Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 1. Teksten
(2001)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 288]
| |
[97] Edam.(aant.) (aant.)De dam die 'tzuijderdiep het binnen-IJ onthiel
Gaff mij d'IJdammer naem; dien ick niet langer hiel
Dan tot het vett gerucht van mijn' gewilde Kasen
De Wereld hadd gevult, en naer mijn aes doen rasen;
5[regelnummer]
Sints noemen sij't Eet-dam daer soo veel etens groeijt.
Maer datmen mijner melt soo verr het ebt en vloeijt,
Is elders op gevest: Hoort Hollander, de wielen
Van uw' Victori-koets zijn uw' bezeilde kielen;
Dat zijn de mijne meest: behoort niet meest de danck
10[regelnummer]
Den Raden-maker toe van 's wagens gladden ganck?
|
|