97 ←04 09 1613 Ged., dl. 1 p. 53
Toelichting
Beide gedichten zijn uitgegeven door J.P.N. Land in een bijlage bij zijn artikel uit 1885 over Huygens-handschriften in de British Library (‘Over papieren van Constantijn Huygens en zijne zonen’, p. 66-67). Land laat de mogelijkheid open dat Huygens' oudste zoon (Constantijn jr.) de auteur van het zesregelige Pro lepido insulsum is geweest (a.w., p. 55 n. 2 en p. 67; Boot, ‘Hugeniana’, p. 105). De ondertekening bevat namelijk wel naam en leeftijd, maar geen jaartal. Er is evenwel geen reden het auteurschap van het versje ter discussie te stellen, gezien de hand waarin het is geschreven.
Achter ‘Johannes Couperus, Anglus’ gaat volgens Bachrach John Cooper schuil, die zichzelf in Italiaanse trant John Coprario noemde (Sir Constantine Huygens and Britain, p. 67-69; over Coprario: Field, ‘John Coprario’). In het voorjaar van 1613 maakte deze Engelse musicus deel uit van het gezelschap dat Frederik van de Palts en Elizabeth Stuart begeleidde naar Duitsland na hun huwelijk in Engeland (a.w., p. 68). Zijn gedicht heeft wellicht betrekking op de terugreis daarna.
Bachrachs identificatie is door de muziekwetenschap overgenomen, allereerst door Thurston Dart in een bespreking van Bachrachs boek in het tijdschrift Music & Letters (1963). Dezelfde auteur wees in 1970 op een in 1613 gepubliceerd verslag van het zojuist bedoelde huwelijk en de gebeurtenissen daaromheen (Beschreibung der Reiß - vgl. toel. bij nr. 93); daarin wordt Coprario vermeld bij de personen die met het paar meereisden naar Duitsland (Dart, ‘Two English musicians in Heidelberg’).
In zijn artikel ‘Autographs of John Coprario’ uit 1975 komt Richard Charteris op grond van vergelijking met een brief uit 1607 tot de conclusie dat het