Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar
(2001)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 544]
| ||||
[61] RequestCommentaarEen persoonlijk gedaan verzoek maakt meer kans op inwilliging dan zomaar een geschreven briefje. Huygens laat daarom zijn verzoek aan de gezusters Visscher om twee ‘beschreven ruijten’ overbrengen door zijn nicht Susanna van Baerle. Haar persoon, of eerder haar ‘lipp’ (r. 10, hier als pars pro toto voor ‘mond’, dat wil zeggen: wat met de mond gesproken wordt: woorden, voorspraak) zal hun ‘van stael egoten’ of ‘uijt klippe-kleij esproten’ harten vermurwen. Huygens noemt Susanna, die in 1627 zijn vrouw zou worden, hier ‘moije Maeght’ en ‘soete Vrijer-knipp’. Haar schoonheid en haar reputatie van ‘val of net om vrijers te strikken, alsof het vogeltjes zijn,’ had hij een jaar tevoren bij de mislukte vrijerij van broer Maurits van dichtbij leren kennen. Anna en Maria Tesselschade Roemers konden zeer kunstig graveren in glas (zie gedicht [14]). Door hen gegraverde roemers worden bewaard in het Rijksmuseum te Amsterdam.Ga naar eindnoot1 Ook Huygens graveerde zelf op glas. Een ruitje voorzien van zijn naamspreuk ‘Constanter’ wordt bewaard in het Stedelijk Museum De Lakenhal te Leiden.Ga naar eindnoot2 | ||||
UitgavenWorp Gedichten ii, p. 9; Worp 1976, p. 32-33 (met annotaties). | ||||
LiteratuurSmit 1980, p. 110; Keesing 1987, p. 68. | ||||
Overlevering
| ||||
DateringH is gedateerd: 7 Septembris. 23. | ||||
Varianten
|