71 ±30 11 1610 Ged., dl. 1 p. 25
Aan de voortreffelijke en zeer geleerde jongeman Johannes Brouart ter gelegenheid van zijn disputatie ter verkrijging van de graad van doctor in de medicijnenaant.
Niet ieder mens is het gegeven de gewijde schuilplaatsen en verheven tempels van de Delische ziener te bezoeken, weinigen die Apollo zo grote eer waardig heeft gekeurd en voor wie hij de heilige poorten heeft ontsloten. Dit is u, Brouart, te beurt gevallen; door u zijn kundigheden te onderwijzen heeft de Deliër de geheimnisvolle deuren geopend. [7] Ga, mijn beste, waarheen uw talent u roept, veel geluk op uw pad; immers heden is u de blijde dag van uw wensen ten deel gevallen en de godheid zelf, zie, komt u tegemoet, begeleid door de talrijke schare van de negen zusters. [11] Ga, mijn beste, waarheen deze rei u de weg wijst en schenk uw vaderland grote roem.
Graag en met recht opgedragen.
1610, 14 jaar.