[62] Een alchymist
Commentaar
In de bovenmarge bij gedicht [58] noteerde Huygens: ‘Alchymist specht’.
Hiermee legde hij een vergelijking vast die in het eerste deel van dit gedicht terugkeert in de regels 3 en 4:
Hij is de wijse beest die inde boomen pickt
En t'elcker hoôpt het hout is daer met doorgebickt,
De alchimist is een specht die in de bomen pikt en telkens (bij elke pik) hoopt dat het hout doorgebikt is. In deze vergelijking heeft de dichter het fanatieke van de alchimist vastgelegd en het zinloze van zijn onderneming.
Het eerste deel tot en met regel 14 bevat meer van dergelijke rake karakteriseringen. Fraai is de omschrijving in regel 10; ‘Een Krijghs-heer voor Ter Gouw, die eewich voorde wall light;’ (Een legeraanvoerder die eeuwig voor de wallen (van Gouda) ligt om het Goud te veroveren.)
Het middengedeelte van deze print (r. 15-46) opent met de doelstelling:
Sijn witt is Goddelijck, op 't scheppen leght hij toe,
En juist hierom staat Huygens negatief tegenover de alchemie, zoals blijkt uit de conclusie van het gedicht. De armoede en de ellende die de alchimist over zichzelf en zijn gezin afroept is terecht want ‘zo wordt de hand klemgezet die ernaar streeft op God te gelijken en wat God geschapen heeft kapotmaakt bij zijn poging van die betere zaken slechtere te maken’ (r. 47-48).