Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 1. Teksten
(2001)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd[31] Daer op ick.(aant.)Arions zwanen-treur en dood-bereide beê,
Het uijterste gepooch van sijn geleerde longhen,
Heeft het hem 'tleven oock den Rooveren ontwronghen?
Neen. een beleefder Vissch ontvoerden hem de zee.
5[regelnummer]
Hoe? bijde menschen vrees, en bijde beesten vreê?
Fij, grijse loghen-eeuw: Komt leert het bij de jonghen,
Wie Water, Wind en Weer al singhend' heeft bedwonghen,
Tot sijn gescheepte Vriend bezeijlde Jacobs Reê.
Ick geve voll bescheid op't ongeloovigh vraghen,
10[regelnummer]
Ick, Thetis toren laest, der Schipperen vertzagen,
Ontswommen op de kiel van Hoofts bewenschte schuijt.
Corinthen, hoort; en wijckt: Noord-westelicker buijen
Te dempen met een woordt, Zuijd-Ooster' op te ruijen,
Dat kan een Hollands lied, meer als een Grieksche Luijt.
Lond. mdcxxi |
|