Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar
(2001)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd[40] Klucht uijt de vuijstCommentaarHet ‘ridder-slaen’ vat Huygens in dit grapje letterlijk op als het slaan van een ridder. Hij is zelf kort te voren slachtoffer geworden van de meer gangbare betekenis van de uitdrukking. Op 27 oktober 1622 sloeg koning Jacobus hem tot ridder.Ga naar eindnoot1 In een brief van 25 juli schrijft Huygens aan zijn vader dat hij uit de laatste brief van zijn moeder begrepen heeft dat ‘de wereld zich is beginnen te roeren over een zeker gerucht dat ik ridder word’.Ga naar eindnoot2 In dezelfde brief doet hij iets van de achtergronden daarvan uit de doeken. Blijkbaar had hij daarvóór zijn broer Maurits gevraagd om precieze gegevens voor het wapen dat hij als ridder zou voeren. Maurits begint namelijk zijn brief van 26 juli 1622 aldus ‘Hierbij uw wapen en aangezien u mij daar in bedekte termen naar gevraagd hebt, voeg ik daar niets aan toe.’Ga naar eindnoot3 Op 14 november feliciteert Maurits zijn broertje in Londen: ‘De broer van kapitein Killigrew heeft mij uw allerlaatste brief gebracht. Uw laatste waarin u mij hebt gevraagd Uw Ridderschap in orde te maken, heb ik daarvoor niet kunnen beantwoorden. [...] Met het Ridderschap, feliciteer ik u, en ik zie dat Vader, op zijn dringend verzoek lezend wat u mij daarover heeft geschreven, er meer voldoening van heeft dan te voren, zich niet in de lectuur van een en ander storen latend en af en toe zuchtend van “zo”.’Ga naar eindnoot4
Vervolgens beantwoordt Maurits de voorlaatste brief: ‘Ik zal dat ook doen en discreet’Ga naar eindnoot5. Waarschijnlijk heeft Maurits ook bijgedragen in de betaling van het nogal duur uitgevoerde adelsdiploma dat Constantijn had besteld. | |||||||
UitgavenWorp Gedichten i, p. 269. | |||||||
Overlevering
| |||||||
DateringH is gedateerd: Non. November. 1622 (= 5 november 1622). | |||||||
[pagina 401]
| |||||||
Varianten
|
|