Briefwisseling. Deel 5: 1649-1663
(1916)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend5253. J. BlaeuGa naar voetnoot5). (A.B.)aant.Uwe missive van 8 November is mij op behoorlijcke tydt wel behandight, maar, door ver- | |
[pagina 157]
| |
scheijde beletselen verhindert gheweest synde, niet eer konnen beantwoordt worden. Nu dient dese ten selven eijnde, ende om uwe E. te laten weten, dat het ons aen papier niet sal ontbreeckenGa naar voetnoot1), wanneer Hare Hoogheijt geresolveert sal sijn de bewuste memorien des Prinsen haren Heere hooghlofflicker memorie in den druck te bevoorderenGa naar voetnoot2). Waertoe vooreerst nodigh soude sijn, mijns bedunckens, dat uijt de librarie van Syne Hoogheit hoogl. memorie bijeen vergadert wierden alle de caerten van belegeringen, quartieren, etc., tot ornement ende elucidatie van 't werck vereijscht. Oft men die op eene mate oft deselve scale soude maken, sal men dan best konnen oordelen en daerop resolutie nemen. Aengaende bequame etsers, daeraen sal 't niet haperen, en versekere uwe E., dat ick gheen andere in so wightigh en heerlijck werck sal stellen, als die waerdigh en recht waerdigh sijn de handt daeraen te slaen. Hierop sal uwe antwoordt verwachten ende ondertusschen blijven ..... Amsterdam, den XIIII Novemb. 1652. |
|