Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar

[85] Delft

Overlevering

(Zie ook de pagina's 647-652)

H1	fol. 5^v
H2	fol. 14^v
H2-Ot
Ot	A2^v, p. 4
K1	Y2^r, p. 179
K2	X3^v, p. 166

Datering

H1 is gedateerd: 5.^a 7bris 1624 (= 5 september 1624).

Varianten

	[titel]
H1	delft.
K1	delf.

1	H1	'Kben		tweemael	dat ick ben, sints dat ick't eenmael was,
	H2	[	]	twee mael	[	]
	Ot	[	]	tweemael	[	]

2	H1a	En^a eens		mijn<s> borghers hebb					sien wentelen in d'ass:
	b	[			]	muren			[	]
	H2	[	]	mijn'		[	]	hebb'	[	]
	K1	[					]	heb	[	]

2		[marge]
	H1	a.^o 1536.
	H2	A.^o 1536.
	Ot	Anno. [1536.]
	K1	[1536.]

3	H1	Maer danck hebb'		'tVaghevier ick			bender	door geresen,
	H2	[	]	't Vage-vier,	[ick				]
	K1	[	]	't Vaege-vyer;	[	]	bend'er	[	]

4	H1	Mijn		seluen	dubbel waerd: Het		ouerkoolde	wesen
	H2	[	]	selven	[	]	overkoolde	[	]

[p. 658]

5	H1	En komt mij niet van daer,		soo	moet de kuijpe sien
	H2	[	]	Soo	[	]

6	H1a	Die vriend en		vreemdeling	moet		voeden	en		bez<i>>jên.
	b	[				]	lauen	[			]
	H2	[	]	vreemdelingh	[	]	laven	[	]	bez<i>>jen.
	Ot	[							]	bezîen.
	K2	[							]	bezi'en.

7	H1	'Khebb grooten		wilm gehuijst	soo lang 't de Moorder		dooghde,
	H2	[	]	Wilm gehuijst,	[	]	doogde,

8	H1	Die mij en mijn' gebuert verraderlick^b		ontvoogde,
	Ot	[	]	ontvoogde;

8		[marge]
	H1	1584.
	H2	A.^o 1584.
	Ot	Anno. [1584.]
	K1	[1584.]

9

H1

Maer, Spagnen, 'tbaett' u niet, ick hebb de scha geboett,

10	H1a	En voor		alsulcken Vaer alsulcken Soon						gevoedt.
	b	[	]	een' sulcken		[Vaer] een	sulcken		[Soon		]
	H2	[			]	Va'er een'	[	]	Zoôn	[	]
	K1	[	]	alsulcken Vaer alsulcken					[		]
		[ondertekening en datering]
	H1	Constanter. | Hag. 5.^a 7bris 1624.
	H2	[ontbreekt]