Latijnse gedichten 1607-1620
(2004)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
(55 Ode 16 van boek 2 van Q. Horatius Flaccus, aan Grosphus, dat iedereen rust aangenaam en wenselijk vindt (‘Otium divos’) (Vervolg))aant.Waarom jagen we vastberaden zoveel na in ons korte leven en zoeken we een vaderland gelegen onder een andere zon? Ze gaan aan boord van schepen met koperbeslag en houden sterke afdelingen ruiterij bij: de boosaardige zorgen, sneller dan gezwinde herten en de vlugge wind. [16] Laat het gemoed, voor het ogenblik blij, een afkeer hebben van zorg om wat verder weg is, en met een blijde lach wat hard is verzachten, verdriet smorend in het hart: niets is in alle opzichten gelukkig. [19] Een vroegtijdige dood nam de Aeacide weg, een man onoverwinbaar in de strijd, langdurige ouderdom verteerde de bejaarde Tithonus. Wat de tijd jóu misschien ontzegt, zal hij mij aanreiken. Voor jou honderd stuks vee en kuddes, voor jou heft een merrie, geschikt voor een vierspan, doordringend gehinnik aan, jou tooien wollen kleren die tweemaal met Tyrisch purper zijn geverfd;
12 jaar, in het jaar 1609 in de maand augustus. |
|