17 ←01 05 1608 Ged., dl. 1 p. 4
Toelichting
Wellicht de bewerking van een tekst die samenhangt met Plat. Apol. 30D-31A (Plato, Verzameld werk vert. De Win, dl. 1 p. 244): ‘En dus ook, Atheners, verre van mezelf te verdedigen, zoals men zou kunnen denken, verdedig ik op dit ogenblik ù. Ik vrees maar dat ge, door mij te veroordelen, u vergrijpt aan een geschenk u door de goden gezonden. Want als ge mij doodt, zult ge niet licht weer zo iemand vinden die letterlijk - het moge dan een beetje komisch klinken - door de godheid de staat op de nek gezet is, als een soort horzel op de nek van een paard, een paard dat wel groot is en van goed ras, maar dat juist door zijn zwaarte wat traag is en de prikkel nodig heeft. Dat is juist de rol, dunkt me, die de god mij in onze stad toebedeeld heeft [...]. Zo een tweede zult ge dan ook niet licht krijgen, Atheners.’