Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 1. Teksten
(2001)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd[29] Mijne Antwoord(aant.)Ick bij den held gestelt, die uijt de Leeuwen schoncken
den oorlogh ijver soogh en t'Leeuwelicke rapp,
die Troijen hielp in d'asch, en stelden Hector schrapp!
soo diep en legh ick niet in eigen waen versoncken,
5[regelnummer]
soo veel en heb ick niet uijt Lethe opgedroncken,
dat ick's mij weerdich kenn'; al paert het vloeijend' sapp
van uwe hoofsche pen t'onwetend vrijerschapp
van een' rond' Batavier, bij d'edel' Grieksche voncken.
Wat kan hij weerdigh zijn die noch op stemm noch Dicht,
10[regelnummer]
ervaren, noch op Luijt mach heeten affgericht!
veel minder op het puijck van uijtgelesen Zeden?
Dies vind' ick in uw Dicht, puijck-Dichter van ons landt
Konst, jonst, genegentheit, maet, rijm, en regeltrant,
(vergeeft mij 't redelick ontkennen) maer geen' reden.
|
|