Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 1. Teksten
(2001)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
[29a] De Heere Drossart Hooft. Van mij.(aant.)Men voed' Achilles op met Merch uijt Leeuwen schoncken,
dies ziedend' oorloch-sucht reed door sijn leden rap.
van rusten wierd hij mat, van woelen Frisch: en schrap
stond hij veel liever dan hij stack in lust versoncken.
5[regelnummer]
Maer Huijgens inborst, die voor soch heeft opgedroncken
der Eed'ler Consten claer en zinne-suijv'rend sap,
vlamt op het eerlijck fraij, waer nae sijn vrijerschap
uijt allen ijver rent geprickt met Heijl'ghe voncken.
Dies luijstren nu sijn luijt, sijn stem, streelend dicht,
10[regelnummer]
na wetten van die geest op alles affgericht.
Nadese schickt haer t'puijck sijnr' uijtgelesen zeeden.
doch dit's maer voorspel; thans de welvaert van sijn Landt
en vrijgevochten volck, aenstellen wil haer trant
op maetslach eenes ziels soo vol van rijm en reden.
|
|