Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 1. Teksten
(2001)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd[30a] Weder-antwoord vanden Selven.(aant.)Niet bij maer boven selfs Achillis groove schoncken
En domme-crachtich hert, stel ick de geesten rap
dien niet opcomen kan, off flucx en staense schrap,
die noijt int welsant vande sufferij versoncken.
5[regelnummer]
Granaedsche wol had noijt het gloeijroot bet gedroncken
daer 't voeder verwer is, aen groene Cruijdensap,
als kennis heeft gegrijst uw groene vrijerschap
waer aen men wert gewoon soo goddelijcke voncken.
Maer looft Musaeus om sijn ziele sleepend' dicht
10[regelnummer]
Amphions vinghers tuck ter luijten affgericht,
off Orpheus sangh, die't wilt inscherpte tamme zeden,
t'is ijdelhoofts bestaen gewaecht door ijeder landt,
Van't geest verleijden, steens-voeghsaemheijt, bomentrant,
Het mijn oock ijver is, beken ick, en geen reden.
|
|