| |
122 XX 09 1618 Ged., dl. 1 p. 123
Toelichting
Reeds enkele brieven uit augustus (Br., dl. 1 nrs. 53-55) spreken van Huygens' terugkeer uit Engeland (vgl. de beide voorgaande gedichten). Pas op 2 november echter zou hij weer thuis zijn (Dagb., p. 3 en 9). De reis terug vond plaats in gezelschap van de Engelse geestelijken die de synode van Dordrecht zouden bijwonen (Br., dl. 1 nr. 58; De vita propria 1,522-529; zie ook Bachrach, Sir Constantine Huygens, p. 190-192).
Het gedicht is besproken door Bachrach (a.w., p. 192-197 en appendix 52 met een vertaling van vss. 1-32).
| |
Metrum
Sapphische strofe.
| |
| |
| |
| |
Overlevering
H1 |
K.A. XLIIIa-1, 1618/8r-9r = basistekst; |
H2 |
K.A. XLIIIa-1, 1618/6v-7r; |
Hk |
K.A. XLIIIa-1, 1620/6v-7r (vss. 1-12 en 17-32); |
O |
Otia, boek 1 p. 32 (vss. 1-12 en 17-32); |
M |
Momenta desultoria, p. 308-309 (vss. 1-12 en 17-32). |
|
Het type schrift van H1 is dat van een netafschrift. H2 maakt deel uit van het handschrift met nrs. 120-122 (zie nr. 120 bij overlevering). Hk is een van de apografen uit jaaromslag 1620 die vermoedelijk speciaal met het oog op de Otia zijn gemaakt. |
| |
Commentaar
1 |
Annuit coepto: Verg. Georg. 1,40: da facilem cursum atque audacibus adnue coeptis. |
5-6 |
Annuit - rector: zie comm. bij nr. 92 vs. 57. |
9 |
magno ... parente: Bachrach verbindt deze ablatief met suboles: ‘the son of a great parent, himself now hardly less great’ (Sir Constantine Huygens, p. 225-226). |
10 |
Carolus: Karel 1 (1600-1649), zoon van Jacobus 1 en Anna van Denemarken, kroonprins sinds de dood van zijn broer Henry in 1612. Huygens heeft in zijn nabijheid mogen verkeren op Richmond Palace (Br., dl. 1 nr. 53 d.d. 12 augustus 1618; vgl. Bachrach, a.w., p. 161). |
12 |
Anna: Anna van Denemarken (1574-1619), echtgenote van Jacobus 1. In verschillende brieven van Huygens is sprake van Carons voornemen zijn protégé aan haar voor te stellen (Br., dl. 1 nrs. 53, 54, 56 en 57). Het is evenwel onduidelijk of dit werkelijk is gebeurd: ‘c'est une femme qui se voit fort difficilement’ (a.w., nr. 56), wat ongetwijfeld in verband staat met haar gezondheidstoestand gedurende de laatste jaren van haar leven (Williams, Anne of Denmark, hst. 17). |
13 |
patrum venerandus ordo: Bachrach: ‘The reverent order of Prelates’ (a.w., p. 226; vgl. p. 194: ‘the venerable order of Church Fathers’). Niets evenwel wijst erop dat hier geestelijken zijn bedoeld; vgl. nr. 99 vs. 1, waar met patrum veneranda corona de leden van de Raad van State zijn bedoeld. |
14 |
metrum? Vgl. Sacré, ‘De metriek in de Neolatijnse poëzie van Huygens’, p. 87 n. 15. |
17-32 |
Huygens was tijdens het schrijven van deze passage op de hoogte van de gebeurtenissen eind juli in Utrecht. Hij reageert daarop in een brief van 31 augustus 1618 aan zijn ouders: ‘Les nouvelles des cassations à Utrecht et specialement de Ledenbergh m'ont estonné plus que ne pourroyent celles d'une montagne transposée’ (Br., dl. 1 nr. 55). Op 17 september, ongeveer drie weken na de arrestatie van Oldenbarnevelt c.s., luidt het: ‘Les subits changements de la Republique pardela ne m'ont point estonné, mais estourdi. Ce sont choses au dela de m[a ca]pacité; je n'y sçay que dire. Je revere en silence les abysmes des jugements |
| |
| |
|
de Dieu qui, à mon petit advis, a donné le grand coup à point, et comme ex machina. On attend curieusement pardeça quel pelotton ce filet fera attraper’ (a.w., nr. 56). Onduidelijk is evenwel, of het gedicht voor of na deze laatste brief is geschreven. |
25 |
Digito labellum: Juv. 1,160: ... digito compesce labellum (vgl. Walther nr. 5705). |
39-40 |
duplicata quondam turba: Constantijn had vier zusjes: Elisabeth, Geertruyd, Catharina en Constantia (Huygens herd., p. 86-88). Elisabeth overleed in 1612 (zie nrs. 84 en 85). Catharina overleed op 18 juni 1618 tijdens Huygens' verblijf in Engeland, twee weken voordat ze zeventien zou worden (Dagb., p. 2 en 9). Ze was waarschijnlijk al ziek bij Huygens' vertrek blijkens deze zinsnede in een van de eerste brieven die hij uit Engeland aan zijn ouders zond: ‘Je desire grandement d'entendre, comment il va de ma povre soeur Catherine que j'ay quitté avec beaucoup de regret’ (Br., dl. 1 nr. 45; zie ook nrs. 46-47). |
61-62 |
cursum ... institutum / rumpit: Hor. Carm. 3,27,5: rumpat et serpens iter institutum. - Vgl. vss. 65-68, waar Huygens doelt op dezelfde ode. |
65-68 |
Horatius' ode 3,27 is een afscheidsgedicht voor Galatea, die op het punt staat een zeereis te maken. De dichter wijst op de gevaren die haar te wachten staan. Ze neemt evenveel risico als Europa, die zich door Jupiter - in de gedaante van een stier - naar Kreta heeft laten voeren. Het verhaal van Europa beslaat de rest van de ode (vss. 25-76). |
71-72 |
toto - Britanni: Verg. Ecl. 1,66: et penitus toto divisos orbe Britannos. |
|
Patriae - fugit: Hor. Carm. 2,16,19-20. |
|
Heu qualis - aetas: Martial. 6,85,7: Heu qualis pietas, heu quam brevis occidit aetas! |
|
Qui dedit - auferet: Hor. Epist. 1,16,33. Horatius doelt op de wisselvalligheid van de publieke opinie. Huygens buigt de betekenis om in de richting van Hor. Carm. 2,10,15-17: ... informis hiemes reducit / Iuppiter, idem / submovet ... Dit gaat onmiddellijk vooraf aan het laatste citaat dat Huygens geeft (zie volgende aant.). |
|
Non - sic erit: Hor. Carm. 2,10,17-18. |
|
|