Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 2. Apparaat en commentaar
(2001)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inleiding1 SamenvattingConstantijn Huygens (1596-1687) wordt beschouwd als een belangrijke, zelfs centrale figuur bij de studie van de zeventiende-eeuwse cultuur in de Republiek der Verenigde Nederlanden.Ga naar voetnoot1 Zijn gedichten worden zowel om hun inhoud - thema's als godsdienst, verwerking van klassieke motieven, aandacht voor de gewone man - als om hun vorm - genre, stijl, taal - hooglijk gewaardeerd. Van geen enkele dichter uit de zeventiende eeuw is zoveel handschriftelijk materiaal overgebleven als van Constantijn Huygens. Geen enkele dichter ook heeft zich vanaf het allereerste begin van zijn carrière als dichter, zo nadrukkelijk beziggehouden met de typografie van zijn werk. Het belang van zijn dichterschap en de aard en hoeveelheid van het overgeleverde materiaal vormen de voornaamste redenen om een historisch-kritische uitgave van Huygens' werk te vervaardigen. Een dergelijke editie levert een betrouwbare basis voor de bestudering van zijn gedichten en vormt tevens een eerste demonstratie van historisch-kritisch editeren van zeventiende-eeuwse teksten uit het Nederlandse taalgebied. Deze samenvatting biedt een overzicht van de inleiding op de historisch-kritische editie van de vroege Nederlandse gedichten van Constantijn Huygens. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1 BegrenzingDe hier gepresenteerde historisch-kritische editie is een deeluitgave. Zij beperkt zich tot de Nederlandstalige gedichten die Huygens heeft geschreven tot aan de publicatie van zijn Otiorum libri sex, in 1625. De beperking tot de Nederlandse gedichten komt voort uit het gegeven dat Huygens binnen de Nederlandse literatuurgeschiedenis met die gedichten een vooraanstaande plaats inneemt. Aan een uitgave van bijvoorbeeld Huygens' Latijnse poëzie worden bovendien andere eisen gesteld.Ga naar voetnoot2 De begrenzing tot 1625 laat zich verklaren uit de omstandigheid dat Huygens in dat jaar voor het eerst zijn gedichten in een omvangrijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bundel onder eigen naam publiceert. Van belang is tevens het feit dat te midden van de grote hoeveelheid nagelaten handschriften van de dichter, zich de door hemzelf bewerkte kopij voor de Otia bevindt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2 EditiegeschiedenisIn het tweede hoofdstuk van de inleiding bespreek ik in een historisch overzicht de belangrijkste uitgaven van de handschriften van Huygens' gedichten sinds zij in 1823 uit particulier bezit in openbare collecties terecht kwamen. Ter sprake komen de uitgave door Leendertz en de kritiek daarop van Penon en de standaarduitgave die Worp honderd jaar geleden van alle gedichten van Huygens bezorgde. Bijzondere aandacht wordt hierbij gegeven aan de beweegredenen en doelstellingen van de tekstbezorgers en uiteraard aan de inrichting van hun edities. Aan het slot van dit hoofdstuk wijd ik een passage aan de binnen de historische Neerlandistiek gegroeide interesse voor manuscriptologie en analytische bibliografie, waardoor in zekere zin deze historisch-kritische editie van Huygens' poëzie werd voorbereid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3 BronnenHet derde hoofdstuk bevat een bespreking van de bronnen waarin de poëzie van Huygens is overgeleverd. Ik schenk aandacht aan herkomst en ordening van de grote verzameling Hugeniana en bespreek de aard en het belang van de handschriften. Vervolgens handel ik over de gedrukte bronnen. Achtereenvolgens komen aan bod de drukken vóór de Otia, de herdrukken van de Otiorum libri sex en de edities waarin Huygens zijn verzamelde Nederlandse gedichten uitgaf: de Koren-bloemen uit 1658 en de herdruk daarvan uit 1672. Bij de bespreking van de gedrukte bronnen die zijn verschenen vóór de Otia leg ik de nadruk op Huygens' bemoeienis met de typografische vormgeving van zijn werk. Tevens geef ik ruim aandacht aan de ontstaansgeschiedenis van Batava Tempe en 'tCostelick Mall. Beide gedichten danken hun eerste publicatie aan Jacob Cats en zijn streven een Zeeuwse bundel poëzie uit te geven: De Zeeuse Nachtegael. Over de lange tijd samenlopende publicatiegeschiedenis van deze Zeeuwse bundel en Huygens' ‘Zeeuwse drukken’ bevat de briefwisseling tussen Cats en Huygens zeer informatief materiaal. Voor dit hoofdstuk heb ik van deze correspondentie uiteraard gebruik gemaakt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.4 De drukgeschiedenis van de OtiaEen uniek aspect van de in deze editie uitgegeven gedichten wordt voor het eerst in dit hoofdstuk systematisch besproken: de kopij voor Huygens' eerste verzamelbundel Otiorum libri sex. Het bleek mogelijk uit de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bewaard gebleven Hugeniana voor deze bundel nagenoeg de gehele kopij te reconstrueren. Een overzicht hiervan is opgenomen in dit hoofdstuk. Op basis hiervan kon vervolgens een bespreking gewijd worden aan Huygens' kopijvoorbereiding, aan de manier waarop hij zijn werk persklaar heeft gemaakt - ontwerp titelpagina's, opmaak, gewenste letter - en aan de door hem uitgevoerde correctie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.5 VerantwoordingIn het laatste hoofdstuk van deze inleiding verantwoord ik de opzet van deze editie. Ik bespreek de opnamecriteria en de keuze van de basistekst. Tevens verklaar ik mijn behandeling van de varianten. Tot slot leg ik uit hoe het variantenapparaat is ingericht en welke siglen en tekens daarbij gebruikt zijn. Deze tweedelige editie biedt het volgende:
Deel 1 bevat in chronologische volgorde Huygens' Nederlandse gedichten die zijn geschreven tussen 1614 en mei 1625. Bij deze gedichten zijn in voorkomende gevallen ook de gedichten opgenomen van andere dichters als P.C. Hooft en Anna en Tesselschade Roemers Visscher waarop Huygens met een gedicht heeft gereageerd. Na deze gedichten volgen in bijlagen: de Nederlandse lofdichten op de Zeeuwse uitgave van Batava Tempe en 'tCostelick Mall en de Nederlandse lofdichten op de Otia.
In deel 2 zijn per gedicht of per groep bijeenhorende gedichten achtereenvolgens opgenomen:
Na het variantenapparaat volgen facsimile's van de door Huygens bewerkte kopij voor de Otia van zijn in 1619 gedrukte religieuze gedichten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Editiegeschiedenis in vogelvluchtIn de avond van 18 februari 1823 werden de handschriften van Constantijn en Christiaan Huygens voor ‘'sKonings' rekening’ voor een bedrag van f 1300, - aangekocht en zo ‘voor den Lande’ behouden. Ze waren ter veiling aangeboden door een erfgenaam van een van de erven van Susanna Louisa Huygens, douairière Willem Baron van Wassenaer van Ruijven, de laatste directe afstammelinge van Constantijn Huygens. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zij bewoonde tot haar dood in 1785 het Huygenshuis aan het Plein te Den Haag. Bijna een eeuw lang waren daar de manuscripten van de dichter, secretaris, musicus en diplomaat Constantijn Huygens (1596-1687) bewaard gebleven.Ga naar voetnoot3 De aangekochte Hugeniana werden op last van de koning verdeeld over een aantal instellingen. Aan het Koninklijk-Nederlandsche Instituut, nu Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, werden overgedragen: gedichten en brieven van Constantijn Huygens, zijn journaal van zijn ambassade naar Italië in 1620 en een pakket met diverse reisjournalen van Constantijn Huygens jr.Ga naar voetnoot4 De handschriften werden slechts een enkele maal gebruikt door leden van het Instituut en raakten in vergetelheid. Willem Bilderdijk bezorgde in de jaren 1824-1825 Huygens' Nederlandse gedichten voor het eerst met annotaties op basis van een exemplaar van de tweede druk der Koren-bloemen. Hij had wel toestemming gekregen om de handschriften te raadplegen, maar schijnt ze niet gebruikt te hebben.Ga naar voetnoot5 De Amsterdamse hoogleraar Jorissen publiceerde in 1871 zijn Constantin Huygens. Studiën. Eerste Deel, zonder daarbij gebruik gemaakt te hebben van de schriftelijke nalatenschap van Huygens. Wél was Jorissens biografie aanleiding voor twee leden van de afdeling letterkunde van de Koninklijke Akademie om op zoek te gaan naar de handschriften. Ze werden gevonden en vervolgens geordend en gecatalogiseerd.Ga naar voetnoot6 Jorissen gaf in 1873 een overzicht van de inhoud van deze ‘voor de tweede maal aan het hoogste wetenschappelijk college in Nederland geschonken’ handschriften die niet langer ‘onbekend en vergeten’ mogen blijven.Ga naar voetnoot7 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1 Eerste uitgave naar de handschriftenOp 12 mei 1873 werd door de Letterkundige Afdeeling der Koninklijke Akademie een ‘kommissie’ benoemd ‘om te onderzoeken of het wenschelijk is, dat de Akademie de gedichten van Constantijn Huygens uitgeve, en zoo ja, op welke wijze en met welke vermoedelijke kosten dit zou moeten en kunnen geschieden’. Reeds een maand later, op 13 juni 1873 brachten de heren Moll, Jonckbloet en Beets verslag uit.Ga naar voetnoot8 De commissie was ‘eenparig (...) van gevoelen dat het terugvinden der oorspronkelijke handschriften van Huygens' gedichten een zoo belangrijk feit is op het gebied der Nederlandsche letterkunde, dat daardoor eene nieuwe uitgave dier gedichten niet alleen volkomen wordt gerechtvaardigd, maar als hoogst wenschelijk is te beschouwen.’ De argumenten die de heren noemden, waren verbonden met de persoon van de dichter: ‘Huygens is (...) een der merkwaardigste persoonlijkheden van onze geschiedenis.’ Ook de handschriften zelf ‘zijn in menig opzicht belangrijk’. De commissie wees in dit verband op de talrijke nooit uitgegeven stukken, de dateringen en andere aantekeningen op de manuscripten waardoor het mogelijk werd ‘ze allen naar tijdsorde te rangschikken en ze in verband te brengen met Huygens' leven’. Vervolgens wezen zij op de ‘aangewakkerde belangstelling in de geschiedenis onzer nationale letterkunde’ en de ‘grondiger waardeering van kunst en poëzie, waardoor onze tijd zich kenmerkt’. Dit alles scheen ‘eene nieuwe, volledige uitgave der dichtwerken van een man als Huygens eene goede ontvangst te waarborgen.’ De commissie vervolgde dan: ‘Maar juist daarom schijnt het ook minder noodig, dat de Akademie zich buitengewone uitgaven oplegge om zoodanigen nieuwen druk te bevorderen’. Volgens deze heren zal meer dan één ‘degelijk Nederlandsch uitgever’ dingen naar de eer ‘om de vaderlandsche letterkunde te verrijken met een boek, dat Holland's roem zal vermeerderen’. De Afdeeling zou naar de mening van deze commissie kunnen volstaan met uit te spreken dat een dergelijke uitgave hoogst wenselijk is en te verklaren dat de Akademie bereid is de handschriften ter beschikking te stellen ‘van hem, die zich opgewekt zal gevoelen om dien schat gemeen te maken’. De heren geleerden waren blijkbaar toch te optimistisch, want pas in mei 1881 verscheen er een prospectus met de aankondiging van De Volledige Dichtwerken van Constantijn Huygens, met aanteekeningen van P. Leen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dertz Wz., uitgegeven door de Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen, en onder toezicht van dr. N. Beets. In een bijlage bij het prospectus moest tegelijkertijd echter het overlijden van de bewerker worden meegedeeld. De Hollandsche Maatschappij ging vervolgens in op het bescheiden aanbod van de zoon van de overledene, P. Leendertz Jr., om hem het werk te laten voortzetten onder toezicht van ‘een meer ervaren en bevoegd letterkundige’. Prof. Beets, die in de bovengemelde commissie van de Akademie had gepleit voor een uitgave, was gaarne bereid dat toezicht uit te oefenen. Op 16 september 1881 zag de eerste aflevering van de nieuwe uitgave het licht.Ga naar voetnoot9 In de Nederlandsche Spectator van 17 december 1881 werd de uitgave besproken door dr. G. Penon in een artikel dat de titel draagt: ‘De eer der Nederlandsche philologie en de nieuwe Huygens-uitgave’. Penon bracht grote bezwaren ter tafel: de aangeboden tekst was niet betrouwbaar gebleken en de bewerkers pasten een ‘eclectische tekstcritiek’ toe. Zij namen in de chronologisch aangeboden teksten soms lezingen op uit latere drukken. Voorts ontbrak een adequate beschrijving van de gebruikte handschriften.Ga naar voetnoot10 In zijn bespreking van het tweede deel van de uitgave Leendertz, verschenen in de Nederlandsche Spectator van 13 mei 1882, concludeerde Penon dat de tweede aflevering in geen enkel opzicht beter was dan de eerste. Aan zijn eerdere bezwaren voegde hij nog toe dat de bewerkers niet op de hoogte waren van de literatuur over Huygens en ook de Huygensbibliografie niet kenden.Ga naar voetnoot11 Op 20 mei 1882 verscheen in de Spectator de prent ‘Huygens in druk’. Met opgeheven wijsvinger waarschuwde Huygens daarop, terwijl op de achterwand een schilderij met een slapende Beets was afgebeeld: De drucker druckte snel: waerom so snel hy druckte? Dit was duidelijke kritiek die van de zijde van de Spectator de dichter zelf in de mond werd gelegd: Voor een goede uitgave moest ‘'t pennoen’ (de visie van dr. Penon) gevolgd worden.Ga naar voetnoot12 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het weekblad De Amsterdammer van 8 oktober 1882 publiceerde P. Leendertz Jr. een weerwoord op Penons kritiek. Gekozen was de beste tekst om deze kunstwerken te genieten: de laatste. Maar om aan de ‘eischen’ van de filologie te voldoen, werden de veranderingen die de dichter had aangebracht en de afwijkende lezingen uit de vroegere uitgaven en het handschrift aan de voet van de bladzijde opgegeven. Leendertz vervolgde dan: ‘Ook de wijze van spelling van den dichter is voor de philologie van belang en daarom worden hier de gedichten gegeven in de spelling van het handschrift.’ Penon antwoordde een week later in hetzelfde blad dat hij deze handelwijze verkeerd vond: ‘Hij [P. Leendertz Jr.] meent dat men aan een gedicht van Huygens van b.v. 1625 eenen tekst van 1672 mag tot grondslag leggen, en dat men in de noten de lezingen van het handschrift en van de vroege drukken moet plaatsen. (...) En wanneer de Heer Leendertz er nu bijvoegt dat hij dien tekst van 1672 construeert met eene spelling van het handschrift, dus in dit aangenomen geval met eene spelling van 1625, dan kan ik mij met eene dusdanige wijze van uitgeven nog minder verenigen.’Ga naar voetnoot13 Op 21 september 1883 besloot het Algemeen Bestuur van de Hollandsche Maatschappij de onderneming op te geven. De intekenaren op de Volledige Dichtwerken kregen per 7 januari 1884 hiervan bericht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2 Uitgave WorpIn 1891 maakte Jan te Winkel in een bijdrage in Taal en Letteren bekend dat dr. J.A. Worp een plan had ontworpen om alle gedichten van Huygens in chronologische volgorde uit te geven.Ga naar voetnoot14 De befaamde Huygensspecialist H.J. Eymael juichte toen hem dit bericht ter ore was gekomen: ‘Habemus pontificem’, zoals hij in zijn recensie van het eerste deel meldt. De geest van dr. Penon zal ‘hoogtijd’ gevierd hebben op 23 maart 1892, toen dit deel het licht zag. De eisen die hij had geformuleerd in zijn bespreking van de eerdere uitgave ‘zijn in de nieuwe niet alleen alle in acht genomen, maar verre overschreden’.Ga naar voetnoot15 Reagerend op een ultrakorte ‘recensie’ van deel V van zijn uitgave in De Nederlandsche Spectator van 12 oktober 1895, zette Worp in een paar woorden uiteen wat het doel van zijn uitgave is:Ga naar voetnoot16 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Huygens-uitgave wil een historisch werk zijn; zij treedt niet op aesthetisch of taalkundig terrein. Zij dient om al de verzen van den dichter te publiceeren (...). Zij wil bijzonderheden geven over vele personen uit den ruimen kring, waarin de dichter leefde, bijzonderheden, die voor een deel van belang zijn voor de letterkundige geschiedenis en tevens een beeld opleveren van de maatschappij in dien tijd. Zij tracht ten slotte, wat het technische gedeelte betreft, de regels vast te stellen, volgens welke verzen van onze zeventiende-eeuwsche dichters naar het handschrift moeten worden afgedrukt. Met voorbijgaan van de andere in dit citaat gegeven redenen, zoals volledigheid en het ontbreken van esthetisch of taalkundig commentaar, waarvoor overigens van meet af aan begrip bestondGa naar voetnoot17, bespreek ik hierna de technische uitgangspunten van Worp. Hij heeft deze geformuleerd in de inleiding op de uitgave.Ga naar voetnoot18 De handschriften van Huygens kan men, aldus Worp, in drie soorten verdelen: ‘het klad, het net en de kopie voor de drukkerij’. Worp geeft het net uit. ‘Het zou toch onbillijk zijn, om de brouillons van een dichter te laten drukken.’ Worp geeft het ‘verschil van lezing’ in de verschillende handschriften in een noot aan. Geheel afgekeurde, door de dichter doorgehaalde, lezingen worden niet vermeld. Bij onderstreepte woorden waarboven Huygens een ander woord plaatste, is wat hij het laatst noteerde, het bovenste dus, opgegeven. De andere lezing komt in een noot met de aanduiding ‘eerst: - dan: -’. De bewaarplaats van de handschriften die niet in de Akademieverzameling worden gevonden, geeft Worp ook in een noot. De tekst wordt nauwkeurig naar het eenmaal gekozen handschrift uitgegeven, ook in spelling en interpunctie. Alleen heeft Worp in de Nederlandse verzen de u voor v niet durven overnemen. De interpunctie is soms die van het klad of van de kopie voor de drukkerij, namelijk daar waar het net door de haast waarmee Huygens het schreef, de interpunctie mist. Een apart punt van aandacht vormen voor Worp de verbeteringen die Huygens later, bijvoorbeeld toen hij de druk van zijn Otia voorbereidde, in de handschriften aanbracht. Waar de oude lezing volkomen duidelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leesbaar is, geeft Worp de tekst zoals Huygens hem oorspronkelijk heeft geschreven onder vermelding van de latere versie in een noot. Tot op heden is de uitgave van Worp de standaarduitgave gebleven. Een nieuwe editie wordt echter meer en meer als een noodzaak gezien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.1 Kritiek op de uitgave WorpNa intensief onderzoek van de overgeleverde handschriften van met name Huygens' gedicht Van d'ure dat ick waeck uit 1626, stelde Vermeeren in het klassiek geworden artikel ‘Vastaerts penn in arrebeyt’ vast: dat Worps weergave teleurstelt. Hij drukt af wat hij de laatste redactie (het ‘net’) acht, doet onvoldoende mededeling omtrent de aard der daarin voorkomende wijzigingen en haar uitvoering, en is in zijn weergave van de versie der eerste redactie (het zgn. ‘klad’) onvolledig.Ga naar voetnoot19 Voor zijn promotie-onderzoek naar de genus-n in het Hollands en Antwerps van Constantijn Huygens kon Hermkens zich niet baseren op Worp: De editie van Worp is onbetrouwbaar; ze bevat veel verkeerde, maar nog meer onvolledige lezingen.Ga naar voetnoot20 Ook Strengholt concludeerde aan het eind van zijn principiële artikel ‘Terug naar de handschriften van Huygens' Zede-printen’ dat een nauwgezet onderzoek van de handschriften methodisch voorafgaat aan de interpretatie en de analyse van Huygens' gedichten, afzonderlijk en gezamenlijk. En meer in het algemeen: de uitgave van de onvolprezen Worp, hoe betrouwbaar ook en hoe voortreffelijk in het licht van haar doelstelling, is hard aan vervanging toe.Ga naar voetnoot21 Over de kansen voor een dergelijke vervanging was hij echter zeer pessimistisch.Ga naar voetnoot22 Ook allerlei edities van afzonderlijke werken van Huygens, waarbij de uitgaven van Zwaan de belangrijkste zijn, toonden impliciet aan dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Worp niet langer voldoet. Studies van Verkuyl, Vermeer, Damsteegt, Hellinga en Tuynman, om de voornaamste te noemen, en de dissertaties van Van Strien en Ter Meer bewijzen dat.Ga naar voetnoot23 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3 Nieuwe editieBinnen de historische neerlandistiek, i.c. de letterkunde van de renaissance, zijn na de Tweede Wereldoorlog belangrijke edities op het getouw gezet en ook daadwerkelijk gerealiseerd. In de eerste plaats moet genoemd worden de groots opgezette uitgave van de Opera Omnia van P.C. Hooft door een Commissie onder leiding van Hellinga, die helaas niet volgens plan is verschenen.Ga naar voetnoot24 Een belangrijke prestatie is ook de uitgave van De werken van Bredero onder leiding van Stuiveling.Ga naar voetnoot25 Een belangrijk verschil tussen beide edities is gelegen in het feit dat het oeuvre van Hooft voor een groot deel ook in handschrift overgeleverd is, terwijl van Bredero slechts enkele handgeschreven regeltjes bewaard gebleven zijn. Bij de Hoofteditie hebben de filologie en de manuscriptologie derhalve een belangrijke rol gespeeld.Ga naar voetnoot26 De werken van Bredero zijn uitgegeven op basis van de oude drukken. Bij de Bredero-uitgave is daarbij geprofiteerd van de door Hellinga binnen de neerlandistiek geïntroduceerde ‘analytische bibliografie’, waarmee de ‘Engels-Amerikaanse richting’ in de editietechniek tot belangwekkende prestaties kwam.Ga naar voetnoot27 Datzelfde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geldt voor de uitgave die Strengholt in 1974 bezorgde van Huygens' Heilighe Daghen naar de eerste druk uit 1645.Ga naar voetnoot28 Ook Hermkens besteedde in zijn editie van Trijntje Cornelis uitvoerig aandacht aan de drukken waarin de tekst was overgeleverd.Ga naar voetnoot29 Voor het overige is binnen de Huygensfilologie de belangstelling vooral uitgegaan naar de handschriften. De ervaringen en resultaten van de Commissie voor de uitgave van het Verzamelde Werk van P.C. Hooft hebben ertoe geleid dat in 1970 pogingen om de Opera Omnia van Huygens uit te geven, schipbreuk leden bij gebrek aan vertrouwen bij financierende instellingen.Ga naar voetnoot30 Een bureau met twee academici om Huygens' handschriften uit te geven of een bibliografie en een biografie te vervaardigen, is er niet gekomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 BronnenIn deze deeleditie worden uiteraard zowel de handschriften als de gedrukte bronnen opgenomen, conform een der principes van de historischkritische editie.Ga naar voetnoot31 Voordat ik in hoofdstuk 4 de kopijvoorbereiding voor Huygens' Otiorum libri sex uit 1625 bespreek, geef ik een overzicht van alle bronnen waarin Huygens' poëzie is overgeleverd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1 De handschriftenVan elk gedicht dat ik in deze editie opneem, is ten minste één handschrift bewaard gebleven; vaak zijn er meer. De manuscripten maken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deel uit van de grote verzameling handschriften van Huygens die thans in de Koninklijke Bibliotheek wordt bewaard. In grote trekken is de ordening van de gehele verzameling, en daarmee de toekenning van de bibliotheeknummers in de catalogus van Ter Horst, in overeenstemming met de beschrijving die tussen 1785 en 1789 bij de verdeling van de nalatenschap van Susanna Louisa Huygens is gemaakt. Ter Horst baseert zich in 1938 namelijk op de beschrijving in de Catalogus van de Boekerij der Koninklijke Akademie van Wetenschappen uit 1874, waarin prof. Boot de toen herontdekte manuscripten heeft beschreven. Boot heeft zich op zijn beurt voor een eerste verdeling laten leiden door de ordening in pakketten zoals beschreven in de catalogus van de veiling waarop in 1823 de verzameling werd aangekocht. De kavelverdeling voor de veiling komt overeen met de beschrijving in de inventaris die is gemaakt ten behoeve van de erfgenamen van de laatste directe afstammelinge van de dichter.Ga naar voetnoot32 Het komt mij voor dat ook deze inventaris in grote lijnen een toestand heeft vastgelegd die een eeuw lang, namelijk vanaf de dood van de dichter in 1687 tot 1785, in het Haagse Huygenshuis aan het Plein heeft bestaan. De indeling van de schriftelijke nalatenschap gaat dan terug op een eigen ordening door de dichter. In zijn testament schrijft Huygens namelijk:Ga naar voetnoot33 Sal mede hy Constantin in syne bewaering houden ende sorgvuldigh opsluyten alle de schriften by my curieuselyck versaemelt ende ten dele in Boecken gebonden, soo van Groote, oft Geleerde oft anderssins aensienlyke persoonen aen my geschreven, oock insonderheyt die ick van myne eighen handt in prosa ende carmine ende in Verscheyden Taelen kome naer te laeten (...). Hij hoopt dat zijn zoons Constantijn, Christiaan en Lodewijk zijn literaire nalatenschap zullen uitgeven. Vooral de Latijnse brieven zou hij graag gepubliceerd zien ‘als mede van het ghene by nieuwe editien tot myne Latynsche en Nederduytsche Poësien kan werden gevoeght’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De beschrijving in het testament komt overeen met de tegenwoordige verdeling: er zijn verzamelingen van brieven naar taal en status van afzender geordend, er is een band met een titel van Huygens die begint met ‘Prosa Anglica, Italica (...)’ en er is een collectie poëzie in verschillende talen. Huygens heeft zijn gedichten verzameld in wat binnen de Huygensstudie ‘jaaromslagen’ zijn genoemd: éénmaal gevouwen vellen papier met op de voorzijde het jaartal van vervaardiging der gedichten. Deze eigenhandige jaaromslagen zijn nog steeds bij de collectie aanwezig. Ze vormen nu geen aaneensluitende chronologische reeks meer, maar zijn verspreid over de verschillende, blijkbaar later gemaakte, verdelingen naar taal.Ga naar voetnoot34 In de jaren 1873-1874 heeft professor Boot de gedichten herordend. Hij bracht een striktere verdeling over de verschillende talen aan. Soms kon die evenwel niet doorgevoerd worden omdat op één stuk papier gedichten in meer talen waren geschreven, met als gevolg dat een Nederlandstalig vers als nummer [2] bij de Franse terecht kwam en soms een Nederlandse vertaling van een Latijns versje bij de Latijnse gedichten gevonden wordt ([12] en [13]). Boot bracht binnen de chronologische verdeling nog een fysieke onderverdeling in ‘stukken’ aan. Voor de nummering van deze stukken gebruikte hij soms de nummers die op het handschrift een vroegere volgorde aangaven. Zo wijst Strengholt erop dat Boot bij het gedicht Een Comediant [69] van het nummer 19 dat Huygens op het handschrift had genoteerd om de volgorde in de kopij aan te geven, een 9 heeft gemaakt, het nummer van het ‘stuk’, door de 1 weg te raderen.Ga naar voetnoot35 Hoogstwaarschijnlijk heeft Boot bij zijn ordeningswerk de bijeengebleven kopij voor de Otia opnieuw verdeeld over de taalgroepen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1.1 Karakterisering van de handschriftenDe handschriften die in deze editie worden uitgegeven, zijn voornamelijk afkomstig uit de verzameling ka xl: de gedichten in het Nederlands, naar de gedrukte uitgave ervan Korenbloemen genoemd. De globale indeling van Worp in ‘klad, net en kopie voor de drukkerij’, geeft een vertekend beeld. De wetenschappelijke discussie tussen Vermeeren en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Strengholt heeft duidelijk gemaakt hoe voorzichtig men de termen ‘klad’ en ‘net’ moet gebruiken.Ga naar voetnoot36 Vermeeren onderscheidt volgens objectieve criteria autografen en apografen. De handschriften die Huygens eigenhandig heeft vervaardigd (autografen) kunnen op ‘veelal subjectieve gronden’ nader verdeeld worden in: ‘ontwerpen, afschriften, netschriften en sierschriften’. De apografen (afschriften in andere hand) kunnen op objectieve gronden verdeeld worden in apografen die Huygens heeft gezien, blijkens correcties die hij daarop heeft aangebracht, en afschriften waarvan niet bewezen kan worden dat Huygens ze gezien heeft.Ga naar voetnoot37 Van de 119 gedichten in deze editie zijn er 118 in ten minste één autograaf overgeleverd. Het gedichtje [22] is alleen in apograaf bewaard gebleven. Van gedicht [66] heeft Huygens - hij was ziek schreef hij eronder - het slot aan zijn moeder gedicteerd. Later heeft hij de tekst gecorrigeerd. In twee autografen zijn overgeleverd de gedichten: [2], [18], [46] en [82]-[107] (Dit zijn de Dorpen en Stedestemmen). Van [109], Biddaghs Bede, zijn zelfs drie autografen bekend, evenals van [31], Huygens' antwoord op Hoofts propemptikon Behouden Reis. Bij gedichten in meer dan een autograaf is er meestal één opgenomen geweest in de kopij voor de Otia. Apografen zijn behalve voor het al vermelde gedicht [22] bewaard gebleven van de gedichten [25](2x), [29], [30], [43], [46], [49], [50], [79], [80] en [114]. Op objectieve gronden zijn bij deze apografen twee groepen te onderscheiden. De ene groep wordt gevormd door de apografen bij [25], [43], [80] en [114], gedichten die niet in druk zijn verschenen tijdens Huygens' leven. Deze apografen zijn geschreven door ‘één rustige hand’, er zijn geen correcties en nauwelijks doorhalingen in. Ze maken deel uit van een verzameling bijeenhorende kopieën, 20 katernen van twee dubbelbladen, die geschreven moet zijn rond 1686, de datum onder het jongste gedicht. Dit was ook de tijd dat Huygens ‘wat moijelijck geperst [werd], om de reste [z]ijnder vodderijen met de voorste aenden dagh te laten komen’, zoals hijzelf in een brief van 13 december 1686 schrijft. Mogelijk zijn deze kopieën vervaardigd ter voorbereiding van een derde, vermeerderde druk van de Koren-bloemen.Ga naar voetnoot38 Het valt niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit te maken of Huygens deze apografen heeft gezien. Ze bevatten geen correcties of aantekeningen van zijn hand. Een andere groep bij de apografen wordt gevormd door de afschriften bij de gedichten [29]-[30], [49]-[50] en [79], geschreven in een formeel, bijna kalligrafisch schrift. De hand is niet geïdentificeerd.Ga naar voetnoot39 Niet alleen door het schrift behoren deze manuscripten bij elkaar, ook de inhoud brengt ze onder één noemer. Zowel de zogenaamde Schonckensonnetten ([29]-[30]) als de gedichten naar aanleiding van Op een' mis-luckte Muijdsche reijse ([49]-[50]), als Vier en Vlam ([79]) zijn in verband te brengen met P.C. Hooft. Deze handschriften heeft Huygens wel gezien, ze zijn namelijk kopij geworden voor de Otia. De afschriften dateren dus van voor 1625. Het afschrift bij Gedwongen onschuld. mijnen vijand vrede [46] is ook in een formele, bijna kalligrafische hand geschreven, die echter niet dezelfde is als die waarin de Schoncken ([29]-[30]) zijn overgeschreven.Ga naar voetnoot40 Dit afschrift is geen kopij geweest. De apograaf die de enige bron vormt voor [22] is geschreven in Haags-Delflands dialect. De tekst wijkt sterk af van Huygens' gewone vormen.Ga naar voetnoot41 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1.2 Belang van de handschriftenDe handschriften van deze gedichten van Huygens vormen in dubbel opzicht uniek materiaal. Ten eerste zijn het de schriftelijke resultaten van Huygens' creatieproces en ten tweede documenteren de meeste manuscripten de fase dat de dichter zelf zijn creaties gereed maakte voor de druk. Van de 119 hier uitgegeven gedichten zijn 75 handschriften met kopijkenmerken bewaard gebleven.Ga naar voetnoot42 Doordat Huygens bij de kopijvoorbereiding een lichtere inkt gebruikt en een anders gesneden pen, zijn de wijzigingen inderdaad in deze fase te plaatsen. Analyse van de kopijhandschriften levert interessant materiaal op voor de boekwetenschap. Door deze bewaard gebleven kopij naast de gedrukte versie te leggen is het mogelijk een betrouwbare indruk te krijgen van de gang van zaken in de zeventiende-eeuwse drukkerij van Aert Meuris.Ga naar voetnoot43 Bij de herontdekking in de jaren zeventig van de negentiende eeuw, verwoordde Jorissen het belang van de handschriften aldus: (de gedichten van Huygens) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wij vinden ze hier voltooid, of liever, wij zien ze geboren worden. (...) Van het eerste ontwerp tot de eindelijke vaststelling kunnen we de meesten van Huygens' gedichten nagaan. De veranderingen op het handschrift aangebracht, de verschillende copiën, die wij van velen hier aantreffen, verraden ons de geheimen der wording’.Ga naar voetnoot44 Waar Worp het nog ‘onbillijk’ vond ‘om de brouillons van een dichter’ uit te gevenGa naar voetnoot45, onderstrepen moderne filologen als Vermeeren, Hermkens, Zwaan en Strengholt keer op keer de noodzaak terug te keren naar de handschriften, ‘zo belangrijk voor het vaststellen van de zuivere door de dichter gewilde tekst en de wording daarvan (correcties!)’ formuleert Zwaan in 1976.Ga naar voetnoot46 Op beide aspecten, de juistheid van de tekst en de tekstgenese ga ik in het kort in. Het is natuurlijk evident dat een door een dichter eigenhandig geschreven tekst een door de kunstenaar zelf gewilde tekst is. Een, of misschien wel hét, probleem hierbij voor de moderne lezer van Huygens' vroegzeventiende-eeuwse handschriften is gelegen in de tekstvaststelling. In dubbel opzicht: registreren en interpreteren. In veel gevallen wordt dit probleem gecompliceerd doordat bij de registratie en interpretatie versies en lagen moeten worden onderscheiden.Ga naar voetnoot47 Of anders gezegd, in de woorden van Vermeeren, er moeten verklaringen/oplossingen worden gegeven voor: 1. de verhouding(en) van de wisselende versies en hun relatief-chronologische volgorde, en 2. de onderscheiding tussen gelijktijdige en latere doorhalingen, al dan niet vergezeld van toevoegingen en/of veranderingen.Ga naar voetnoot48 Op deze punten schiet de honderdjarige uitgave van Worp tekort. Worp kiest een versie. Gebleken is dat ook de werkwijze van Worp discutabel is. Zijn uitgave naar het handschrift is in veel gevallen niet rechtstreeks naar het handschrift tot stand gekomen, maar via collatie van een gedrukte tekst met het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
handschrift. Dat de uitgave dan op sommige plaatsen niet de door de auteur op het moment van schrijven gewilde tekst geeft, is zo bijna niet te vermijden.Ga naar voetnoot49 Bij de niet tijdens Huygens' leven gedrukte handschriften geeft hij natuurlijk direct de tekst vanaf het manuscript. Ook in zijn weergave van die teksten is soms een fout geslopen.Ga naar voetnoot50 Over de genese van de tekst lichten de handschriften ons minder in dan de boven geciteerde uitroep van Jorissen zou doen vermoeden. Wij zien in de handschriften geen gedichten ‘geboren worden’, zoals dat bijvoorbeeld bij een dichter als Leopold wel het geval is.Ga naar voetnoot51 De manuscripten die ‘kladhandschriften’ of ‘ontwerphandschriften’ worden genoemd, geven altijd al een eerste versie van een gedicht. Wat hij opschrijft, soms op onooglijke stukjes papier, is de schriftelijke neerslag van wat hij al geformuleerd heeft. Latere versies zijn bewerkingen, aanpassingen of uitbreidingen daarvan. De overgeleverde gedichten vertonen altijd ‘voet-maet, rijm’ en vaak ook ‘reden’.Ga naar voetnoot52 Wél vinden wij in sommige handschriften zaken die Huygens' dichterlijke creativiteit hebben begeleid en bevorderd. Om de metafoor van de geboorte aan te houden: de handschriften leveren soms informatie over de oorsprong van het gedicht, over de duur van de draagtijd en over het verloop van de ‘bevalling’. Een heel duidelijk voorbeeld vormt gedicht [37] 'tCostelijck Mall. Het enige handschrift dat van deze satire over is, gaat vergezeld van velletjes papier waarop de dichter citaten noteerde uit een preek van John Williams. Het zijn zijn leesaantekenin- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen, geschreven in de volgorde van zijn lectuur. Deze citaten hebben ‘bevruchtend’ gewerkt.Ga naar voetnoot53 Ook vinden wij te midden van citaten die Huygens behalve aan Williams ook ontleende aan de Polyanthea van Langius, werkaantekeningen als: (fol. 7v, nummer 6) ‘Primò luxum taxare, deinde ad meum excusare ex more’ (Eerst over de overdaad oordelen om daarna die van mij te verontschuldigen met een beroep op de gewoonte). Zo'n aansporing aan zichzelf onthult iets uit de ‘incubatietijd’ van het gedicht en werpt licht op de intentie van de auteur. De voortgang van het schrijven wordt in het handschrift zichtbaar op twee niveaus. Doordat de dichter op een aantal plaatsen in de tekst een datum noteerde, is de ontstaanstijd gegeven. Op microniveau laat het handschrift ook zien, hoe de dichter voortging met het schrijven. Fol. 7r (zie afbeelding bij gedicht [37] 'tCostelick Mall) bevat in twee kolommen de regels 273-358 en 359-470 van Huygens' satire. Behalve in de marge aangebrachte verwijstekens en korte aanduidingen van citaten is op dit blad duidelijk waar te nemen dat de inktkleur niet dezelfde blijft en dat de schrijver meermalen een andere of opnieuw versneden pen is gaan gebruiken. In dit verband wil ik echter vooral wijzen op de groepsgewijze notering van de versregels. Terwijl de alexandrijn of jambische zesvoeter regels van nagenoeg dezelfde lengte oplevert, wisselt op dit blad de lengte van de geschreven regel toch zeer sterk. Met de lengte van de geschreven regel als criterium zijn bepaalde blokken te onderkennen. Betrekken we in de beschouwing bovendien de hellingshoek van de regels, de hoogte van de letters en de penvoering, dan ontdekken wij de eenheden waarin de dichter neerschreef wat hij in zijn hoofd gecreëerd had. Dat dat neerschrijven niet ‘uno spiritu’ gegaan is, moge duidelijk zijn.Ga naar voetnoot54 Ook in de handschriften van andere gedichten kunnen wij kiemcellen, schema's en dateringen aantreffen. Vermeeren noemde ‘een tweetal omschrijvingen’ (...) ‘die een zijlicht op Constanters werkmethode’ werpen: een lijst bij gedicht [71] Aen de Vrije Nederlanden en een schema bij [39] Proeve op 't beghinn der Klachten Ieremiae. Bij het handschrift van Batava Tempe [36] vinden wij Dodonaeus als bron voor wetenschappelijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
informatie over linden, maar ook een werkschema met punten voor verdere behandeling. Een enkele keer kunnen wij ook al in deze vroege handschriften notities van vondsten vinden, zoals later bij de puntdichten veelvuldig voorkomt.Ga naar voetnoot55 Zo noteert Huygens bij zijn print Een Beul [75] naast de beginregels de verzen: Een Hacker uijter hall, meest midden opde Merck[t] Dit contrast tussen een beeldhouwer die in zijn werkplaats aan stenen beelden werkt en de beul, een vleeshouwer (slager), die midden op de markt in mensen hakt, is niet nader uitgewerkt. De notitie ‘Alchymist specht’ bij nummer [58] is uitgegroeid tot de regels 3 en 4 van [62] Een Alchymist: Hij is de wijse beest die inde boomen piekt Met deze voorbeelden is het uitzonderlijke belang van de handschriften, de autografen, duidelijk gemaakt. Als vroegste versie bewaren zij Huygens' gedichten zoals zij hem uit de pen zijn gevloeid in de creatiofase.Ga naar voetnoot56 De ‘oudste staat’ erin vormt het uitgangspunt voor de verdere tekstontwikkeling. Volgende stadia ervan documenteren de praeparatiofase, de fase dat de dichter in zijn tekst veranderingen aanbracht met het oog op de openbaarmaking ervan, hetzij door middel van een afschrift, hetzij door de druk. Terugkijkend kan men de versies die voorafgaan aan de laatste, dan ook wel ‘kladversies’ of ‘ontwerpversies’ noemen. In deze zin gebruik ik deze termen in dit boek. ‘Ontwerpversies’ zijn hier ‘eerste versies’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2 De drukkenHonderd jaar geleden beschreef Worp de drukken van Huygens beknopt onder verwijzing naar de Bibliotheca Belgica waarin op 125 bladzijden Van der Haeghen en Arnold uitvoerig de verschillende uitgaven behandelen.Ga naar voetnoot57 Sedertdien is op bibliografisch terrein over Huygens wel meer bekend | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geworden, maar een bibliografie, of een herziening en aanvulling van de gegevens in de Bibliotheca Belgica, die, volgens Vermeeren in 1967, reeds lang broodnodig was, is er nog steeds niet.Ga naar voetnoot58 Wat volgt heeft dus een voorlopig karakter. De gegevens zijn voornamelijk gebaseerd op literatuurstudie en de Huygenscollectie van de Koninklijke Bibliotheek.
In deze historisch-kritische editie worden ook de gedrukte bronnen opgenomen. Hierbij is een duidelijke scheiding aan te brengen tussen 1. drukwerk dat verscheen vóór 1625, waaronder de Zeeuwse drukken, 2. de Otiorum libri sex die verschenen in 1625 en 3. de gedrukte werken van na 1625, waarin de gedichten uit de Otia, door toedoen van de auteur zelf, zijn overgeleverd. De Otiorum libri sex uit 1625 komen in het volgende hoofdstuk uitvoerig aan de orde; ze vormen Huygens' debuutbundel waarvoor zijn handschriften kopij zijn geweest. Voor de latere drukken is erop teruggegrepen. Hier stel ik eerst aan de orde de voor 1625 gedrukte werken. Daarna bespreek ik de uitgaven van na die datum. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.1 Gedrukte bronnen vóór de Otia (1625) en voor 1622De eerste verzen die van Constantijn Huygens in druk verschenen zijn, waren gelegenheidsgedichten in het Latijn en het Frans. De Leidse promotie van zijn gouverneur Joannus Dedel, die plaatsvond op 8 juli 1613, vormde de aanleiding voor twee gedichten in het Latijn, één aan Dedel en één aan de universiteit gericht. Beide zijn op één half vel gedrukt.Ga naar voetnoot59 Voor het huwelijk van een zoon van Emmery de Lyere, een vriend van zijn vader, schreef de jonge dichter eind december 1615 het Epithalame au mariage de monsr. Guilleaume de Liere avec Madlle. Marie de Leefdael. Soubs les noms de Coridon et Philis. Zo'n vijftien jaar later noemt de auteur in het verhaal van zijn jeugd, dit werkstukje samen met het in deze editie opgenomen Frans- en Nederlandstalige huwelijksgedicht voor Philips de Zoete Houthain en Louise van der Noot (nummer [2]), ‘niemendalletjes’ die de geleerden niettemin een uitgave waardig achtten. Alleen van het huwelijksgedicht op het bruidspaar Van Lier is wel eens een gedrukt exemplaar gesignaleerd.Ga naar voetnoot60 Met het volgende gedicht dat op de pers gelegd is, treedt Huygens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor het eerst buiten de directe kring van vrienden en bekenden. Zijn Larmes sur la mort de feu Monsieur Maurice de Nassau: Qui mourut à la Haye le 5. de Iuin. verscheen in 1617 zonder de naam van de drukker of uitgever en zonder een plaatsaanduiding. Uit brieven die de dichter in deze tijd met zijn broer Maurits heeft gewisseld, is veel bekend over de publicatiegeschiedenis van deze Larmes. Deze druk kan toegeschreven worden aan de Haagse drukker en uitgever Aert van Meurs, de drukker van de Otia. De drukgeschiedenis van dit Franse gelegenheidsgedicht, dat dus niet is opgenomen in deze editie, vat ik hier samen. De gang van zaken bij dit gedicht acht ik exemplarisch voor Huygens' interesse voor en kennis van het zeventiende-eeuwse drukkersbedrijf.Ga naar voetnoot61 Constantijn schrijft op 21 juni 1617 vanuit Leiden, waar hij studeert, aan zijn broer Maurits, die Leiden inmiddels verlaten had om zijn vader bij te staan op de secretarie van de Raad van State, dat hij in een paar uur een treurdicht had geschreven, omdat hij gehinderd door zijn oogkwaal beter kon denken dan lezen of niets doen. Hij vraagt Maurits dit gedicht aan hun vader te laten lezen en er bij hem op aan te dringen het te laten drukken op diens kosten. Als die ‘niemendalletjes’ het waard waren om uitgegeven te worden, dan is dit gedicht zeker de drukpers waardig. De jonge dichter is van mening dat het gedicht de hoogwaardigheidbekleders of de prins onder ogen moet komen. Ten slotte geeft hij te kennen dat het moet worden gedrukt in het lettertype waarin de verzen van Douza verschenen zijn, een voorname cursieve letter. Dat geeft er een verheven cachet aan. Maurits heeft het gedicht inderdaad aan Christiaan Huygens voorgelegd en nadat de dichter op vaders aanraden er een groot aantal wijzigingen in had aangebracht, werd het uitgegeven volgens de instructie die de auteur schriftelijk aan zijn broer Maurits had kenbaar gemaakt: Ik heb, ten slotte, boven elke strofe van zes regels een cijfer geschreven, dat de zetter niet mag weglaten. Over het lettertype ben ik van mening veranderd; ik heb liever dat het Romeinse letters zijn, zulke, de grootte moet jij maar zien. Ik wil alleen dat de afzonderlijke gedrukte bladzijden net zoveel bevatten als in het handschrift staat, zoals je kunt zien 18 verzen. Zo kunnen ze gemakkelijk op één heel vel (...).Ga naar voetnoot62 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook over de oplage en het omslag had de jonge Huygens zijn mening: Het aantal exemplaren is, meen ik voldoende, als wij er 50 à 70 voor ons en onze vrienden achterhouden; voor de rest moet maar gebeuren wat de drukker wil. Als hij er wat wil verkopen, laat hem zijn gang maar gaan mét toestemming van de auteur én misschien wel een kleine winst, gezien het verlangen dat de mensen vandaag de dag hebben naar nieuwe dingen. Zeker in de winkel van Aert worden ze ongetwijfeld gemakkelijk verkocht. Je ziet het wel. Ik wil graag dat de exemplaren die je me stuurt, ingenaaid worden of in blauw of in gemarmerd papier, al naar gelang de maat van vaders mildheid strekt.Ga naar voetnoot63 In 1617 had Constantijn Huygens dus oog voor lettertypen, was hij op de hoogte van de praktijk dat drukkers met ‘vellen’ werken, wist hij dat typografen wel eens niet exact de kopij volgenGa naar voetnoot64 en waren er nauwe contacten met de drukker en boekverkoper Aert van Meurs. In 1619 verschijnt, eveneens bij Aert van Meurs Huygens' eerste Nederlandstalige gedicht: Verclaringh Vande xii. Artijckelen des christelicken geloofs. [vignet] In 'sGraven-Hage. By Aerdt Meuris, Boeckvercooper, inde Pape-straet, inden Bybel. Anno m.dc.xix. Het is als nummer [16] opgenomen in de editie.Ga naar voetnoot65 Nog in hetzelfde jaar verschijnt er bij dezelfde boekverkoper een tweede editie onder dezelfde titel. Nu met Huygens' naamspreuk ‘constanter’ in een rechthoek van typografisch materiaal op het titelblad.Ga naar voetnoot66 Deze druk gaat vooraf aan de eerste druk van: Christelijcke bedenckinghen Over De thien geboden Des Heren. Tot vervolgh op voorgaende verclaeringhe Vande xii Artijckelen Des Christelijcken Gheloofs.Ga naar voetnoot67 Zie in deze editie nummer [17]. Van deze beide gedichten bewerkte Huygens een gedrukt exemplaar tot kopij voor de bundel Otiorum libri sex. Het is interessant te zien dat Huygens voordat hij met geheel zelfstandige publicaties onder eigen naam naar buiten komt, optreedt als lofdichter in een andere uitgave van Van Meurs. Gedicht nummer [35], Op de Vertalinghe vande eerste Weke der Scheppinge vanden Heere van Bartas, door den Baron van Asperen, verschijnt inderdaad in het voorwerk van deze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vertaling uit 1622. Waarschijnlijk heeft Huygens voor deze uitgave zelfs de typografische titel ontworpen. Te midden van zijn handschriften bevindt zich namelijk een ontwerp daarvoor.Ga naar voetnoot68 De volgende Nederlandstalige gedichten van Huygens zullen onder zijn volledige naam, dus niet langer met alleen zijn zinspreuk, verschijnen te Middelburg. Deze Zeeuwse drukken komen hierna aan de orde. Voor de volledigheid wordt hier eerst melding gemaakt van een publicatie in Engeland van de door Huygens in het Latijn geschreven heilwens Academiae Oxoniensi Perpetuum Florere. Huygens schreef dit gedicht tijdens zijn tweede verblijf in Engeland, in 1622. Een drukproef hiervan werd toegevoegd aan de kopij voor de Otia.Ga naar voetnoot69 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.2 De Zeeuwse drukkenDe Staten-Generaal verlenen op 22 juli 1622 aan Jan Pietersz. van der Venne, ‘kunst- en boekverkoper te Middelburg’, voor zeven jaar octrooi op Het costelijck mall en Het Haeghsche Voorhoudt van Constantin Huygens, op Jacob Cats' Het toneel van de mannelijcke achtbaerheyt, behelsende de redenen ende tegenredenen over de weygeringe van de coninginne Vasthi en op de Zeeusche nachtegael.Ga naar voetnoot70 De twee gedichten van Huygens worden hier als aparte publicaties genoemd. Ze zijn echter aanvankelijk bedoeld geweest als bijdragen aan de bundel de Zeeusche Nachtegael, zoals uit het onderstaande zal blijken. Op 25 oktober 1621 schrijft Cats aan Huygens naar aanleiding van een Latijns gedicht dat hij van hem gelezen had en vraagt hem of hij misschien Nederlands werk zou willen afstaan.Ga naar voetnoot71 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit verzoek kwam op het juiste moment. Huygens was met Batava Tempe ([36]) bezig. Na deze aansporing maakt hij dat met enige haast af, zendt het met een brief van 24 november 1621 in een net afschrift naar Middelburg en vertrekt, op 5 december 1621, voor de derde maal naar Engeland. Daar zou hij pas op 13 februari 1623 uit terugkeren. De brief waarmee de dichter zijn jongste pennevrucht wegstuurt, levert belangrijke informatie over de door Huygens gewenste publicatie ervan. Huygens twijfelt eraan of zijn werk wel zo'n geschikte bijdrage gevonden zal worden voor de Zeeuwse onderneming. Als men het afwijst, wil hij het zo snel mogelijk terugkrijgen, om het in Holland te laten drukken. Tijdens zijn afwezigheid zal broer Maurits de zaken waarnemen.Ga naar voetnoot72 Niettemin is hij zeer benieuwd naar wat men in Zeeland van zijn werk vindt. Ook dat schrijft hij in de begeleidende brief. Onderweg naar Engeland geeft hij op zee zelfs zijn nieuwsgierigheid vorm in een gedichtje aan Cats.Ga naar voetnoot73 In zijn brief aan Cats meldt de jonge schrijver ook dat hij opdracht heeft gegeven aan Van de Velde om een illustratie bij zijn Batava Tempe te vervaardigen.Ga naar voetnoot74 Aan het einde van zijn brief merkt Huygens op: Tot slot vraag ik u welgemeend of u ervoor wilt zorgen dat de zetters bij de spelling hun brede zethaak niet van ons handschrift verwijderen en zeker niet van de accenten en de leestekens. Er is een overvloed aan smetten; de mijne mishagen mij al zo, dat daar later niet nog hùn smetten bij moeten komen. Ik beweer overigens niet dat dit handschrift van mij dat van anderen in het schrijven overtreft; Op 16 december antwoordt Cats dat Huygens zich niet ongerust hoeft te maken. Zij zullen er goed voor zorgen. Ze willen zijn fraaie gedicht nog mooier maken door er op passende plaatsen gravures van de vier jaargetijden in op te nemen. (Aan broer Maurits heeft hij intussen de schetsen van Van de Velde gevraagd.)Ga naar voetnoot75 Constantijn is niet erg gelukkig met het idee dat zijn werk zo geïllustreerd wordt. In een brief van 28 december 1621 geeft hij zijn zaakwaarnemer broer Maurits duidelijke instructies dat één plaat genoeg is. De vier jaargetijden zijn geen passende illustraties bij zijn gedicht.Ga naar voetnoot76 Huygens blijft zich intussen bezorgd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maken over de gang van zaken. Blijkbaar heeft hij gehoord dat broer Maurits de Zeeuwen het manuscript van het gedicht heeft teruggevraagd. Ze wilden het waarschijnlijk in de Haagse kringen alvast lezen. Vanuit Londen schrijft Huygens op 3 januari 1622 aan zijn ouders, dat hij wil dat het handschrift in Zeeland blijft. Als er daar een kopie van moet worden gemaakt (voor de zetters of om naar Den Haag te zenden) neemt het aantal fouten alleen maar toe.Ga naar voetnoot77 Een week later schrijft hij trots aan zijn ouders dat Cats hem om een tweede bijdrage heeft gevraagd voor ‘leur raccolte’.Ga naar voetnoot78 Dit wordt 'tCostelick Mall ([37]). Nadat hij op 10 februari zijn broer nogmaals schriftelijk op het hart heeft gedrukt ervoor te zorgen dat de zetters zijn Voorhout niet bederven, vraagt hij aan Cats op de twintigste van die maand enig respijt.Ga naar voetnoot79 Cats antwoordt op 5 maart. Hij bemoedigt hem, feliciteert hem met zijn vermogen om bij alle bezigheden nog de rust te vinden om te dichten en geeft hem het gevraagde uitstel. In Zeeland is men toch nog niet zover met de bundel.Ga naar voetnoot80 Cats meldt in deze brief ook dat hij eindelijk de illustratie waarvoor Van de Velde zou zorgen, via Maurits ontvangen heeft. De prent valt erg tegen. Zij is namelijk niet gegraveerd, maar geëtst. Hij heeft meteen een nieuwe, grotere tekening laten maken, die mét de afbeeldingen van de vier jaargetijden er een aantrekkelijk geheel van kan maken.Ga naar voetnoot81 Hij lijkt zich aan het slot van zijn brief te verontschuldigen voor de ouderwetse gewoonte van de Zeeuwen om boeken uit te geven voorzien van illustraties. Op 22 maart zendt Constantijn Huygens zijn tweede gedicht voor de Zeeusche Nachtegaal naar Cats met een uitgebreide brief, die opnieuw waardevolle informatie bevat over de wensen die de auteur heeft over de vormgeving van zijn gedicht.Ga naar voetnoot82 Opnieuw is de dichter beducht voor zetfouten. De zetters mogen niet van zijn spelling afwijken en zo hun fouten tussen de zijne strooien. De schrijver mag immers niet belachelijk te kijk gezet worden ten overstaan van hen die hij heeft willen uitlachen. Voorts maakt hij zijn excuses voor de ‘lompe’ en ‘armzalige’ etsplaat. Hij had hun niet onder ogen mogen komen. Blijkbaar heeft het zo moeten zijn, want nu hebben de Zeeuwen tenminste de gelegenheid gekre- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen een veel mooiere prent te maken. En als zij van mening zijn dat ook aan dit tweede gedicht een afbeelding vooraf zou moeten gaan, dan gaat hij daar graag mee akkoord. Hij laat de uiteindelijke keuze van de illustraties graag aan hen over. Voor de titelplaat van zijn satire heeft hij - in een postscriptum bij de brief - wel een suggestie: Naar mijn mening zou een afbeelding van de eerste ouders heel goed de titelpagina van mijn werkje kunnen vullen, zó, dat zij ieder apart, zich wendend tot het nageslacht van de eigen kunne, van wie wij de kleedgewoonte aan beide kanten [zowel voor de man als de vrouw] hebben beschreven, overvallen kunnen lijken door de grootste verbazing of afschuw.Ga naar voetnoot83 In hetzelfde postscriptum vraagt Huygens: De aantekeningen die wij in de marge hebben geschreven, verzoek ik u dringend niet weg te laten. Zij kunnen immers, als de bladspiegel dat niet toelaat, onder aan de bladzijde worden toegevoegd; zo mogelijk zou ik namelijk willen laten zien dat ik deze inspanning niet zomaar heb verricht, maar dat ik daar toe gekomen ben door beweegredenen die ik eens in een gesprek hoop te kunnen uiteenzetten. Ook hier weer technisch-typografische aandacht. Tevens zegt de dichter dat hij zijn marginalia belangrijk vindt.Ga naar voetnoot84 Na deze brief blijft het stil. Huygens verneemt in Londen niets meer uit Middelburg. Op 8 mei wordt het Huygens te machtig en schrijft hij een haastig briefje aan Cats: De brief die ik u in maart stuurde, vergezelde een satire, die uiteraard aan mijn andere verzen vastgehecht moest worden. Wat is er sindsdien gebeurd, dat ik geen brief van u meer gezien heb? Uit een brief die Constantijn Huygens op 8 juni aan zijn ouders richt, spreekt zijn ongeduld naar het uitkomen van zijn ‘bladen’ en wordt tegelijkertijd duidelijk welk excuus Cats had: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Voorhout staat nu in het blad, het zou precies het geschikte moment zijn als mijn verzen dat ook zouden doen; Cats wacht alleen nog op de gravures om alles tegelijk in het licht te geven.Ga naar voetnoot86 Deze brief kruist een brief van Maurits waarin hij zich kwaad maakt over ‘l'indiscretion et plattecheyt de ces Mess.rs les editeurs’ van Constantijns poëzie. Maurits, die zegt er niet genoeg verstand van te hebben om zijn broer van advies te kunnen dienen, schrijft hem dat het om een confrontatie met de Zeeuwen te vermijden maar het beste zal zijn zijn gedichten met die andere [namelijk met de Zeeusche Nachtegaal] samen uit te geven. Ze moeten dan wel onder hún naam verschijnen met een woord vooraf waaruit blijkt dat het initiatief niet van Huygens uitgegaan is en dat het is gebeurd tijdens zijn afwezigheid. Volgens de ‘communem formulam: hortatu amicorum’, op aansporing van vrienden.Ga naar voetnoot87
Als de dichter eind juli 1622 nog niets gezien heeft, maakt hij op de 28ste juli aan Cats zijn bezorgdheid nog eens duidelijk: Wat als die Antwerpse plaatsnijder nooit ophoudt met zijn getalm, wat denkt u dan te doen met ons Tempe en onze satire, hooggeachte Cats. Ze zullen toch niet als oud werk het licht zien? Huygens suggereert de proeven van beide gedichten maar naar Den Haag te sturen, tenzij Cats ze zelf zou willen nakijken. Hij wijst nog eens op het jaargetijde, de zomer, die voor het uitgeven van zijn speelsigheidjes heel geschikt is, en vraagt andermaal op te schieten. Lang uitgebleven zaken worden in de verwachting gewoonlijk alleen maar groter en mooier. Aan het slot van zijn brief vraagt hij Cats de zetters vast te waarschuwen dat ze zijn volgende gedichten kunnen verwachten.Ga naar voetnoot88 Zes dagen tevoren had Jan van de Venne op de aparte publicatie van Zeeusche Nachtegael, Batava Tempe en Costelick Mall octrooi gekregen. Huygens' beroep op Cats heeft de verschijning van zijn beide grote gedichten echter toch niet al te zeer versneld. Uit een brief van Maurits aan broer Constantijn van 14 november, dus ruim drie maanden later, wordt duidelijk dat de Zeeuwen aan het zetten zijn of daarmee reeds klaar zijn. Huygens' gedicht Area Magna Ducum is namelijk te laat om erbij gevoegd te worden.Ga naar voetnoot89 Batava Tempe en 'tCostelick Mall zijn waarschijnlijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in december 1622 verschenen. Broer Maurits zendt namelijk begin januari 1623 exemplaren aan Daniel Heinsius.Ga naar voetnoot90 Aan beide gedichten gaat een titelblad vooraf met het fraaie drukkers- of uitgeversmerk van de firma Van de Venne.Ga naar voetnoot91 Beide gedichten vormen aparte bibliografische eenheden, met eigen titelblad, eigen paginering en een eigen reeks katernsignaturen. Ze konden dus apart verhandeld worden.Ga naar voetnoot92 Waarschijnlijk zijn ze evenwel toch zeer vaak gezamenlijk verkocht met als eerste gedicht van de bundeling 'tCostelick Mall. Aan dit gedicht gaan namelijk de lofdichten vooraf:
Alle vier deze gedichten bezingen zowel 'tCostelick Mall als 't Voor-Hout. De uitgave van 'tVoor-Hout heeft geen lofdichten. De bovengenoemde vier drempeldichten zijn gemaakt door Zeeuwse dichters. Ook de titelpagina van 'tCostelick Mall maakt duidelijk dat deze uitgave een Zeeuwse aangelegenheid is. De kapitalen waarin de naam van de adressaat ‘Jacob | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cats’ is gezet, zijn groter zelfs dan die van de naam van de auteur. De eerste pagina van 'tCostelijck Mall draagt boven de door J. Gelle in koper gebrachte tekening van Adriaan van de Venne, nogmaals de titel met prominent in kapitalen de naam van Cats zonder de naam van de schrijver. Ook de pagina waarmee Batava Tempe begint, heeft boven de gravure een auteurloze titel. Een dergelijke opmaak treffen we tevens aan in de bundel waarvoor Huygens' gedichten bedoeld waren, de Zeeusche Nachtegael en in Van de Venne's Tafereel van Sinne-mal.Ga naar voetnoot97 Het laatstgenoemde werk was ook bestemd voor de Nachtegael, maar werd een zelfstandige publicatie volgens mededeling van de uitgever Ian Pietersz van de Venne op de versotitelpagina ‘om oorsaeck, datter veel van eender hant was’. Van Vaeck heeft aangetoond dat de komst van Anna Roemers Visscher naar Zeeland eerder debet was aan deze verschuiving. Haar komst bracht de Nachtegael meer kopij én vertraagde het verschijnen van de bundel zodanig dat de Zeeuwse poëten zelfs haast moesten maken toen hun grote voorman, Jacob Cats, Zeeland in juni 1623 ging verlaten om pensionaris van Dordrecht te worden.Ga naar voetnoot98 Juist in het genoemde Sinne-mal is een reminiscentie aan Huygens' Costelick Mall blijven staan. Onder de Uyt-roep ofte Boel-Coop, van Malle-pracht, dat op zich met het woord ‘Malle-pracht’ al herinnert aan 'tCostelick Mall, staat dit rijmpje gedrukt:Ga naar voetnoot99 Als Adam heeft gespit; en Eva molck, en span,
Waer vond' men doen de pracht van Vrou, en Edelman?
Dit tekstje nu, wordt door Adriaen van de Venne uitgebeeld in zijn tekening bij Huygens' Costelick Mall.Ga naar voetnoot100 Naar mijn idee zou in de oorspronkelijke opzet van de Nachtegael op dit rijmpje Huygens' satire hebben moeten volgen. Overigens heeft Van de Venne ook Huygens' Voorhout als inspiratiebron genoten. Zijn Minne-mall van Dicke-Leendert dat aan ‘Iacob de Gheyn de Jonge’ is opgedragen, beëindigt hij met een aanspraak aan deze Jacques de Gheyn iii, vriend en buurman van de Haagse Huygens: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrient, als ghy de haeghse Linden,
Siet vol Lieve-Mall ghesinden;
Daer ons hugens van vermeldt,
Als hy menigh stapjen teldt
Int voorhoutse schaduw'-lommer,
Daer de vreughd', en jeugden-commer;
En al wat de Min omvat
Sich vertoont, int Linden-Padt,
Denckt dan, met versonde-sinne
Op de Zeeuwsche-dubbel-minne,
Datter altijd Liefde-Mall
(Is te vinden,) over all.Ga naar voetnoot101
De verwevenheid van Huygens' Batava Tempe en Costelick Mall met de Zeeusche Nachtegael blijkt behalve uit bovengemelde zaken expliciet uit de tekst op de titelpagina van de tweede druk van Huygens' werk. Daar staat namelijk: ‘Hier kan by-ghevoeght werden de Zeeusche Nachtegael ende Tafereel van Sinne-mall’.Ga naar voetnoot102 Overgeleverde convoluten duiden erop dat sommige (eerste) bezitters van deze uitgaven deze raad hebben opgevolgd.Ga naar voetnoot103 In een fraaie rood marokijnen band met goudstempeling die nu in de Universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam wordt bewaard, zijn Huygens' gedichten samengebonden met losse vellen van de eerste druk van de Zeeusche Nachtegael. In deze zogenaamde ‘made-up-copy’ heeft iemand een eigen verzameling van werken van en aan Cats aangelegd. 'tCostelick Mall en Batava Tempe horen daarbij.Ga naar voetnoot104 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit het bovenstaande blijkt dat Huygens' ‘Zeeuwse’ gedichten niet in de Nachtegael zijn opgenomen, omdat hij geen uitstel duldde.Ga naar voetnoot105 Keer op keer drong de dichter er bij Cats op aan voort te maken met de bundel. Wanneer zijn gedichten dan eenmaal verschenen zijn, is Huygens niet tevreden. Hij is ontstemd over de eigengereidheid van de Zeeuwse zetters, zoals blijkt uit latere brieven aan Cats. Als Huygens Cats in een brief van 22 april feliciteert met zijn benoeming tot pensionaris van Dordrecht, brengt hij tevens de volgende uitgave van zijn ‘prullen’ ter sprake. Hij twijfelt aan wat er moet gebeuren met de gedichten die hij al naar Middelburg heeft gestuurd, nu ze daar Cats' zorg en toezicht zullen moeten missen.Ga naar voetnoot106 Cats antwoordt per kerende post dat Huygens zich daarover het hoofd niet hoeft te breken. De gebroeders Van de Venne hebben zich erop toegelegd mooie dingen te maken. Ook als Cats uit Middelburg vertrokken zal zijn, blijven er genoeg mensen in hun omgeving over die graag te hulp willen komen. Huygens moet vooral doorgaan met schrijven en wat hij al naar Middelburg heeft gestuurd, aan de zorg van de gebroeders Van de Venne toevertrouwd laten.Ga naar voetnoot107 Als de Haagse dichter echter op 30 oktober 1623 aan Cats meldt dat hij, kampend met een oogziekte, een menigte Characteres bij elkaar heeft gedicht, voldoende voor een boekje, geeft hij ook het volgende te kennen: Terwijl ik die gedichten schreef, kreeg ik een tweede editie van de gedichten die met uw verloskundige hulp in Zeeland zijn verschenen. Onbehoorlijke lieden! die dit regelen zonder met mij af te spreken dat er iemand toezicht houdt, en geen gelegenheid geven de fouten, waarvan de eerste druk wemelt,Ga naar voetnoot108 eruit te halen, wat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toch van het grootste belang is. Kijk, nu ik er door de afstand niet bij ben en zij mij niet elke week losse katernen ter correctie willen sturen, ben ik vastbesloten om of die overige gedichten achter te houden of ze aan mijn Hollanders die tenminste in de buurt zijn, over te dragen om uit te geven, hoewel ik niet kan ontkennen dat de Zeeuwse drukken het in schoonheid ervan winnen.Ga naar voetnoot109 Huygens vraagt Cats dan wat hij vindt dat het beste is om te doen, en tegelijkertijd bindt hij hem op het hart de drukker aan zijn plicht te herinneren. Cats antwoordt onmiddellijk met een hartelijke brief vol medeleven met zijn jonge vriend die zo getroffen wordt door een ziekte aan de ogen: juist dat onderdeel van het menselijk lichaam, waardoor iemand die zich geheel aan de boeken wijdt, zijn hele bestaan en al zijn vreugden in zich opneemt. Aan het einde van zijn brief doet de Dordtse mentor een klemmend beroep op Huygens om zijn gedichten vooral niet achter te houden. En wat de drukker betreft, schrijft Cats, hoeft hij zich geen zorgen te maken. Cats heeft hem leren kennen als een fatsoenlijk man, hij zal zeker al Huygens' nieuwe gedichten naar zijn wensen afwerken.Ga naar voetnoot110 De ‘Zeeuwse kwestie’ komt tot een plotseling einde als blijkt dat Huygens' Hollandse drukkers uit eigen beweging werk van Cats en Huygens willen uitbrengen. Zij wensen dat op grond van een gerucht dat er in Amsterdam door een drukker die zich niet heeft bekommerd om het privilege, al zo'n editie met gedichten van Cats en Huygens zou zijn gedrukt. Huygens overweegt, zo schrijft hij in een brief van 8 november 1623 aan Cats, zijn Characteres dan maar te voegen bij wat er al gedrukt is. Hierbij onderkent hij een juridische moeilijkheid waarover hij Cats' oordeel vraagt: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Denkt u dat, als ik tegelijk met die eerdere gedichten nieuwe wens uit te geven, het privilege aan de auteur verbiedt wat een derde, zelfs zonder overeenkomst gedaan kan krijgen?Ga naar voetnoot111 De jonge dichter is ook al met de financiële kant van de zaak bezig. In dezelfde brief vraagt hij namelijk aan Cats wat er waar is van wat hij uit een andere hoek heeft vernomen dat hij aan zijn bundel Emblemata een aardig winstje zou hebben overgehouden. Hij wil dat recept om winst te maken dan ook wel leren kennen. Huygens verontschuldigt zich als het ware voor deze, ook toen waarschijnlijk al tamelijk impertinente vraag, door een beroemde regel uit Horatius' Ars poetica (r. 343) te betrekken op hun verhouding van leerling tot leraar: Per slot van rekening bent u degene die mij als een beginneling hebt geleerd het nuttige met het aangename te verbinden, waardoor men, naar men zegt, pas echt scoort.Ga naar voetnoot112 Het nuttige wordt dan hier financieel voordeel. In zijn antwoord legt Cats uitvoerig uit hoe zijn bundel Emblemata gedrukt werd en dat hij er niet aan verdiend heeft.Ga naar voetnoot113 Het gevraagde advies geeft hij in deze juridische termen: Wat mij buiten twijfel voorkomt is dat hij aan wie de auteur enig werk overdraagt, zelfs zonder dat de auteur dat weet, het privilege kan verwerven en de auteur zelf daarin kan dwarsbomen; want in die ene overeenkomst wordt ook die andere begrepen, zonder welke die eerste niet behoorlijk kan worden uitgevoerd. Maar een werk dat een poëtische geest heeft, zoals uw werken vaak, kan niet goed zonder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
privilege worden gedrukt, omdat er meteen mensen komen die hun zeis in andermans koren zetten, zoals u zelf vertelt dat onlangs met uw en onze gedichten is gebeurd.Ga naar voetnoot114 Huygens kan dus niet, zelfs niet als auteur, om het privilege heen dat op 22 juli 1622 aan Van de Venne was verleend voor de duur van zeven jaar. Nu hij een uitgebreide herdruk van zijn gedichten in Holland, bij zijn vaste uitgever Aert Meuris, wil laten verschijnen, ontstaat voor de dichter een paradoxale situatie. Hij wenst zijn Zeeuwse gedichten opnieuw te laten zetten, ‘omdat ze wemelen van de fouten’. Hij wil dat dichtbij huis laten doen, door een drukker die aankondigde een ongeoorloofde nadruk ook te gaan nadrukken. Aan die herdruk wil Huygens dan zijn nieuwe gedichten toevoegen, maar omdat hij het privilege moet respecteren, kan hij zijn Batava Tempe en zijn Costelick Mall niet buiten Van de Venne om uitgeven. De gedichten waarmee hij debuteerde en die een heruitgave behoeven, zouden dan niet opgenomen kunnen worden, wat hij een ongewenste situatie moet hebben gevonden. Hij ontkomt aan deze paradox door de editie waarop Van de Venne het privilege heeft, niet opnieuw te laten zetten door zijn Haagse drukker, maar de exemplaren van de tweede oplage van Van de Venne op te kopen en deze, met een nieuw titelblad als ‘Boek iv’ in zijn Otiorum libri sex op te nemen. Hij neemt de fouten dan maar voor lief. In dit verband is het wellicht veelzeggend dat het verzoek van Aert Meuris ‘om te hebben octroy opte boucken van C. Huygens’ op 30 mei 1625 door de Staten-Generaal ‘is affgeslagen’.Ga naar voetnoot115 Op ‘Boek iv’ bezat Van de Venne een privilege tot 1629. Waarschijnlijk vond ook de auteur het raadzamer de zeggenschap over zijn werk niet een tweede maal geheel aan een drukker over te geven en heeft hij deze afwijzing zelf bevorderd, bijvoorbeeld via zijn broer Maurits, die als secretaris van de Raad van State regelmatig ambtshalve met de Staten-Generaal in contact stond. Van een eigen privilege, zoals Huygens later voor zijn bundel Latijnse gedichten, de Momenta desultoria van 1644, zou verwerven, is mij voor de Otia niets gebleken.Ga naar voetnoot116 Een dergelijk verzoek past ook niet goed bij de bedoeling die Huygens met zijn bundel had.Ga naar voetnoot117 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De geschiedenis van de in Zeeland gedrukte bronnen voor deze editie gaat op dit punt over in een bespreking van de ontstaansgeschiedenis van de bundel Otiorum libri sex uit 1625. Daaraan is het volgende hoofdstuk gewijd. Hier wordt verder aandacht besteed aan de bronnen die gedrukt zijn na 1625. Achtereenvolgens komen aan bod: de herdrukken der Otia, de eerste druk der Koren-bloemen uit 1658 en de tweede druk daarvan uit 1672. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.3 Herdrukken van de OtiaIn 1634 verschenen te Haarlem bij Johannes Passchasius a WesbuschGa naar voetnoot118 herdrukken van Huygens' Otiorum libri sex uit 1625 met een Latijnse en met een Nederlandse titel.Ga naar voetnoot119 Hans Passchier van Wesbusch heeft zich voor deze uitgave in oblong 16o volledig gebaseerd op een exemplaar van de editie die in 1625 door Aert Meuris in Den Haag was gedrukt. In 1641 verscheen hiervan een herdruk.Ga naar voetnoot120 Drie jaar later kwam er te Amsterdam opnieuw een herdruk van de Otia van de pers, ditmaal in 12o, nu gedrukt door Jacob Lescaille en uitgegeven door Joost Hartgers. Deze uitgever meende blijkbaar in hetzelfde jaar waarin Huygens' Momenta Desultoria verschenen, iets te verdienen met deze bijna twintig jaar oude verzameling, die hij voorzag van een Nederlandstalige titelpagina. Om te benadrukken dat dit de Nederlandse poëzie van Huygens was, wijzigde Hartgers ook de volgorde van de ‘boeken’. De Nederlandse komen voorop.Ga naar voetnoot121 Deze herdrukken zijn geheel buiten Huygens om tot stand gekomen. Een steekproef heeft uitgewezen dat de tekst van gedicht [16] Schriftmatigh verlengh der Artyckelen onses Geloofs in alle hier genoemde edities, de tekst van de Otia is.Ga naar voetnoot122 Deze nadrukken van de bundel Otiorum libri sex die in 1625 zonder privilege was verschenen, heb ik niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opgenomen in (het variantenapparaat van) deze editie.Ga naar voetnoot123 Aan de tekstontwikkeling dragen deze nadrukken niet bij. Ze hebben natuurlijk wel waarde in een onderzoek naar de receptie van Huygens' teksten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.4 Koren-bloemen 1658Koren-bloemen, Nederlandsche gedichten van Constantin Huygens Ridder, Heere van Zuylichem, Zeelhem, ende in Monickeland: Eerste Raad ende Rekenmeester van S. Hoocheit den Heere Prince van Orange. In xix boecken. In 'sGraven-Hage By Adriaen Vlack m.dc.lviii.Ga naar voetnoot124 Lange tijd heeft een opmerking van Vermeeren de status bepaald van deze Koren-bloemen, Huygens' grote verzameluitgave van alle Nederlandse poëzie die hij tot aan 1657 had geschreven. In zijn al eerder aangehaalde studie over ‘de werkmethode van Constantijn Huygens’ stelt Vermeeren: Bijzondere zorg schijnt hij [Huygens] aan het drukken zijner opera niet besteed te hebben, en slechts waar het onderwerp hem zeer na aan het hart lag zorgde hij ervoor, dat de editie niet geheel en al buiten hem omging. Zo vertrouwde hij de uitgave van Hofwijck in 1653 aan zijn zoon Constantijn toe. Niets daarvan blijkt echter bij de editio princeps der Korenbloemen, die wel mede daarom ook in haar technische aspecten blijk geeft van een slordigheid, welke moeilijk met Huygens' eigen nauwkeurigheid te rijmen valt.Ga naar voetnoot125 Vermeerens visie werd overgenomen door Zwaan in zijn editie van Huygens' Avondmaalsgedichten en Heilige dagen.Ga naar voetnoot126 Ook Verkuyl sluit zich daarbij aan in zijn bespreking van Huygens' vertaling van Guarini's Pastor Fido, zij het met enige aarzeling wegens de toevoeging van een versregel die nog in de Otia ontbrak.Ga naar voetnoot127 Studies door Vermeer, De Kruyter, Strengholt en Hermkens hebben echter voor afzonderlijke gedichten of reeksen aangetoond dat de auteur zich wel degelijk met de uitgave van 1658 heeft beziggehouden.Ga naar voetnoot128 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Strengholt maakt in dit verband een onderscheid tussen kopijvoorbereiding en correctie. Bij het klaarmaken van de kopij is de dichter intensief betrokken geweest. Met de correctie schijnt hij zich niet of nauwelijks te hebben ingelaten. Strengholt wijst ter verklaring hierbij op Huygens' drukke werkzaamheden in 1657 en op zijn ernstige ziekte die hem in het najaar van dat jaar zelfs voor zijn leven deed vrezen. Christiaan, de tweede zoon van de dichter, heeft zich in deze tijd beziggehouden met het verzamelen van lofdichtenGa naar voetnoot129 en met de correctie van ‘de faulten oft misslaegen van Rammazeijn de drukker’.Ga naar voetnoot130 De gedichten uit de Otia zijn heruitgegeven in de eerste vier ‘boecken’ van de Koren-bloemen 1658. Zonder twijfel heeft een gecorrigeerd exemplaar van de Otiorum libri sex uit 1625 deel uitgemaakt van de kopij voor dit verzameld werk.Ga naar voetnoot131 Substantiële varianten in de gedichten die in deze historisch-kritische editie worden uitgegeven, wijzen daarop. Deze varianten zijn in het apparaat opgenomen. Hier wordt volstaan met enkele algemene opmerkingen hierover. Dat Huygens bij de kopijvoorbereiding betrokken is geweest blijkt uit de wijziging van zeer veel titels, de weglating van de in Romeinse cijfers gegeven dateringen uit de Otia en uit de toevoeging van dichtregels in de gedichten [37], [44], [65] en [112]. Correcties van drukfouten uit de Otiorum libri sex zijn bijvoorbeeld aangebracht in de ‘Zeeuwse’ gedichten [36] Batava Tempe, de regels 757 en 759, en [37] 'tCostelick Mall, regel 14.Ga naar voetnoot132 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.5 Koren-bloemen 1672Na de dood van de Haagse uitgever Adriaen Vlack in 1666 of 1667 wist de Amsterdamse drukker en boekverkoper Johannes van Ravesteyn het restant te verwerven van de oplage van Huygens' Koren-bloemen uit 1658.Ga naar voetnoot133 Van Ravesteyn voorzag de titelpagina van deze uitgave van een strookje met de mededeling: Worden nu gevonden t'Amstelredam, by Johannes van Ravesteyn, op 't Water, in 't Schrijf-boeck. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er is slechts één exemplaar met een dergelijk aangepast adres overgeleverd, thans opgenomen in de collectie van de Universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam.Ga naar voetnoot134 Bij dezelfde Amsterdamse uitgever verscheen in 1672: Koren-bloemen. Nederlandsche gedichten van Constantin Huygens Ridder, Heere van Zuylichem, Zeelhem, ende in Monickeland: Eerste Raad en Rekenmeester van sijne Hoogheit den Heere Prince van Orange. Tweede druk, Vermeerdert tot xxvii boecken. [Drukkersmerk: Elia met de raven] t' Amstelredam, By Johannes van Ravesteyn, Boeckverkooper, en Ordinaris Drucker deser Stede, 1672.Ga naar voetnoot135 Aan deze uitgave is in de Huygensfilologie de hoogste autoriteit toegekend: het is de laatste tijdens het leven van de dichter tot stand gekomen druk, waaraan grote zorg is besteed: De interpunctie is zorgvuldiger, apostroffen (mijn' enz.) worden aangebracht, drukfouten worden verbeterd, de keus van majuskel of minuskel lijkt nauwkeuriger, er wordt soms een buiging aangebracht die 1658 niet had.Ga naar voetnoot136 Een gecorrigeerd exemplaar van de editie-1658 heeft tot de kopij voor de editie-1672 behoord, zoals door diverse editeurs van verschillende werken van Huygens reeds is vastgesteld.Ga naar voetnoot137 In het variantenapparaat van deze editie heb ik de substantiële varianten uit de Koren-bloemen van 1672 opgenomen. Huygens heeft zich zeker bemoeid met de kopijvoorbereiding. In een enkel geval (gedicht [73], regel 61) heeft hij zelfs een halve eeuw na dato een regel toegevoegd die in de Otia uit 1625 en de Koren-bloemen van 1658 ontbrak. Voor het eerst ook nam Huygens in deze editie van zijn verzameld werk gedicht [48] Muijden ick kom op. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Correcties komen voor op 43 plaatsen bij 23 gedichten.Ga naar voetnoot138 Opvallende koploper hierbij is gedicht nummer [44], de vertaling uit Il Pastor Fido.Ga naar voetnoot139 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 De drukgeschiedenis van de Otia4.1 KopijDe kopij voor Huygens' Otiorum libri sex is grotendeels bewaard gebleven. Zij bestaat uit handschriften en exemplaren van al eerder gedrukte stukken waarin de dichter wijzigingen aanbracht. Voor deze kopij, behalve voor de twee eerste afdelingen die naar taal zijn samengesteld, volgde de dichter een inhoudelijk ordeningsmodel dat, vóór hem alleen bij Neolatijnse bundels werd toegepast.Ga naar voetnoot140 Hij bundelde zijn gedichten in zes boeken: 1. Farrago latina 2. Les efforts francois & italiens 3. Bibel-stoff 4. 'tKostelick Mall ende 'tVoorhout: Met weinigh meer. 5. De Stemmen eeniger Steden ende Dorpen van Holland: Mitsgaders siine [Huygens'] Characteres oft Printen 6. Van als. Aan deze boeken gaat het voorwerk, dat opdrachten en lofdichten bevat, vooraf. In het navolgende wordt de gehele kopij voor de Otiorum libri sex besproken. Alleen de Nederlandse gedichten hieruit lichten is niet zinvol. De drukgeschiedenis daarvan is immers een onlosmakelijk deel van die van de hele bundel. Gegevens ontleend aan Huygens' werkwijze bij de Franse gedichten kunnen bijvoorbeeld ook licht werpen op zijn behandeling van Nederlandstalige poëzie. De volgende pagina's geven in een tabel [tabel 1] een overzicht van de complete kopij van de Otia. Ik heb daarin uitgaande van de plaats in de definitieve druk bijeengebracht: een korte aanduiding van de inhoud, de bewaarplaats van de kopij, kopijkenmerken, de datering die in de kopij wordt aangetroffen en het nummer van het gedicht in deze editie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om de bespreking te vergemakkelijken geef ik hier eerst de precieze samenstelling van het resultaat van de kopij: Huygens' bundel kent deze collatieformule:Ga naar voetnoot141 4o (a)-(c)4(d)2; A-F4(F4 blanco) (∴)2G-H4I4(I3,4 blanco) (:)2 K-P4Q2; *4(- *) 2A-C4; 3A4(-A)B-D4E2; 4A-Y4Z2. Het boek is in kwarto: het bestaat uit vellen bedrukt papier die tweemaal gevouwen zijn tot katernen van acht pagina's. Elk vel is gesigneerd met een teken of een letter. Het totale aantal katernen bedraagt: ½ + 3½; 15½ + 2 × ½; 4 + 4½; 22½ = 51½. Het aantal pagina's is dan: 32 + 132 + (68-4) + 180 = 408. In bovenstaande opbouwformule heb ik door middel van puntkomma's aangegeven waar een nieuwe reeks signeringen begint. Elke reeks vormt een eigen eenheid in de productie van het boek. Wij kunnen in Huygens' Otiorum libri sex de volgende productie-eenheden onderscheiden: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. (a)-(c)4(d)2Dit is het voorwerk. Na een ongesigneerd half vel met de titelgravure die een blanco versozijde heeft, en het gegraveerde portretGa naar voetnoot142 volgt drieëneenhalf bedrukt vel met de typografische titel met op de versozijde een inhoudsopgave, en de opdrachten en lofdichten. Het voorwerk telt dus 4+28 pagina's die overigens niet genummerd zijn. De laatste bedrukte pagina hiervan is [(d2)]r: het titelblad voor boek 1. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. A-F4(F4 blanco) (∴)2G - H4I4(I3,4 blanco) (:)2 K-P4Q2Dit zijn de boeken 1. (Farrago latina), 2. (Les efforts francois & italiens) en 3. (Bibel-stoff). De signering met letters loopt door van A tot Q en wordt tweemaal onderbroken door halve katernen die anders gemerkt zijn: (∴)2 voor titelblad en opdracht van boek 2 en (:)2 voor titel en opdracht van boek 3. Deze tussengevoegde tweemaal vier bladzijden zijn niet gepagineerd. De vellen A-Q zijn wél genummerd, de paginering loopt van 1 (blad A) tot en met 115 (blad Q). De in de collatieformule aangegeven blanco bladen zijn daarbij niet meegeteld. De laatste bedrukte pagina van deze eenheid is [Q2]r: dit is het titelblad voor boek 4: 'tKostelick Mall ende 'tVoorhout: Met weinigh meer. Alles van den Zeewschen Druck, ende midsdien onoversien, onverbetert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3a. *4(-*) 2A-C4
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorafgaande productie-eenheid is genoemd, wordt gevormd door de Groete [38] op C2v-[C4] van 3a en door het Tetradakruon op Ev-[E2]v van 3b. Huygens heeft de katernen van deze Zeeuwse drukken gewoon in zijn nieuwe bundeling Otia mee laten binden met verwijdering van de oorspronkelijke titelbladen (* en 3A). De onderdelen 3a en 3b zijn dus niet opnieuw gezet.Ga naar voetnoot143 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. 4A-Y4Z2Dit onderdeel van de bundel bestaat uit boek 5 (Characteres oft Printen) omvattend de bladen A-K3r en boek 6 (Van Als) waarvan de titelpagina gedrukt is op [K4]r en de tekst loopt van L tot [Z2]r. Blad [Z2]v levert een lijstje drukfouten. De paginering is doorlopend vanaf A, dat heel uitzonderlijk voor een titelblad het nummer 1 draagt, tot aan [Z2]r met het cijfer 181. De laatste bladzijde is niet gepagineerd. De nummering kent twee afwijkingen: één in katern K, en een ‘normale’ fout van de zetter: pagina 134 draagt namelijk abusievelijk nummer 118. Katern K vormt de overgang tussen boek 5 en boek 6. Na het reguliere katern I dat eindigt met pagina 72, begint K met pagina 73, doorlopend tot 75 (K2r). Blad K2v draagt echter niet nummer 76 maar nummer 78. Deze nummering wordt voortgezet, zodat blad [K4]r, dat is het titelblad voor boek 6, nummer 81 heeft. Katern L dat begint met het opdrachtgedicht Aen myne vrienden in Zeeland, heeft nummer 83. De blanco bladzijden in katern K zijn dus meegeteld in de paginering. Het paginacijfer waarmee katern L zou beginnen stond al vast. Het katern was misschien al gezet. De zetter kon niets anders doen dan de fout overnemen. Een blik in de handschriftelijke kopij leert namelijk dat de paginerings-fout daar al voorkomt. Bij gedicht [112] schrijft Huygens in het handschrift op fol. 37r: ‘K3. fol. 75’ en op de volgende bladzijde: ‘K4. fol. 78’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2 DateringUit Huygens' correspondentie weten wij dat omstreeks half april 1625 nog ca. tien of twaalf katernen gedrukt moesten worden.Ga naar voetnoot144 Gedrukt waren toen dus reeds zo'n 40 vellen, inclusief de 8½ vel Zeeuwse druk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Combineren we de beschrijving uit de vorige paragraaf met de beschikbare gegevens omtrent de datering, dan komen wij tot het volgende overzicht: 1. Het voorwerk kan pas gezet zijn na 27 mei 1625, de dag van de voltooiing van de prozaopdracht aan Heinsius.Ga naar voetnoot145 2. De boeken 1, 2 en 3 zijn na 11 januari 1625 gereed gekomen. Het laatste katern van boek 1 (F) bevat de Latijnse grafdichten die Huygens schreef ter nagedachtenis van Nomna van Lintelo. Een van deze gedichten draagt in het handschrift de datum 11 januari 1625.Ga naar voetnoot146 Ook het laatste katern van boek 2 eindigt met een grafschrift ter memorie van dezelfde dame. Dit keer een gedicht in het Italiaans dat in de druk gedateerd is op 1625. Boek 3 is gezet na 13 oktober 1624, de datum onder Biddaghs-bede [109], waarmee dit boek opent. De tussengevoegde, niet gepagineerde titelbladen kunnen nog weer later zijn gezet en gedrukt. 3. De laatste productie-eenheid is voltooid na 19 april 1625, de datum onder Huygens' Sermo aan Barlaeus, dat met excuus niet op de geëigende plaats kon komen.Ga naar voetnoot147
De tien à twaalf medio april 1625 nog te drukken katernen waren dus bestemd voor het voorwerk (4 vel), mogelijk voor de titels der boeken 2 en 3 (1) maar vooral ter aanvulling van de boeken 5 en 6. Gezien het feit dat Huygens in maart-april 1625 alleen vanaf katern P nog uitgesproken veranderingen aanbracht in de volgorde, ligt het voor de hand ervan uit te gaan dat de aanvulling gebeurde met de katernen P tot en met Z (8½ katern). Als Huygens aan Hooft de reeds gedrukte vellen stuurt, schrijft hij dat de tien of twaalf vellen die nog ontbreken ‘mijnen zetter weinigh meer als drij weken (zullen) besigh houden’. Huygens' zetter zet dus zo'n vier vel per week. In april had hij van de Otia ca. 30 katernen gezet, namelijk het totaal minus de 8½ van de Zeeuwse drukken en de 12 die nog te verwachten waren. Over dit zetwerk zou Huygens' zetter zo'n zeven à acht weken hebben gedaan. Dit houdt in dat het zetten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
begonnen moet zijn eind januari-begin februari. Het is voltooid na 27 mei 1625. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3 KopijvoorbereidingDeels voorafgaand aan het werk van de zetter, deels gelijktijdig daarmee bereidt Huygens de kopij voor zijn bundel voor. Deze voorbereiding houdt zowel selectie in als het eigenlijke persklaar maken. Interessant hierbij is een bewaard gebleven aantekening waarin de dichter de inhoud van zijn boek op een rijtje zet:Ga naar voetnoot148
Links van dit rijtje noteerde Huygens de inhoud van het voorwerk:
In deze opsomming komt de opdracht aan Cats, Hooft en Heinsius niet voor. Deze opdracht in versvorm dateert van 22 november 1624. De opdracht heeft aanvankelijk wel deel uitgemaakt van de kopij. Het handschrift bevat namelijk in Huygens' hand de aanwijzing: ‘Dit in Romei- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen.’Ga naar voetnoot149 De opdracht aan Heinsius schreef Huygens eind mei 1625.Ga naar voetnoot150 Deze inhoudsopgave van het voorwerk is dus ook op het einde van mei 1625 te dateren. In het vervolg bespreek ik de selectie van de kopij voor de hierboven genoemde zes boeken, met nadruk op de gedichten in het Nederlands. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3.1 SelectieDe inhoud van de boeken iv en v staat voor de dichter vast. Beide boeken dragen, als enige van de zes, als boektitel de titels van het werk dat erin te vinden is. De andere boeken hebben een titel waarin het verzamelkarakter uitgedrukt wordt: Farrago, Van Als, Bibel-stoff, Efforts. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3.2 ‘Dit niet te drucken’Criteria die Huygens gehanteerd kan hebben bij de selectie voor deze ‘verzamelboeken’, zouden wij kunnen afleiden uit wat hij in portefeuille hield. Wij gaan er dan van uit dat alles wat Huygens schreef bedoeld was voor de openbaarheid. De grote hoeveelheid bewaard gebleven niet gedrukte gedichten, soms met de uitdrukkelijke aanwijzing: ‘Dit niet te drucken’, geeft aan dat dit een te eenvoudige voorstelling van zaken is. Strengholt onderkent voor het in portefeuille houden bij Huygens formele en inhoudelijke motieven.Ga naar voetnoot151 Formele redenen zijn: 1. de onvoltooidheid; 2. de niet bevredigende metriek; 3. de onbeduidende thematiek van het gedicht. Inhoudelijke criteria liggen op het terrein van de welvoeglijkheid tegenover personen of instellingen. Van de 119 Nederlandstalige gedichten die in deze historisch-kritische editie zijn opgenomen, heeft Huygens er 34 niet in zijn eerste verzamelbundel uit 1625 willen publiceren.Ga naar voetnoot152 Onvoltooid gebleven en daarom niet in de Otia opgenomen zijn drie gedichten of fragmenten, waaronder een Print die misschien Een tollenaar had moeten heten.Ga naar voetnoot153 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een tiental gedichten uit de periode 1614-1619 zal Huygens niet hebben willen publiceren omdat ze, in de formulering van Strengholt, voor hem vermoedelijk ‘het karakter hadden van eerste proeven, waar nog te zeer de ongeoefende hand van de beginner in te bespeuren viel’.Ga naar voetnoot154 Huygens heeft zich in zijn Otiorum libri sex niet willen presenteren als een beginneling. Niet heeft hij willen publiceren het gedicht waarop Hugo de Groot als commentaar had: ‘Dat hy in de Poesie soo in dije als in andre taelen soude connen excelleren soo hy hem ernstelijck daer toe wilde begeven.’Ga naar voetnoot155 Ook de gedichten uit 1619 waarin hij, een jong dichtertje nog, de beroemde Anna Roemers Visscher misschien wel te zeer roemt alsmede zijn verzen voor de Bredase rederijkerskamer uit hetzelfde jaar die voor een belangrijk deel als eigenroem kunnen worden uitgelegd, publiceert hij niet.Ga naar voetnoot156 Te onbeduidend om mee voor de dag te komen vindt Huygens waarschijnlijk zijn Request Aen Anna en Tess. Visschers door Nicht S. van Baerle te presenteren om twee beschreven ruijten [61], zijn Een koortsich [of siecke] vrindt Aen Trellos kindt [64] of het nieuwjaarsversje Aen Joffw. Isab. Doublet, met een gedraeijd doosken [114]. De gedichten die ‘een delicate aangelegenheid van hoogstpersoonlij ke aard’, namelijk Huygens' relatie met Dorothée van Dorp, behande len, zal hij om die reden hebben achtergehouden.Ga naar voetnoot157 De print Een professor heeft de dichter in portefeuille gehouden om de Leidse hoogleraar Heinsius, die zich in deze typering zou kunnen herkennen, niet te kwetsen.Ga naar voetnoot158 Onder zijn Nederlandstalige jeugdverzen is één sonnet dat Huygens niet aan de openbaarheid heeft willen prijsgeven, omdat de strekking daarvan politiek gevoelig, d.w.z. remonstrants, zou kunnen worden uitgelegd: gedicht [19] Op 't claechdicht van Anna Roemer Visschers aen d' Heere Grotius.Ga naar voetnoot159 In boek 1, de Farrago latina heeft hij verder nog bij twee gedichten gedeelten achtergehouden. Het betreft hier het vers Concordia discors en zijn Ex Anglia redux. De weggelaten passages zouden zijn mening aangaande de vaderlandse godsdiensttwisten te duidelijk weer- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geven.Ga naar voetnoot160 Gedicht [48] Muyden ick kom is wel voor de druk gereed gemaakt maar niet opgenomen in de Otia omdat Hooft toestemming weigerde voor de publicatie van de discussie over de Eenparicheijt der dichten waarin dit vers figureert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3.3 Wel gedruktInteressanter misschien dan het uitspreken van vermoedens waarom Huygens sommige gedichten níet heeft opgenomen, is te trachten voor de wél gepubliceerde verzen achterliggende extra redenen te vinden. De voor de hand liggende argumenten (de poëmen waren goed, metrisch in orde en niet controversieel) noem ik hierbij niet. Ik wil ook niet bij elk gedicht per se extra redenen onderkennen. Maar door de ‘boeken’ eens langs te gaan, wordt mogelijk een bepaald selectiepatroon zichtbaar. Ik concentreer me hierbij wederom op de Nederlandstalige gedichten. Het eerste boek met poëzie in het Nederlands is boek iii Bibel-stoff. (Het voorwerk bespreek ik aan het slot van deze paragraaf.) Dit boek draagt Huygens in zijn geheel op aan zijn moeder. Zij kan eruit concluderen dat haar ‘sorgvuldige opvoeding in dit herte [dat van de dichter] eenen grond ghelaten heeft, die, na het sijne Ieughd ontworstelt sal wesen, waerschijnelicke vruchten belooft’.Ga naar voetnoot161 Het boek begint vervolgens met [109] Biddaghs-bede, een gedicht waarin Huygens zich manifesteert als ‘voorbidder van de natie’. De prominente eerste plaats ervan duidt erop dat de dichter zich werkelijk wil profileren als ‘dichter van de natie’.Ga naar voetnoot162 Na [39] Proeve op't beginn der Klachten Jeremiae en [11] een bewerking van psalm 114, gedichten die zeer wel in verband gebracht kunnen worden met de godsdienstoorlogen waarmee Europa in het eerste kwart van de zeventiende eeuw werd geconfronteerd, volgt een tweetal poëtische uitbreidingen van fundamentele geschriften van de christelijke religie. Zowel [16] Schriftmatigh verlengh der Artijckelen onses Geloofs als [17] Verlengh der twee Gebods-tafelen Gods waren eerder gepubliceerd. Het succes ervan wilde de dichter waarschijnlijk prolongeren. Het boek Bibel-stoff eindigt met [41] De uytlandige Herder, opgedragen aan Daniel Heins. In dit laatste gedicht combineert Huygens op virtuoze wijze zijn bekommernis om het vaderland, zijn religieuze bewogenheid en zijn persoonlijke tweespalt als ‘Ballingh’ en ‘Vreemdelingh van 'sVaders Kust’. Boek iv is een letterlijke reprise van zijn succesvolle Zeeuwse publicaties [37] 'tCostelick Mall en [36] Batava Tempe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In boek v komt Huygens met in tweeërlei opzicht nieuw werk naar buiten. Het is recent, want gemaakt in 1623-1624, en het is van een tamelijk onbekende soort in het Nederlands. Het boek bevat twee reeksen: De stemmen eeniger steden en dorpen in Holland [83]-[107] en de Characteres oft printen.Ga naar voetnoot163 In het gedicht waarmee hij de Stedestemmen aan de steden van Holland aanbiedt, noemt Huygens zijn luit onbekend, ‘maer best genegen Snaren Ten roem van uwen naem’. Ook hieruit spreekt dus vaderlandsliefde. Het grootste deel van boek v is gewijd aan de ‘printen’, ‘dese onder ons nieuwe maniere van Schriften’.Ga naar voetnoot164 Zij vormen als het ware het vruchtbeginsel waaruit de complete bundel Otiorum libri sex is gegroeid. ‘En aldus is tot mijn verbazing het weinige dat ik voor mijn plezier als oefening in Karakters bijeen geschreven had, in een voortdurende stroom geleidelijk uitgegroeid tot zo'n hoeveelheid dat er zelfs wel een boekje mee te vullen zal zijn’, schrijft Huygens aan Cats op 30 oktober 1623.Ga naar voetnoot165 Naar deze nieuwe gedichten werd uitgekeken, zoals blijkt uit een postscriptum onder een brief van P.C. Hooft aan Huygens van kort na 7 februari 1624.Ga naar voetnoot166 Dat hij deze dan ook met graagte heeft gepubliceerd, lijdt geen twijfel. Bij het laatste van de zes boeken is wel weer sprake van selectie. In een boek dat ‘Van als’ heet, kan natuurlijk van alles worden opgenomen. Als ik het wel heb, heeft Huygens zich voor dit boek laten leiden door twee overwegingen. Hij wilde ten eerste zijn plaats in het literaire wereldje van die dagen duidelijk tot uitdrukking laten komen. Daarom nam hij in dit gedeelte zijn dichterlijke correspondentie met anderen op: het vers voor Hooft en Anna en Tesselschade Visscher [28], de zogenaamde ‘schonckensonnetten’ [29]-[30], de gedichten naar aanleiding van zijn vergeefs bezoek aan Muiden [49]-[50] en zijn gedichtenwisseling met zijn Leidse vrienden Vander Burgh en Brosterhuysen [111], [117], [115] en [116]. En in de tweede plaats wenste Huygens zijn dichterlijke vermogen, zijn vormvastheid te laten zien. ‘Van als’ is een staalkaart van genres en metra en illustreert dan ook zeer duidelijk de ondertitel van de gehele bundel: ‘Poemata varij sermonis, stili, argumenti’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Gedichten van verschillende taal, stijl en inhoud). De ordening binnen dit boek is in grote trekken op het formele kenmerk van metrum en regellengte gebaseerd. Gaandeweg het boek worden de regels korter: van de jambische zesvoeter in Gedwongen onschuld [46] gaat het naar het monosyllabische Aen I. Vander Burgh [115]. Heel graag had de dichter hier ook de schriftelijke discussie opgenomen, die hij met Hooft had gevoerd over de ‘maet vande Nederlandsche dichten’. Hooft weigerde dat echter toe te staan.Ga naar voetnoot167 Ten slotte zal bij dit boek als criterium voor opname, de beschikbare ruimte een rol hebben gespeeld.Ga naar voetnoot168 Helemaal aan het einde van dit boek plaatste Huygens zijn vertaling uit Guarini Il pastor fido [44].
Is er nu na dit globale overzicht zoiets als een selectiepatroon te herkennen? Ik denk het wel. In zijn Otiorum libri sex heeft de jonge Constantijn Huygens zich willen presenteren als iemand die de zaak van God en vaderland zeer was toegedaan en als dichter volledig wenste te worden opgenomen in de Republiek der Letteren waar dichters als Anna Roemers Visscher, Pieter Corneliszoon Hooft, Jacob Cats en Daniel Heinsius hun reputaties reeds hadden gevestigd. De inhoud van de boeken i en ii en het voorwerk versterken dit patroon. In zijn opdrachten aan Heinsius maakt Huygens van deze bundel, die het product is van zijn ledige uren, een welsprekend pleidooi dat erop gericht is hem als een goed burger te presenteren. Van hem zou men later als hij een officieel ambt zou bekleden, kunnen zeggen dat zijn ‘ledige uren’ welbesteed waren en met de jaren gevolgd door serieuzer zaken.Ga naar voetnoot169 Ook in het bijschrift bij zijn jeugdige portret dat als frontispice voor de bundel dienst doet, heeft hij deze bedoeling door Heinsius' woorden willen duidelijk maken.Ga naar voetnoot170 In dit epigram wordt onder andere herinnerd aan Huygens' pen- en taalvaardigheid in Venetië en Engeland. Juist die reizen vormen het onderwerp van een aantal gedichten die Huygens in de eerste twee boeken in het Latijn of Italiaans heeft willen publiceren.Ga naar voetnoot171 De Franse poëzie tenslotte weerspiegelt de voortreffelijke verstandhouding die Constantijn Huygens heeft met de Haagse hoven van Frederik Hendrik en van het Boheemse konings- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
paar.Ga naar voetnoot172 Enige nadruk op het bestaan van deze relaties, zou zijn zaak wellicht kunnen bevorderen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4 Persklaar makenIn dezelfde brief aan Hooft van 30 oktober 1624 waarin Huygens meedeelt een ‘vergaderingh van oude en niewe rammelingh’ uit te geven, schrijft hij ‘gansch haestich’: 'Tis waer dat mijne Druckers onnaer soo verre niet gevoordert en zijn, dan dewijle sij geerne de gissingen van haer Pampier voor uijt maken, worde ick gedwongen bijnaer mijne regelen aen te tellen, ende u.e. alsnoch gebeden mij datelick met sijne antwoord te willen vereeren [...].Ga naar voetnoot173 Huygens moest op 30 oktober 1624 weten hoeveel ruimte de discussie die hij met Hooft had gevoerd over de ‘maet vande Nederlandsche dichten’ zou gaan innemen. Het calculeren was al begonnen en Huygens was bijna gedwongen zijn regels te tellen. Aan de hand van de bewaard gebleven kopij, is het mogelijk deze calculatie te volgen en een duidelijk beeld te krijgen van hoe Huygens zijn Otiorum libri sex de wereld in wenste te zenden. De samenwerking die er was tussen déze auteur en zijn drukker wordt zo zichtbaar.Ga naar voetnoot174
Uitgangspunt voor deze paragraaf is wederom Tabel 1. Uit de rubrieken ‘kopijkenmerken’, ‘datering’, en ‘nummer in editie’ is af te lezen dat van bijna elk gedicht in deze editie kopij bewaard is gebleven. Onder ‘kopijkenmerken’ is een overzicht gegeven van de zogenaamde ‘formaatsignaturen’, dit zijn notaties in de kopij die aangeven hoeveel tekst op welke plaats in het te drukken boek moet komen.Ga naar voetnoot175 De notatie in deze kopij, geeft eerst met een letter aan voor welk katern de kopij bedoeld is. Na de letter volgt het woord ‘prima’ of een cijfer; hiermee wordt de volgorde binnen het katern aangegeven. Onder deze letter/cijfer-combinatie is, waar dat van toepassing was, onder een streep ook nog de afkorting ‘fol’ met een cijfer daarachter genoteerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze aanduiding geeft de pagina plus het paginacijfer aan. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. De kopij van gedicht nummer [118] bevat de aanduidingen ‘Lprima/fol. 83’ tot en met ‘L4/fol. 86’, hetgeen betekent dat deze tekst gedrukt wordt als de eerste vier bladzijden van katern L die de paginanummers 83 tot en met 86 dragen. De formaatsignaturen zijn in de kopij aangebracht door degeen die ter zetterij het calculatie-werk deed. Bij de voor deze bundel blijkbaar overeengekomen vaste paginalengte van 30 regels kon aldus exact vastgesteld worden hoeveel vel papier er nodig was om de gehele kopij af te drukken. Als de oplage was bepaald kon dus berekend worden hoe veel geld er in de uitgave gestoken moest worden. De inkoop van papier vergde de grootste investering in het drukkersbedrijf.Ga naar voetnoot176 Ook de auteur heeft meegerekend. Hij heeft inderdaad zijn regels geteld. In een aantal handschriften vinden wij namelijk rekensommen in Huygens' hand die betrekking hebben op de lay-out van zijn gedichten.Ga naar voetnoot177 Vaak ook vinden wij in de kopij instructies voor de zetter. Ze kunnen betrekking hebben op de mise-en-page, het te gebruiken lettertype of ze kunnen de volgorde van de onderdelen in de kopij verduidelijken.
Huygens ontwerpt zelf de titelpagina's voor de verschillende afdelingen in zijn verzameling. De ontwerpen voor de titels van de boeken i, ii, iv en vi zijn bewaard gebleven. Het is dan ook zeer waarschijnlijk dat de gegraveerde én de typografische titel van de hele bundel door hem zijn ontworpen.Ga naar voetnoot178 Tijdens het persklaar maken neemt de schrijver zijn gedichten nog eens door. In het variantenapparaat zijn de wijzigingen uit deze fase apart aangegeven. Per gedicht is aldus geregistreerd wat Huygens wenste te veranderen ten behoeve van de druk. Hier in deze inleiding wil ik volstaan met het signaleren van enkele systematische ingrepen. Voordat zijn teksten gedrukt worden, brengt hij in veel gevallen de oorspronkelijke titel in overeenstemming met de plaats die het gedicht ging innemen. Dit is vooral gedaan bij gedichten die onderdeel vormen van een gedichtenwisseling zoals de zogenaamde ‘Schonckensonnettten’ [29]-[30] of de correspondentie met Hooft [49]-[50] of met Van der Burgh [111]. Deze gedichten krijgen titels als Mijne Antwoord, Weder-ant- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woord van den selven. Systematisch haalt Huygens ook de oorspronkelijke ondertekening en datering in de handschriften door om daarvoor in de plaats het jaartal van vervaardiging te geven, in Romeinse cijfers, vergezeld van de plaatsnaam als dat een andere was dan Den Haag.Ga naar voetnoot179 Dit laatste duidt eens te meer op de weloverwogen wijze waarop Huygens zich met deze bundel wenste te presenteren als een bereisde, ondanks zijn jeugdige leeftijd toch al ervaren dichter met een aanzienlijk oeuvre.Ga naar voetnoot180 Nadat hij zijn selectie gemaakt heeft, verzamelt de auteur de kopij die hij per boek nummert. In het schema zijn deze nummers in de rubriek ‘kopijkenmerken’ overgenomen. Wijzigingen daarin zijn ook aangegeven. Op deze manier wordt in een oogopslag duidelijk dat Huygens aan de kopij van boek i in een laat stadium zijn Epitaphium...de Lintelo heeft toegevoegd. Blijkbaar heeft Huygens ook pas in tweede instantie zijn boek iii Bibel-stoff willen openen met het gedicht Biddaghs-bede. Dit gedicht had aanvankelijk nummer 8 in de kopij.Ga naar voetnoot181 Onder de ondertekening van De stemmen eeniger steden en dorpen van Holland laat de dichter in de kopij schriftelijk weten: tuschen De Characteres oft Printen en dit laeste behoort wel de Spatie van een pagina oft anderhalf te komen. Ook in boek iv is de volgorde in de kopij nog al eens veranderd. De wijzigingen hier houden deels verband met het opnemen in de kopij van de eerst terzijde gelegde print Een sott Hoveling. Pas nadat deze negatieve print voorzien is van de positieve pendant Een wijs Hoveling, voltooid op 16 november 1624, worden beide aan de kopij toegevoegd.Ga naar voetnoot182 Uit de wijzigingen in boek vi kunnen wij opmaken dat de op het formele kenmerk van de verslengte verkozen indeling een relatief late beslissing van de auteur is geweest. Het gedicht Olla Podrida was aanvankelijk geplaatst achter de andere gedichten die Huygens had gewisseld met zijn Leidse vrienden, maar verhuist naderhand, in verband met de invoeging van Sermo ad D. Gasp. Barlaeum, van de twaalfde plaats in de rij naar nummer 26. Na 13 maart 1625 voegt de auteur nog bij de kopij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het gedicht Aen I. van Brosterhuysen, Op sijn verlang naer 't uytkomen mijner Dichten. ‘Dit moet naest aende 18. volgen’, noteerde hij op het handschrift. Op of na 27 maart nam Huygens ook zijn gedicht Medelyden met Heere Willem van Liere, Heere van Oosterwijck etc. op in de kopij, ‘naerde 22’ zoals hij aangeeft.
Niet alleen de volgorde van zijn gedichten bepaalt Huygens, ook de vorm waarin ze gedrukt moesten worden, geeft hij aan. Zo noteert hij bij gedicht [34] Muydsche reis: Van dese regeltjens moetender maer twee nevens een staen opde pagie, gelijck hier. En die emmers soo wijd van een als het papier kan lijden Vooral de vormgeving van [119] Snicken baart hem zorgen. Boven een voorbeeld van hoe hij het hebben wil, schrijft hij: Van deze regeltjens mogen maer 3. ten hoochsten neffens een opde page staen. Dus salmen dit gedicht setten mogen met 12. in elcke colomme als hier onder aengewesen is; Van gelijcken salmen alle de volgende aff tellen moeten, dat sij ten naesten bij gelijck staen.Ga naar voetnoot183 Een heel mooi voorbeeld van Huygens' zorg voor de goede vormgeving van zijn gedichten is te vinden onder de Franse handschriften. Onderaan het handschrift van zijn Acrostique à Damle Agnes de Keteler schrijft de dichter: De Capitalen van dit Sonnet moeten wat wijd affgestelt worden, soo hier gedaen is, en voorts de regels uijt ende in gestelt gelijckmen in alle Sonnetten van 14. regels doet, te weten als dese puncten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hieronder tekent hij 14 lijntjes die alle beginnen met een dikke punt en waarvan de ‘regels’ 1, 5, 9 en 12, de beginregels van de strofen, inspringen.Ga naar voetnoot184 Hoe scherp Huygens oog heeft voor details in de vormgeving moge blijken uit de opmerking die hij neerschrijft in de kopij van gedicht [78]: Dese n moet niet capitael zijn, maer gelijck hier een weinig af staen Door de slot-n van het woord Renschen (r. 123) een regel uit te stellen en te laten samenvallen met de eerste letter van nieuwe Pint, die dus geen hoofdletter worden mocht, suggereert Huygens een hik: In een' Renschen ieuwe Pint.Ga naar voetnoot185 In verband met de zeer late invoeging van het Sermo aan Barlaeus vermeldt Huygens op de laatste pagina van de kopij van het gedicht dat eraan vooraf ging (Olla Podrida [116]): Hier moet geen' lange linie onder gestelt werden, maer datelick in kleine Romein volgen het opschrift van 'tvolgende Latijnsche Vaersen, diemen in Cursif setten zal, als alle d'andere latijnsche. In deze laatste zetinstructie schrijft Huygens ook het lettertype voor dat hij gebruikt wenste te zien. Opmerkingen daarover komen wij herhaaldelijk tegen in de kopij. De drukker beschikt over romein, ook kapitalen, en cursief. Grieks lettermateriaal is niet voorhanden. Wij zien in de kopij van de boeken i, ii, iii. v en vi dat Huygens zijn aanvankelijk in het Grieks genoteerde citaten omzet in tekens uit het Latijnse alfabet.Ga naar voetnoot186 Cursief en romein wisselen elkaar af als tekstletter. In de boeken i en ii gebruikt Huygens cursieve letters voor zijn eigen gedichten in het Latijn of Italiaans. De gedichten van anderen verschijnen daar in een romein. Een cursief type wil de dichter gebruikt zien voor de tekst van gedichten van anderen als de ‘schonckensonnetten’ [29]-[30]. Daarbij noteert hij: Dit alles in Italiaensche Letteren te drucken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook de opdrachten wil Huygens in cursief afgedrukt hebben: Dit sal wel in Cursive gestelt dienen. schrijft hij boven het gedicht waarmee hij boek vi aan zijn Zeeuwse vrienden opdraagt. Het gedichtje waarmee hij zijn Dorpen opdraagt aan Dorothée van Dorp [101] krijgt de zetinstructie mee: Dit in grootachtighe Casijff. De opdracht in verzen aan Heinsius van de hele bundel ziet hij graag ‘in de grootste Cassif’. Zijn aanspraak tot de ‘Otiose lector’ moet gedrukt worden ‘in de ordinarise Cassif’. Het cursieve type wil hij ook gebruiken in titels, scène-aanduidingen of om bepaalde woorden in de lopende tekst te accentueren.Ga naar voetnoot187 Voor dat doel wenst de auteur ook wel kapitalen gebruikt te zien.Ga naar voetnoot188 Maar meer nog wendt hij kapitalen aan voor titels. De Dorpen en Stede-stemmen [82]-[107] bijvoorbeeld krijgen de instructie: Alle dese Titelgiens in middelmatige capitalen, Romeinsch niet Catijff Dezelfde kapitalen wilde Huygens gebruiken om het citaat waarmee hij zijn gehele bundel afsluit en zijn bedoelingen mee samenvat, extra op te laten vallen. Boven satius otiari est, quam nihil agere schrijft hij in de kopij:Ga naar voetnoot189 Dit moet op de laetste page alleen staen, in middelmatige Capitalen Ook zijn proza-opdracht aan Heinsius moest met allure zijn bundel openen. ‘Dit in de grootste Romein’ schrijft hij boven het kopijhandschrift. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.5 CorrectieIn zijn studie naar de werkmethode van Constantijn Huygens veronderstelt Vermeeren dat Huygens over de correctie van zijn Otia ‘een wakend oog heeft laten gaan’.Ga naar voetnoot190 Deze veronderstelling blijkt juist. De auteur die met zoveel zorg de kopij voor zijn eerste verzamelbundel heeft samengesteld en voor de pers gereed heeft gemaakt, heeft ook het product van die pers gecorrigeerd. Huygens zegt het zelf met zoveel woorden: Pauca mihi temere vel Typographo elapsa Lectorem rogo per Otium sic emendet (Ik vraag de lezer de enkele per ongeluk aan mij of de drukker ontsnapte fouten in een ledig uur te verbeteren). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze mededeling staat op de laatste bladzijde van de Otia boven een lijst van te corrigeren zetfouten. De woordspeling in de formulering zal zeker door Huygens zijn gemaakt. De lijst fouten is in twee reeksen paginacijfers opgedeeld. De eerste reeks heeft betrekking op de boeken i, ii en iii, de tweede op de boeken v en vi.Ga naar voetnoot191 De eerste reeks correcties eindigt met bladzijde 90. Dit kan inhouden dat Huygens de afgedrukte vellen N, O, P en Q, met een gedeelte van gedicht [17] (r. 223 tot en met het slot) en gedicht [41], niet gecorrigeerd heeft. Of dat hij dat wèl heeft gedaan zonder dat de te verbeteren plaatsen achter in het boek gemeld werden. De laatstvermelde correctie voor de boeken v en vi in de lijst geldt gedicht [34] Muydsche Reis, p. 150 de eerste regel, afgedrukt op T2v. Dit betekent dat Huygens (de binnenvorm van) katern T nog heeft kunnen corrigeren voordat katern Z, met de errata, werd afgedrukt.Ga naar voetnoot192 Ook hier zou Huygens dus niet meer gecorrigeerd hoeven te hebben de gedichten [78] (gedeeltelijk, namelijk vanaf regel 17), [81], [42], [115], [116] en [44]. De correcties van Huygens uit de lijst van errata zijn in het variantenapparaat opgenomen in een aparte laag, Ot-e genoemd. Toch blijken er voor de Nederlandse gedichten, dus voor de boeken iii, v en vi, tussen de kopijlaag en de versie zoals gepresenteerd in de Otiorum libri sex nog meer verschillen te bestaan dan aangegeven in de lijst van errata. Deze zijn te onderscheiden in: 1 verschillen die ontstaan zijn door toedoen van de zetter en 2 verschillen die de auteur in een fase tussen kopij en druk moet hebben aangebracht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Verschillen door toedoen van de zetterDit soort verschillen tussen legger en gedrukte tekst wordt ook wel onder de ene noemer ‘druk- en zetfouten’ geschaard. Ze hebben niet direct betrekking op het drukken; in die zin is de term ‘drukfouten’ niet juist. Aangezien het fouten zijn die in de zetterij gemaakt worden, hanteer ik in algemene zin de term ‘zetfouten’. Bij deze fouten kan men onderscheiden: distributiefouten, leesfouten of ‘echte’ zetfouten. Een voorbeeld van een distributiefout is:Ga naar voetnoot193 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hier is een y in de letterkast terechtgekomen in het vakje met de v's. Een ‘echte’ zetfout is bijvoorbeeld te zien aan het einde van de volgende versregel:
De zetter heeft hier op de verkeerde plaats een spatie gezet.
Leesfouten van de zetter schijnen:
Voorbeeld (2) is door Huygens gezien. De correctie is opgenomen in de lijst van errata. De fouten in de voorbeelden (1), (3), en (4) werden pas later gecorrigeerd. Fout (1) komt uit gedicht [17], een tekst die Huygens, zoals we zagen, niet gecorrigeerd hoeft te hebben. Fout (3) komt voor in de buitenvorm van vel Y, fout (4) in de buitenvorm van vel H. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Verschillen tussen kopij en druk door toedoen van de auteurNiet alle verschillen tussen de door Huygens aangeleverde kopij en de gedrukte versie in de Otia zijn ontstaan door de zetter. Op tal van plaatsen heeft de auteur, blijkbaar op de (of een eerste?) drukproef veranderingen aangegeven die vervolgens in de druk werden gerealiseerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enkele voorbeelden:
Het lijdt geen twijfel dat dit auteursingrepen zijn. Maar, wat te denken van:
Voorbeeld (7) komt uit Huygens' Weder-Antwoord. Worp geeft handschrift H2 uit met op deze plaats Bauwt. Tuynman en Zwaan melden in hun uitgave van H1 dat Worp verkeerd heeft gelezen. Volgens hen staat er ook in H2 Gauwt.Ga naar voetnoot194 Het kopijhandschrift heeft inderdaad een G, die in de vooral bij hoofdletters moeilijk te lezen kalligrafische hand gemakkelijk voor een B kon worden aangezien. Toch is Bauwt niet ontstaan door een verlezing bij de zetter, maar hoogstwaarschijnlijk te danken aan ingrijpen van de auteur.Ga naar voetnoot195 Behalve het negatieve argument dat Huygens de versie Bauwt in de volgende uitgaven (K1 en K2) niet heeft ‘gecorrigeerd’ is er een krachtiger argument aan te voeren om deze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
graad van waarschijnlijkheid zo hoog te stellen. Regel 43 van gedicht [50] is gedrukt op Qr, de buitenvorm van vel Q dus. In dezelfde vorm zat ook pagina Q3r, met het gedicht dat een overduidelijke auteurs-ingreep toont (voorbeeld 6). Volgens dezelfde redenering is ook de variant in voorbeeld (8) er een van de auteur. Het hierboven gegeven voorbeeld (5) stamt namelijk van hetzelfde vel, de buitenvorm van vel I. Voorbeeld (9) geeft een regel uit hetzelfde gedicht [112] Een wijs Hoveling. Deze regel is afgedrukt op de buitenvorm van katern H. Bij deze vorm zijn geen woordvarianten geregistreerd die onmiskenbaar van de auteur afkomstig zijn. Er is daarentegen wel een evidente fout blijven staan, die ik in voorbeeld (4) hierboven heb gegeven. Hier werkt de redenering de andere kant op. In regel 87 heeft het gedicht Een wijs Hoveling een zetfout. Ruim 25 jaar later was deze fout de aanleiding voor de creatie van de variant Iaeren. Door toedoen van de zetter van de Otia uit 1625 verschraalde dus de uitdrukking ‘Van d'eerste luren aff’ tot ‘Van d'eerste Iaeren aff’.
Onderstaande tabel biedt voor de boeken iii, v en vi een overzicht van de katernen met hun binnen- of buitenvorm met de daarop voorkomende woordvarianten (1), aperte fouten (2) en de errata (3) zoals Huygens deze heeft opgegeven.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit dit overzicht valt het volgende op te maken: - Boek iii 1. Boek iii heeft alleen woordvarianten tussen kopij en druk in de buitenvorm van L, de binnen- en buitenvorm van M en de buitenvorm van N. Bij deze drukeenheden staat één fout opgegeven: [17], 59. Bij nadere beschouwing is dit geen zetfout in Ot, maar een fout in D die in de gehele overlevering van deze tekst is blijven staan. De fout in [17], 353 (in de binnenvorm van N) is hierboven opgegeven als voorbeeld (1). 2. Alleen voor katern M zijn errata opgegeven. 3. Errata en woordvarianten betreffen gedicht [17] Christelijcke bedenckinghen Over De Thien Geboden, dat in de Otia werd gezet van gedrukte kopij.Ga naar voetnoot196
- Boek v + vi 4. Gedichten die voorkomen in de rubriek ‘woordvarianten’ komen binnen dezelfde vorm in de regel niet ook voor in de rubriek ‘fouten’. Waar dat wel het geval is, is sprake van zo'n geringe fout dat Huygens die zeer gemakkelijk over het hoofd kon zien zoals bij [72], 91 waar in Ot achter sy ten onrechte een apostrof is toegevoegd. 5. Opvallend is het relatief grote aantal woordvarianten in katern G (binnen- en buitenvorm), de buitenvorm van I en de katernen X, Y en Z. Deze varianten hebben vooral betrekking op de gedichten [72] Een Boer, [112] Een wijs Hoveling en [44] Huygens' vertaling uit Il Pastor Fido. Op één uitzondering na zijn voor deze gedichten geen errata vermeld. De uitzondering wordt gevormd door de binnenvorm van katern K. Dit katern bevat naast het slot van gedicht [112] dat twee errata heeft opgeleverd, het titelblad van boek vi. Huygens zal met de controle van dit titelblad tegelijk het andere zetsel van dit vel hebben doorgelezen en de twee fouten hebben geconstateerd. De varianten in [72] betreffen voornamelijk de weergave van het door de boer en boerin gesproken dialect. De juiste weergave daarvan zal Huygens katern G met meer dan gemiddelde aandacht hebben doen doornemen. 6. Behalve voor gedicht [34] Muydsche reis (buitenvorm van T) komen er geen errata voor in de lijst vanaf katern Q. De inhoud van de katernen R t/m Z stond pas laat vast.Ga naar voetnoot197 Uit deze gegevens kan de volgende werkwijze afgeleid worden: - Huygens heeft (van bepaalde gedichten)Ga naar voetnoot198 een eerste drukproef gekregen die bestond uit afdrukken per vorm, en daarin correcties of wijzigingen aangebracht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- Nadat deze auteursvarianten en -correcties waren aangebracht heeft hij al de afgedrukte katernen nog eens cursorisch doorgelezen. De toen nog gewenste veranderingen zijn, voor zover dat nog mogelijk was, aangetekend in de lijst van errata. Bij deze herlezing heeft Huygens de gedichten die hij in de eerste proef nauwkeurig had bekeken, niet of nauwelijks meer gecorrigeerd.
Deze werkwijze kan geïllustreerd worden aan de hand van de varianten bij de gedichten [57] en [73]. De in de binnenvorm van katern D geconstateerde variant ([57], 36), de wijziging van Door in Deur, is een auteursvariant.Ga naar voetnoot199 In dezelfde vorm wijzigde Huygens in vers 42 van gedicht [59] het woordje niet in yet. Pas in tweede instantie merkte hij de zetfout in regel 43Ga naar voetnoot200 op en werd deze in de lijst van errata opgenomen. In gedicht [73] bracht de schrijver auteurscorrecties aan in de binnenvorm van katern E (de regels 2, 4, 18). De tekst van dit gedicht die was afgedrukt op de buitenvorm van E, is Huygens blijkbaar niet onder ogen gekomen. De fouten bij regel 41, 61, 63 en 77 zijn hem ontgaan. Hij merkte zelfs niet dat regel 61 geheel ontbrak. In de lijst van errata staan wel twee andere fouten vermeld ter correctie.
Een mooi bewijs van Huygens' wakende oog over de correctie van zijn Otia, vormen de bewaard gebleven drukproeven van boek 11.Ga naar voetnoot201 Op bladzijde 49 (G2r) heeft Huygens in de vijfde regel van de tekst het woord mespriser onderlijnd en in de marge daarbij het woord affronter geschreven. Hij twijfelde dus in de proef over een vroegere formulering. Echte correcties bracht de auteur aan op bladzijde 51 (G3r), waar hij in regel 12 me m'emporte verbeterde tot ne m'emporte, en op bladzijde 55 (Hr), waar in regel 16 esprit veranderd moest worden in esprits. Deze correcties zijn niet aangebracht in het zetsel, maar opgenomen in de lijst zetfouten achterin het boek. Niet opgenomen daar is de correctie die Huygens aantekende op bladzijde 56, regel 4 van de drukproef (= Hv). De achter deze regel genoteerde punt wenste de auteur vervangen te zien door een dubbele punt. Ook niet uitgevoerd of opgenomen in de lijst van errata is de correctie op bladzijde 53 (= [G4]r). Huygens schrapte daar de eerste regie-aanwijzing a la reine. Cupidon. In de marge noteerde hij: ‘Dit uijt [= schrappen] ende alles vervolgens aen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een.’ Deze laatste correctie zou een verschuiving van het zetsel met zich mee hebben gebracht.
Gezien het feit dat deze correcties niet uitgevoerd, maar slechts genoteerd zijn in een lijstje achterin de bundel, is het niet waarschijnlijk dat er voor boek ii auteursingrepen zijn geweest die hebben geleid tot correcties-op-de-pers. Vergelijking van een aantal exemplaren op de in deze paragraaf aangegeven auteurscorrecties en fouten leverde geen verschillen op. Dat wil zeggen dat ook voor de boeken iii, v en vi correcties-op-de-pers achterwege zullen zijn gebleven. Van totale of partieel interne collatie van exemplaren is derhalve afgezien.Ga naar voetnoot202
In het variantenapparaat zijn kennelijke zetfouten aangegeven door middel van een * achter de fout. Verschillen tussen de versie in de Otia en de daaraan ten grondslag liggende kopij die niet als fouten zijn aangemerkt, worden beschouwd als auteursvarianten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 Inrichting van de editieDeze historisch-kritische editie van de vroege Nederlandse gedichten van Constantijn Huygens bestaat uit twee delen: een deel met de teksten en een deel met de commentaar en het variantenapparaat. In dit hoofdstuk wordt verantwoord wat in deze tweedelige editie is opgenomen. Beargumenteerd wordt de keuze van de basistekst en vervolgens geef ik de overwegingen weer die geleid hebben tot het in deel 2 gepresenteerde model om de varianten weer te geven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.1 Opnamecriteria, autorisatieDeze historisch-kritische editie van een deel van Huygens' oeuvre bevat alle relevante ‘Textfassungen’ van de Nederlandse gedichten die hij schreef tot en met april 1625, de verschijning van de Otia.Ga naar voetnoot203 Welke versies in aanmerking komen om opgenomen te worden, wordt binnen de editie-techniek bepaald met behulp van het begrip ‘autorisatie’. Dit begrip is in de laatste decennia nogal verschillend gedefinieerd.Ga naar voetnoot204 Voor deze editie houd ik me aan de opvatting van Scheibe en beschouw als geautoriseerd:Ga naar voetnoot205
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit de beschrijving van de handschriftelijke bronnen blijkt de rijkdom aan geautoriseerd materiaal. Van bijna elk gedicht is een autograaf aanwezig. Vaak gaan deze autografen vergezeld van door Huygens bewerkte apografen. De dichterlijke nalatenschap is nagenoeg naadloos van familiebezit overgegaan in openbaar bezit, zodat we er zelfs van uit kunnen gaan dat al het materiaal dat nu opgenomen is in de grote verzameling Hugeniana, door de dichter is verzameld en dus geautoriseerd kan heten.Ga naar voetnoot206 Van de gedrukte bronnen zijn geautoriseerd: de Otia en de beide edities van de Koren-bloemen. Doordat Huygens zelf de kopij voor zijn Otiorum libri sex heeft klaargemaakt en in die kopij de vroegere gedrukte gedichten heeft opgenomen, zijn ook die geautoriseerd. Van de gedichten die in 1619 waren gedrukt (nummer [16] en [17]) heeft de auteur een exemplaar aan de kopij voor zijn bundel van 1625 toegevoegd.Ga naar voetnoot207 Ook de tweede druk van Batava Tempe [36] en 'tCostelick Mall [37] heeft Huygens in zijn Otia opgenomen. Hij ontwierp er een nieuw titelblad voor dat de waarschuwing bevat: ‘Alles van den Zeewschen Druck, ende midsdien onoversien, onverbetert’. Deze druk, waar de auteur niet blij mee was, is derhalve geautoriseerd te noemen. In de beide edities van de Koren-bloemen heeft Huygens zijn Otiorum libri sex opgenomen. Ook deze edities zijn derhalve geautoriseerd. Gedichten waarvan Huygens niet de auteur is, zijn alleen opgenomen ter referentie, wanneer Huygens er direct op reageerde. Zie bijvoorbeeld de nummers [19a], [29a] of [116a]. Lofdichten op de verschillende bundels heb ik in de Bijlage afgedrukt.Ga naar voetnoot208 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2 BasistekstIn hoofdstuk drie heb ik een overzicht gegeven van de bronnen waarin de vroege Nederlandstalige poëzie van Huygens is overgeleverd. Bewaard gebleven zijn zoveel handschriften en drukken, dat de overlevering van de tekst voor de meeste gedichten te volgen is van het ontwerphandschrift tot de versie in de laatste tijdens het leven van de auteur gedrukte uitgave der Koren-bloemen. Gedicht [16] Symbolum Apostolorum is in maar liefst zeven geautoriseerde versies overgeleverd:
Van deze versies nu moet er één uitgekozen worden om te dienen als basistekst: als de tekst op basis waarvan de leestekst wordt vervaardigd. De basistekst dient tevens als referentietekst voor het variantenapparaat.Ga naar voetnoot209 Binnen de Editionswissenschaft bestaat consensus over de waardering van de verschillende versies van een tekst die in een historisch-kritische editie worden opgenomen. De historische benaderingswijze betekent namelijk in de woorden van Scheibe dat: ‘die vom Autor herrührenden Fassungen (seien sie gedruckt oder ungedruckt) in gleicher Weise Geltung haben’. Scheibe vervolgt: Es gibt ebensowenig principielle Unterschiede in der Wertigkeit zwischen den gedruckten und den handschriftlichen Fassungen wie zwischen frühen und späten Fassungen eines Werks (einschließlich der sogenannten ‘Ausgabe letzter Hand’: jede had die gleiche historische Berechtigung, jede ist Repräsentant des Werks und des Autors zu einem konkreten historischen Zeitpunkt.Ga naar voetnoot210 Een autograaf die als kopij gediend heeft, is om alleen die reden nog niet waardevoller dan de versie die door de auteur is opgenomen in een gedrukte uitgave van zijn Opera Omnia. Voor alle gedichten van Huygens geldt wat Strengholt formuleerde in zijn bespreking van de eerste strofe van Batava Tempe: ‘Het ontstaan van een volgende redactie bete- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kent weliswaar, dat er een nieuw stadium in de tekstgeschiedenis intreedt, maar heft de afgerondheid van de voorafgaande redactie niet op’.Ga naar voetnoot211 Voor gedicht [16] zou elk van de zeven versies dus in principe in aanmerking komen om te dienen als basistekst. Een combinatie ervan - bedoeld om ‘de meest volledige tekst of de beste lezing’ weer te geven - is uit den boze. Een tekst die is samengesteld uit verschillende versies, bijvoorbeeld uit titel en opdracht uit het handschrift, tekst van de eerste druk, toegevoegde citaten uit de kopij voor de Otia plus enkele ontbrekende regels die pas in de editie van de Koren-bloemen 1672 zijn toegevoegd, een dergelijke composiet-tekst heeft in de zeventiende-eeuwse werkelijkheid van Huygens nooit bestaan.Ga naar voetnoot212 Ik bespreek nu de verschillende versies en releveer daarbij de argumenten die voorgaande editeurs hebben gehanteerd bij hun keuze om een bepaalde versie uit te geven. Aansluitend daarop geef ik mijn argumentatie en mijn keuze. Ik ga in dit overzicht van de laatste versie terug naar de eerste. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.1 Koren-bloemen 1672Dit is de ‘Ausgabe letzter Hand’, de ‘ultima manus’. Vroegere editeurs van de in deze historisch-kritische editie opgenomen teksten hebben veelal deze versie aan hun uitgave ten grondslag gelegd. In zijn bloemlezing Voet-maet, rijm en reden heeft F.L. Zwaan de gedichten [28] Aenden Heere Drossart Hooft, [41] alleen het middengedeelte, psalm 79, [39] Proeve op 't beghinn der Klachten Ieremiae, [109] Biddaghs-Bede en een aantal Stedestemmen en dorpen overgenomen uit de Koren-bloemen 1672 met de argumentatie: ‘is de laatste uitgave tijdens Huygens' leven verschenen, en verdient daarom de voorkeur boven de uitgave Korenbloemen 1658 en Otia 1625’. De overweging ‘dat Huygens er recht op heeft, dat zijn laatste versie in een bloemlezing als deze wordt aangeboden’, gaf voor Zwaan de doorslag. Tussen haakjes geeft hij overigens wel aan dat de ideale uitgave die is ‘waarin alle versies zijn opgenomen’. Zwaan verwijst daarbij naar de toen op stapel staande uitgave van de Opera Omnia van Hooft.Ga naar voetnoot213 Strengholt bezorgde de gedichten [36] Batava Tempe en [37] 'tKostelick Mal naar de editie uit 1672 ‘in de lijn van de Pantheon-traditie’.Ga naar voetnoot214 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze voorkeur voor de Ausgabe letzter Hand is begrijpelijk. De laatste editie die een auteur tijdens zijn leven van zijn werk heeft gereedgemaakt, moet wel de beste zijn, luidt de redenering. De schrijver heeft er de fouten uit vroegere uitgaven in verbeterd en heeft de mogelijkheid gehad zijn teksten te wijzigen of aan te vullen. Toch kan deze automatische voorkeur leiden tot ‘textual results’ die ‘naturally deplorable’ zijn, stelt Greg.Ga naar voetnoot215 Het is namelijk heel goed mogelijk dat gedurende de overlevering van de teksten in de elkaar opvolgende drukken het aantal fouten alleen maar is toegenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.2 Koren-bloemen 1658Deze editie is in het Huygensonderzoek steeds met die van vijftien jaar later vergeleken. Vooral op grond van de slordige uitvoering - fouten in de paginering - gaf men de voorkeur aan de editie 1672. Onderzoek naar de drukgeschiedenis van de uitgave 1658 als geheel is nauwelijks gepleegd. In het kader van deze historisch-kritische editie van Huygens' vroege Nederlandse gedichten is dat ook niet gebeurd. Noch de editie 1658, noch die uit 1672 heb ik gekozen als basistekst. Het belangrijkste argument hiervoor is dit: het corpus gedichten dat ik hier aanbied, is afgesloten in 1625. Ik zie geen reden om juist deze gedichten uit te geven in een versie die 25 of bijna 50 jaar later is ontstaan op basis van een uitgave (de Otiorum libri sex uit 1625) die veel dichter bij de ontstaansdata van de gedichten ligt. Het is dan logischer eerder die uitgave als basistekst te nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.3 Otia 1625Aan de drukgeschiedenis van deze ‘Ausgabe erster Hand’ heb ik hoofdstuk 4 gewijd. Voor de gedichten die hier uitgegeven worden, is deze druk de belangrijkste. De verschijningsdatum bepaalde de begrenzing van het corpus. Met zijn bundel Otiorum libri sex manifesteert Huygens zich voor het eerst zelfstandig als dichter in het openbaar buiten de kring van vrienden en bekenden. Ook dit gegeven bepaalt in de moderne editietechniek - vooral bij andere typen edities als de studie-uitgave - mede de keuze voor de uit te geven versie. Het is namelijk ‘die Repräsentation des Werks zu dem Zeitpunkt, zu dem er der Autor zuerst der Öffentlichkeit übergeben hat’.Ga naar voetnoot216 Binnen de Huygensstudie is een versie uit de Otia alleen als tekst uitgegeven door een werkgroep van Utrechtse Neerlandici in Zes zedeprin- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten.Ga naar voetnoot217 Hun keuze werd vooral bepaald door de omstandigheid dat de versie uit de handschriften bij Worp te vinden is en de tekst uit de Koren-bloemen voorhanden is in de editie van Eymael uit 1891. Nog in 1987 werd met verwondering geconstateerd dat ‘aan de bundel als geheel nog maar zo weinig aandacht is besteed’.Ga naar voetnoot218 Deze versie komt dus zeker in aanmerking om de basistekst te worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.4 Drukken vóór de OtiaVoor een aantal gedichten is de versie in de Otia niet de eerste druk. De gedichten [16] Symbolum Apostolorum en [17] Christelijcke bedenckinghen verschenen in 1619 bij Aert van Meurs te Den Haag. Nummer [35] Op de Vertalinghe vande eerste Weke der Scheppinghe verscheen als lofdicht in de bezongen vertaling, ook in Den Haag bij Van Meurs, in 1622. Batava Tempe [36], 'tCostelick Mall [37], Aende Joffrouwen Anna ende Tesselschade Vischers ende de Heere P.C. Hooft [38] en Hardersklachte [27] werden voor het eerst gepubliceerd in de ‘Zeeuwse drukken’ uit 1622. Huygens was niet tevreden over de Zeeuwse zetters.Ga naar voetnoot219 Ik heb er daarom van afgezien deze versie als basistekst te nemen. Ook de overige vroege drukken neem ik niet als basistekst. Ik acht het beter voor het gehele corpus van gedichten zoveel mogelijk één versie te kiezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.5 HandschriftenBij de bespreking van de bronnen is het uitzonderlijke belang van de handschriften van Huygens' gedichten aangetoond.Ga naar voetnoot220 Van de in deze editie aangeboden gedichten zijn er dan ook al enige ‘naar het handschrift’ uitgegeven door F.L. Zwaan: [21] the, de soetste van ongs bueren, [22] Grilligh trilligh Trilloos kindt, [25] Tvrouwe-lof, [26] Twiederhande slach van Vrouwen, [32] Roose mongkie, [41] De uijtLandighe Herder en [46] Gedwongen onschuld.Ga naar voetnoot221 Huygens' autografen geven zíjn tekst. Door zijn handschriften als grondslag te nemen voor de basistekst, verwijderen wij ons niet van de auteur. Wat hij heeft geschreven, drukken wij af in zíjn versie zonder dat daar intermediairs als kopiisten of zetters tussen zijn gekomen. Ook de handschriften zouden dus zeer wel als basistekst kunnen dienen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Resumerend stel ik vast dat zowel de handschriften als de eerste druk van de Otiorum libri sex in aanmerking zouden komen om de basistekst te leveren. Ik heb gekozen voor een handschriftelijke versie en wel om de volgende redenen: - De versie van de eerste druk is er een waarbij een zetter en/of uitgever zijn inbreng heeft gehad. De spelling van de teksten bijvoorbeeld is in hoge mate door de gewoonte van de typograaf bepaald. Er zijn bovendien fouten gemaakt. - Aangezien in deze historisch-kritische editie ook gedichten worden uitgegeven die niet in de Otia zijn opgenomen, bevordert de keuze van een handschrift als basistekst ook in de presentatie de eenheid van het corpus. - Daar de basistekst ook dient als referentietekst voor het variantenapparaat is een handschriftelijke versie, die aan het begin van de tekstoverlevering staat, als basistekst gemakkelijker dan de versie uit de eerste druk. Ik kan mij voorstellen dat voor de andere functie die de leestekst heeft - het aanbieden van de meest zuivere, ideale tekst - een ander type editie meer geschikt is.Ga naar voetnoot222 Uit de handschriften wordt de jongste ‘laag’ als basistekst aangehouden, dit is in veel gevallen de laag met de correcties en aanvullingen die Huygens erin aanbracht toen hij zijn gedichten gereedmaakte voor de pers, de kopijlaag dus. Vaak werkte Huygens zijn teksten in de fase van de kopijvoorbereiding nog bij. Hij bracht interpunctie aan of verfijnde die, formuleerde opschriften en leverde bijwerk in de vorm van citaten en marginale aantekeningen. Door de handschriftelijke kopij aan de basis te leggen van deze historischkritische editie worden de voordelen die de uitgave van de editio princeps biedt, gecombineerd met de voordelen van een handschrift als basistekst. De kopij-laag van het handschrift wordt dus de basistekst. Van gedichten die Huygens niet heeft laten drukken, wordt de laatste laag van de jongste autograaf uitgegeven. De motivatie hiervoor is analoog aan die hierboven geformuleerd is. Uitgegeven wordt de tekst in de versie waarin de dichter er voor het eerst afstand van nam. Deze zelfde redenering is ook gevolgd bij de gedichten die Huygens vóór 1625 heeft laten drukken. Om niet een tekst in ‘vreemde’ spelling op te hoeven nemen, is bij de gedichten [16], [17], [27], [36], [37] en [38] de handschriftelijke versie verkozen boven de gedrukte kopij ([16] en [17]) of de versie van de ‘Zeeuwse drukken’ die Huygens ‘onoversien, onverbetert’ heeft opgenomen in boek iv van zijn Otia (de andere nummers). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3 TekstconstitutieIn de weergave van de tekst is de spelling van Huygens getrouw gevolgd. In enkele gevallen heb ik genormaliseerd: bij teksten in het Nederlands wordt de intervocalische u in de basis-tekst weergegeven met een v; in het variantenapparaat heb ik de woorden met u opgenomen waar Huygens deze later in een v veranderde.Ga naar voetnoot223 In de weergave van de i of j heb ik, als het teken dat Huygens noteerde niet eenduidig was, een j getranscribeerd waar ik meende met een consonant te maken te hebben. De klinker geef ik weer met de i. De verschillende realisaties van de ij in de handschriften (y of ij, al dan niet met punten) normaliseer ik tot ij.Ga naar voetnoot224 Abbreviaturen heb ik opgelost; de oplossing is gecursiveerd om aan te geven dat de spelling waarin de oplossing verschijnt van de editeur is. Voor de spelling van -lijk (-lick, -lijck, -lijk) of -heid (-heijdt, -heijt, -heit) heb ik me georiënteerd op vergelijkbare vormen uit de context. Aparte aandacht verdient de circumflex. Huygens zette dit teken veelal midden boven de twee klinkers die door dit teken als het ware samengebracht werden, bijvoorbeeld na syncope van een d. Deze manier van doen beschouw ik als een grafische eigenaardigheid. In deze editie verschijnt het teken ^ dus overal op de tweede klinker. Bij de soms problematische keuze tussen minuskel of majuskel heb ik me laten leiden door het fundamentele werk van Hermkens, die mede op basis van een aantal ook hier uitgegeven teksten, het eerste deel van zijn proefschrift heeft gewijd aan het handschrift van Huygens.Ga naar voetnoot225 De door Hermkens geformuleerde tendenties in het hoofdlettergebruik van Huygens heb ik gevolgd.Ga naar voetnoot226 De twijfel die ik bij het kiezen heb gehad, breng ik niet tot uitdrukking. Iets wat wel gebeurt in de Proeven van tekst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en commentaar voor de uitgave van Hoofts lyriek of door Hermkens in zijn uitgave van Trijntje Cornelis.Ga naar voetnoot227 Of woorden en woorddelen gescheiden dan wel aaneengeschreven zijn bedoeld, laat ik afhangen van een aanwezige spatie. Ik volg hierin de handelwijze van Hermkens en van Zwaan.Ga naar voetnoot228 Ook hier breng ik mijn onzekerheid als lezer niet tot uitdrukking. Voor het overige leg ik in deel 2 per gedicht in voorkomende gevallen in transliteratieaantekeningen verantwoording af over wat ik registreer en interpreteer in de handschriften. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3.1 LeestekstDe aldus vastgestelde basistekst wordt in deel 1 aangeboden als leestekst. Op plaatsen waar het handschrift dat getranscribeerd is in de basistekst, door waterschade of slijtage geen leesbare tekst meer opleverde, is de tekst aangevuld op basis van vroegere, door andere editeurs vervaardigde transcripties van hetzelfde handschrift of op basis van andere versies. Ook dit wordt verantwoord in de transliteratie-aantekeningen. De leestekst bevat dus de versie van het kopijhandschrift of, zoals hierboven is verantwoord, van andere handschriften. Als deze handschriften open varianten kennen, worden deze in de leestekst opgenomen, ook waar latere geautoriseerde versies één lezing hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.4 VariantenIn deze historisch-kritische editie van de vroege Nederlandse poëzie van Constantijn Huygens wordt de overleveringsgeschiedenis van die gedichten volledig en overzichtelijk gepresenteerd. Volledigheid houdt in dat alle geautoriseerde versies worden uitgegeven. Terwijl één versie als leestekst wordt aangeboden, zijn de daarvan afwijkende andere versies in het apparaat opgenomen. Dit gebeurt zodanig overzichtelijk dat de tekstontwikkeling door de verschillende versies heen na te gaan is, maar ook dat één bepaalde versie, die niet de leestekst is, op basis van het gepresenteerde materiaal te volgen is.Ga naar voetnoot229 Met andere woorden: een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vraag als ‘Hoe luidt deze versregel in de tweede editie der Koren-bloemen?’ moet even gemakkelijk kunnen worden beantwoord als een vraag naar de totale overlevering van een bepaald gedicht van de creatiofase tot en met de versie in de Ausgabe letzter Hand. De wijze waarop ik in deze uitgave de gewenste overzichtelijkheid heb trachten te bereiken, komt ter sprake bij de keuze van het apparaatmodel. Eerst verantwoord ik mijn handelwijze ten aanzien van de beoogde volledigheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.4.1 HandschriftenBij de editie van de verschillende versies uit de geschreven bronnen handelt het primair om tekstuele informatie.Ga naar voetnoot230 Grafische eigenaardigheden van het handschrift, de plaats waar een variant die de oorspronkelijke lezing vervangt, is genoteerd, de middelen waarmee en de wijze waarop, zijn minder belangrijk dan het gegeven dát er een wijziging valt te constateren.Ga naar voetnoot231 Grafische bijzonderheden en bijvoorbeeld de plaats op het papier zijn vanzelfsprekend wel argumenten voor de editeur om de status van het handschrift (of de ‘laag’ daarin) en de plaats ervan binnen de overleveringsgeschiedenis te bepalen. Deze argumenten worden te bestemder plaatse verwoord. De verkregen tekstuele informatie wordt vervolgens in chronologische volgorde en gerelateerd aan de basistekst aangeboden in het variantenapparaat. In deze historisch-kritische editie zijn alle geautoriseerde handgeschreven bronnen opgenomen. Naast de versie die integraal in de leestekst wordt aangeboden, komen de andere versies in het apparaatdeel. Ik heb deze versies vergeleken met de basistekst. Alle verschillen tussen de autografen worden afgedrukt in het variantenapparaat. De presentatie van de tekstuele informatie is hier dus volledig. Uit de apografen selecteer ik alleen de zogenaamde substantiële varianten, analoog aan de handelwijze bij de gedrukte bronnen.Ga naar voetnoot232 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.4.2 Gedrukte bronnenAnders dan bij handschriften, die uniek zijn, hebben wij bij gedrukte bronnen te maken met exemplaren uit een veeltallige oplage. Dat binnen één oplage van een gedrukt werk verschillende ‘staten’ kunnen voorkomen, is bekend. Volgens Verkruijsse kan de tekstediteur dan ook pas aan het werk als er van de verschillende drukken waarin de tekst is uitgegeven zogenaamde ‘ideal copies’ zijn samengesteld. ‘Vanuit het standpunt van de bibliograaf die het voorwerk voor de tekstediteur verricht’ is zo'n ‘ideal copy’ een historische reconstructie van de vorm of vormen (d.w.z. de in schoon- en weerdruk bedrukte vellen) waaruit de exemplaren zijn opgebouwd van een druk of van een ‘issue’ zoals die door de drukker zijn afgeleverd. Op basis van de ‘ideal copy’ van elke geautoriseerde druk, stelt de editeur zijn basis-tekst of ‘copy text’ vast.Ga naar voetnoot233 Voor de gedrukte bronnen van Huygens' vroege Nederlandse gedichten betekent het vaststellen van de ‘ideal copy’ op deze wijze dus totale collatie van zo veel mogelijk exemplaren van de drukken uit 1619 van gedicht [16] en [17], van de Zeeuwse drukken van [27], [36], [37] en [38], van de Otiorum libri sex uit 1625 en van de Koren-bloemen uit 1658 en 1672.Ga naar voetnoot234 Dit reusachtige karwei heb ik niet aangevat. Ik kan met een editeur als Zwaan zeggen: ‘Aangezien deze uitgave er een is naar de handschriften, meen ik mij ontslagen te mogen achten van collationering van zoveel mogelijk exemplaren der drukken (...).’Ga naar voetnoot235 En ik zeg dat óók. Maar voldoende argumentatie is dit nog niet. In het variantenapparaat van deze historisch-kritische editie worden de gedrukte versies wel opgenomen. De ‘ideal copy’ zou derhalve moeten worden vastgesteld. Toch heb ik afgezien van totale collatie van zoveel mogelijk exemplaren. Uit de secundaire literatuur is mij niet gebleken dat er tussen exemplaren van de beide edities Koren-bloemen verschillen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn aangetroffen.Ga naar voetnoot236 De basis-tekst heb ik voor de beide versies uit de Koren-bloemen vergeleken met exemplaren van deze edities. Ik heb tussen de gecollationeerde exemplaren geen verschillen aangetroffen.Ga naar voetnoot237 Ook voor de Otiorum libri sex heb ik gemeend totale collatie achterwege te kunnen laten. Het unieke gegeven dat voor deze zeventiende-eeuwse bundel de kopij te reconstrueren was, heeft het mogelijk gemaakt een lijst op te stellen van woordvarianten tussen kopij en druk. Ik heb aannemelijk gemaakt dat de auteur nauw betrokken was bij de productie van zijn boek. De genoemde woordvarianten zijn van de auteur afkomstig. Huygens heeft ze aangebracht in de drukproeven, afgedrukte vellen van ‘vormen’.Ga naar voetnoot238 De afgedrukte katernen heeft de auteur vervolgens nogmaals doorgenomen en de geconstateerde fouten heeft hij daarna in een erratalijst opgegeven. Bij deze gang van zaken acht ik de kans dat er tijdens het drukken correcties zijn aangebracht zeer klein. Omdat het theoretisch toch mogelijk was dat Huygens de correcties niet op de proef, maar op reeds afgedrukte vellen aanbracht (en er dus exemplaren zouden kunnen zijn mét en zonder bepaalde verbeteringen), heb ik de lijst van woordvarianten en van drukfouten die is gebaseerd op een exemplaar in particulier bezit, gecontroleerd in vijf andere exemplaren.Ga naar voetnoot239 Tussen deze exemplaren heb ik geen verschillen aangetroffen. De Zeeuwse drukken van 1622 en 1623 zijn in Middelburg geproduceerd terwijl de auteur in Engeland zat en zijn zaken liet waarnemen door broer Maurits in Den Haag. Het is in deze omstandigheid niet aannemelijk dat er op instigatie van de auteur correcties op de pers zouden zijn uitgevoerd. Huygens beklaagt zich er zelfs over dat hij voor de tweede oplage niet de kans heeft gekregen fouten te verbeteren.Ga naar voetnoot240 Ook voor deze drukken heb ik afgezien van totale collatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook de drukken uit 1619 zijn niet totaal gecollationeerd. Bij dergelijke pamfletten is correctie op de pers hoogst onwaarschijnlijk.Ga naar voetnoot241 Vergelijking van twee exemplaren van elke druk leverde geen verschillen op.Ga naar voetnoot242 In het variantenapparaat worden dus wat betreft de varianten uit gedrukte bronnen verschillen uit exemplaren genoteerd. Waar ik in het vervolg spreek van ‘gedrukte bronnen’ doel ik derhalve op de door mij geraadpleegde exemplaren van die bronnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.4.2.1 Selectie van variantenDe eis volledig te zijn én overzichtelijk te blijven noopt bij de weergave van de varianten tussen de verschillende bronnen tot selectie. Alleen de varianten die relevant zijn voor een adequaat overzicht van de tekstgeschiedenis, worden gepresenteerd. Om te bepalen welke verschillen relevant zijn en welke niet, volg ik uitgaande van de principiële uiteenzetting hierover van W. Greg de gedragslijn van Hermkens. Greg onderscheidt ‘substantive’ en ‘accidental’ ‘readings of the text’. Substantiële varianten affect the author's meaning or the essence of his expression. Accidentele varianten such in general as spelling, punctuation, worddivision and the like [are] affecting mainly its formal presentation.Ga naar voetnoot243 In het variantenapparaat heb ik, zoals Hermkens in zijn editie van Trijntje Cornelis, alle substantiële varianten opgenomen, dat wil zeggen de varianten die taalkundig of stilistisch relevant zijn:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verschillen in spelling zijn niet opgenomen. In de spelling volgen de zeventiende-eeuwse zetters hun eigen systeem. De zetters gebruikten bij het zogenaamde ‘justeren’ soms meer of minder tekens om met het regeleinde goed uit te komen.Ga naar voetnoot244 Verschillen als ghe-, ge-; -lick, -lik, -lijk, -lijck, -lyk, -lyck; -ig, -igh, zijn dus niet opgenomen, daar de auteur er geen bemoeienis mee heeft gehad. Toch was de spelling voor Huygens wel degelijk belangrijk. Een fraai specimen anno 1624 van Huygens' aandacht voor spelling vormt de gedrukte kopij met correcties en aanvullingen in handschrift voor de gedichten [16] en [17]. Ik heb deze kopij in facsimile toegevoegd en ervan afgezien Huygens' veranderingen in de spelling in het variantenapparaat op te nemen. Het apparaat zou er te zeer door belast worden, wat de overzichtelijkheid niet ten goede zou zijn gekomen. In deze facsimiles kunnen wij een aantal tendenties in Huygens' spelling constateren. Blijkens de correcties in deze kopij wenste Huygens:
Overigens heeft Huygens in deze kopij de spellingcorrecties niet consequent aangebracht. Hetgeen een reden te meer was deze spelling, ofschoon van Huygens zelf, buiten het apparaat te laten.Ga naar voetnoot245 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.5 Inrichting deel 2: De commentaar en het variantenapparaatPer gedicht komen in deel 2 van deze editie in vaste volgorde aan de orde: 1. Literair-historisch commentaar. 2. Overzicht van uitgaven. 3. Opgave van de secundaire literatuur. 4. Translitteratie-aantekeningen. 5. Variantenapparaat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.5.1 Literair-historisch commentaarBij wijze van inleiding is elk gedicht voorzien van een literairhistorisch commentaar waarin volgens een min of meer vast stramien informatie gegeven wordt over: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De literair-historische commentaar is derhalve tweeledig. Hij leidt in en geeft de status quaestionis in de Huygensstudie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.5.2 UitgavenVan elk gedicht wordt onder het kopje Uitgaven vermeld in welke editie het na de standaardeditie van Worp is verschenen. Indien relevant worden van de genoemde edities bijzonderheden als ‘bevat annotaties’ gegeven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.5.3 LiteratuurPer gedicht wordt de voornaamste secundaire literatuur opgegeven. Deze literatuuropgave pretendeert geen volledigheid. Een complete objectieve persoonsbibliografie met beschrijvingen van de titels van literatuur over Huygens blijft een desideratum. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.5.4 Translitteratie-aantekeningenOnder dit hoofd geef ik rekenschap van mijn translitteratie. In de handschriften aangetroffen verschrijvingen, onduidelijkheden, betekenisloze streepjes e.d. worden hier gesignaleerd. In deze rubriek verantwoord ik ook de door mij in de teksten tussen [ ] aangevulde gedeelten die door beschadiging van de originele handschriften niet meer leesbaar of zelfs niet meer aanwezig waren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.5.5 OverleveringOnder het kopje ‘Overlevering’ wordt de vastgestelde chronologische volgorde van de handschriftelijke en gedrukte bronnen weergegeven, met een beknopte beschrijving van de bronnen en de argumentatie die tot deze opstelling heeft geleid. Elke bron wordt aangeduid met een sigle. Gebruikt zijn:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van elke handschriftelijke bron wordt achter het sigle een beschrijving opgenomen. De gebruikte exemplaren van drukken gedrukt vóór de Otiorum libri sex, worden ter plaatste verantwoord. Voor Ot is gebruik gemaakt van een exemplaar in privébezit, dat is vergeleken met een exemplaar uit de Koninklijke Bibliotheek (759 C 17). Voor K1 heb ik het exemplaar van dr. A.E. Jacobs uit Voorburg kunnen gebruiken, voor K2 mijn eigen exemplaar. Uit beide edities zijn de gegevens gecontroleerd in exemplaren van de Koninklijke Bibliotheek (K1: 302 E 52 en K2: 143 B 1, 2; 759 C 18 en 76 J 35). Onder bron versta ik hier een documentaire, archivalische eenheid.Ga naar voetnoot246 Binnen één bron kunnen verschillende fasen van ontstaan of bewerking worden onderkend. De relatieve chronologie ervan wordt aangegeven met behulp van de letters a, b, c enzovoort. Waar Huygens in een later stadium, bijvoorbeeld nadat hij de slotregels had geschreven, een gedeelte toevoegde, is de absolute chronologie van zijn bewerking uitgedrukt door aan het sigle een i of ii etcetera te hechten.Ga naar voetnoot247 Op grond van bijvoorbeeld de gebruikte inkt kan in een bron de fase dat Huygens bezig was met de voorbereiding van de kopij voor zijn bundel Otiorum libri sex worden onderscheiden. Deze bewerking resulteerde in de bron in een bepaalde laag, de kopijlaag, aangeduid door aan het sigle H of D de letters Ot toe te voegen. Een voorbeeld kan dit verduidelijken:
De derde regel uit dit stukje variantenapparaat bij gedicht [17] beschrijft de laag in een exemplaar van de eerste druk D met de wijzigingen voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de druk in de Otia. Huygens veranderde ‘mijn Ziele dan’ in ‘dan logge Ziel’.Ga naar voetnoot248 De fase waarin Huygens zijn Otia heeft doorgenomen op drukfouten heeft in voorkomende gevallen geleid tot toevoeging van een e (van errata) achter het sigle Ot. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.5.6 VariantenapparaatDe geselecteerde varianten uit de geautoriseerde bronnen worden in deel 2 aangeboden in het variantenapparaat. Gekozen is voor een presentatiemodel dat synoptisch is en prospectief.Ga naar voetnoot249 Prospectief betekent dat de ontwikkeling van de tekst in de chronologische orde wordt aangeboden; de oudste versie wordt als eerste genoteerd en daaronder worden de volgende versies aangeboden. Synoptisch wil zeggen dat de verschillende versies van de tekst in een kenmerkende structuur (hier per versregel) onder elkaar worden gepresenteerd. Voor de vroege gedichten van Huygens heeft dit presentatiesysteem de volgende voordelen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.5.6.1 Inrichting variantenmodelDe presentatie volgt per gedicht de regelnummering van de basistekst. Is een regel uit de basistekst gedurende de overlevering niet substantieel gewijzigd, dan wordt die regel in het apparaat niet herhaald. Basistekst en apparaat leveren dus in samenhang met elkaar het volledige overzicht van de tekstgeschiedenis.Ga naar voetnoot250 De aanname dat tekstuele gegevens in een weergave van de overlevering van een tekst belangrijker zijn dan grafische, en het gekozen model voor de presentatie hebben tot gevolg dat het aantal ‘diakritische tekens’ of liever ‘translitteratietekens’Ga naar voetnoot251 beperkt is gebleven. Dit komt de duidelijkheid ten goede. Gebruikt zijn in het synchrone, horizontale verband van de synoptische presentatie: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
< > om aan te geven dat Huygens het gedeelte tussen deze zogenaamde schraphaakjes onmiddellijk, voordat hij de versregel had voltooid, heeft doorgehaald, een onmiddellijke variant dus. Voorbeeld: [29], 6
< >> om aan te geven dat de auteur de tekst tussen de haakjes onmiddellijk heeft overschreven, ook een onmiddellijke variant. Voorbeeld: [7], 13
* * of *xxxxx* om aan te geven dat de tekst binnen de asterisken niet met zekerheid te ontcijferen was; de xxxx geven waar mogelijk het aantal lettertekens aan dat ik op die plaats vermoed.
+ (voor aan de regel) om aan te geven dat Huygens deze regel wilde laten inspringen.
Binnen het diachrone, verticale verband van de synoptische presentatie heb ik gebruik gemaakt van:
[ ] meeleeshaakjes, de tekst die in de regels boven deze haakjes staat, moet ook in deze regel worden meegelezen. De tekst is van de ene naar de volgende bron niet substantieel gewijzigd. Deze haakjes omgeven dus invariante delen. Soms is voor de duidelijkheid de tekst binnen deze haakjes herhaald. Voorbeeld: [2], 2
α, β Met deze letters worden exclusieve combinaties aangegeven. Wijzigingen in regels met dezelfde letter moeten met elkaar in verband worden gebracht. Dit komt vooral voor bij omzettingen tussen regels of bij wijziging van de rijmwoorden. Voorbeeld: [2], 3, 4
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/ / Hiermee geef ik aan dat Huygens in een later stadium twijfels had over de tekst boven deze tekens. Veelal maakt hij zijn twijfel kenbaar door het woord (de woorden) in kwestie te onderlijnen.Ga naar voetnoot252 Vaak werden dergelijke attentiestrepen gevolgd door de notering van een alternatief voor het onderlijnde woord, hetgeen dus resulteerde in een open variant. Soms bleef het alternatief achterwege. Voorbeeld: [36], 37
* Een enkel superieur geplaatst sterretje achter een woord duidt op een verschrijving of drukfout. Als onder deze fout geen regel meer volgt, wil dat zeggen dat de fout is blijven staan tot en met de editie van de Koren-bloemen 1672. Voorbeeld: [17], 59
Ook bij open varianten is het bovenvermelde principe dat tekstuele informatie prevaleert, gevolgd. Open varianten worden als zodanig tussen accoladen aangegeven. Het woord dat Huygens het eerst schreef staat daarin bovenaan, daaronder volgt het alternatief, ongeacht de werkelijke toestand in het handschrift waar de auteur zijn alternatieven veelal interlineair of marginaal toevoegde. Bij varianten die de leestekens betreffen, worden de woorden vóór dat teken in de notatie meegenomen. In enkele gevallen heb ik, omwille van de duidelijkheid, de gang van zaken in woorden uitgelegd. Met ‘[ontbreekt]’ wordt de constatering meegedeeld dat in een bepaalde (laag van een) bron een bepaalde tekst nog niet of niet meer vermeld is. |
|