Latijnse gedichten 1607-1620
(2004)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 151]
| |
(100 Aan vader, op 1 januari (Vervolg))aant.[15] Als mijn geest, die nu bevangen is door duistere onzekerheid, even goed op de hoogte zou zijn van de toekomst als van het verleden, dan zou ik zelfs niet voor de korte duur van dit ogenblik twijfelen of ik u een lang uitgesponnen leven zou moeten toewensen. [19] Maar aangezien u, natuur, de mens nu juist hebt ontzegd te weten wat morgen, wat straks zal gebeuren of zal zijn, is precies die weg afgesloten. Maar zeker toch opent zich hier nog een tweede, niet minder geschikt voor mijn opzet. Die zal ik ingaan, vader, met gebruikmaking van betere wensen. Vergeef me als ik onvoldoende de oude gang van zaken in acht neem. Ik wil overeenkomstig mijn manier kort zijn; en zo zal één distichon drie dingen tegelijk zijn: bede, nieuwjaarswens en slotwoord: [27] de goden mogen u geven na uw sterven de vreugden van het eeuwige leven; de goden mogen u geven dagen van vrede zolang u op aarde mag leven.
1614, 17 jaar. |
|