Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 1. Teksten(2001)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 90] [p. 90] [31a] Behouden reis, naer Engeland Door den Heere Drossart Hooft, aen mij.(aant.) Trompetter van Neptuin heb ick op U een beê? Rondt met de wanghen, en te wercke leght U longhen; 5[regelnummer] Op dat de stijven aem ten hooren uijtgewronghen Doe luistren weer en windt: En kundight over Zee, Wt uwes Conincx naem, soo trouwe vaste vreê, Als wordt geviert wanneer d'IJsvoghel is in't jonghen. Sijn Volck, Oost uijtgeseidt, houde' Aeol al bedwonghen, Soo lang tot Huighens heb beseilt gewenschte Reê. Oft draelt ghij en wilt eerst U meester Oorlof vraghen? 10[regelnummer] Geen noodt oock. Schipbreuck can Arion niet vertzaghen: Dien de Dolfijn, als't nauwt, moet dienen tot een' schuijt. Sijn sang sal baren bats, en luijtruftighe buijen Licht, tegen eighen aerdt van tochten woest, opruijen; En maken zeedigh zee en stormen met sijn Luijt. Omnibus idem. Vorige Volgende