[	]	'tBidden [en	]	'tdoen.
		[ondertekening en datering]
	H1	Constanter. | Hag. 16.^a 7bris. 24.
	H2	[ontbreekt]