| |
| |
| |
2 Noten bij het voorwerk
2.1 De opdracht
Constantijn Huygens (junior) was geboren op 10 maart 1628 en zou zijn vader in 1672 opvolgen als secretaris van de Prins van Oranje. Geertruid Huygens, geb. 1599 (overl. 1680) was de oudste van Huygens' twee nog levende zusters. Ze was gehuwd met Philips Doublet (1590-1660), heer van St. Annaland. Zie over haar Keesing 1987, via index p. 194-195.
1-16: De klassieken zeiden het al: de combinatie van nut en vermaak levert een duurzaam produkt. Zo heeft mijn vader het aangename van Hofwijck op zo'n manier beschreven dat de ziel er profijt van heeft, en een gedicht gemaakt dat ook latere generaties zal boeien. Dankzij mijn aandringen heeft hij ook niet gewacht met uitgeven, maar het al voor lezers van nu ter beschikking gesteld.
opschrift |
Vrouw [...] Huijgens: Zij heet ‘Vrouw’ (‘vrouwe’) als echtgenote van een ‘Heer’. geseght: die genoemd wordt. In de wandeling heette zij dus wel ‘mevrouw Doublet’. |
|
St. Anneland: St. Annaland, op het Zeeuwse eiland Tholen, was een ambachtsheerlijkheid. |
aanhef |
Waerde Moeije: lieve tante |
1 |
De [...] verstaen: D.w.z. de klassieken waren al van oordeel |
3 |
in een getwernt: inéén gedraaid (getwijnd) |
4 |
deughdelixten: sterkste |
4-7 |
Daer [...] raeckten: daarop, zag ik, had mijn vader gelet, toen hij de vrije loop gaf aan zijn neiging om de tastbare (maar ook: stoffelijke en dus vergankelijke) vreugden van Hofwijck zo te beschrijven dat ze de ziel zouden raken. Vgl. wnt gelusten I: ‘den lust [...] naar iets in zich laten opkomen, zonder zich daartegen te verzetten; met het bijdenkbeeld, dat die begeerte afkeuring verdient.’ De suggestie is dus ‘hij kon het weer eens niet laten’, de poëzie van Huygens zoals zo vaak voorgesteld als een ‘zwak’. Tegelijkertijd is de inzet toch niet gering: de uitbeelding van het lichamelijke, vergankelijke (dat slechts ‘Vermaeck’ oplevert), moet ‘de ziel raken’ en krijgt daarmee zin in het perspectief van de eeuwigheid (‘Voordeel’). |
8 |
makende [...] Handeling: door van de wandeling daar een ‘verhandeling’ (betoog, iets waar men wat van leren kan) te maken |
9-10 |
die [...] moght: die na hem zijn erfgenamen, (zelfs) na het verdwijnen van de plaats zelf, van nut zou kunnen zijn. Als de wandeling (‘Vreughd’) op Hofwijck niet meer mogelijk is, is de ‘verhandeling’ er nog (die ‘Vrught’ oplevert). |
10-16 |
Ende [...] maken: en toen dat verleidelijke voornemen ook volgens plan was uitgevoerd, vond ik dat het resultaat een te bruikbare lamp was om onder |
| |
| |
|
de korenmaat te zetten, waaronder hij bestemd was om in eerste instantie te staan walmen, als ik niet zoveel moeite had gedaan om het ook ónze eeuw te mogen bekendmaken. De formulering is zeer compact: het gedicht was bestemd om voorlopig onder de korenmaat gezet te worden, en dat zou ook gebeurd zijn als ik niet etc. Voor de beeldspraak vgl. Mattheus 5:15. Op grond van deze passage (en ook r. 29-31, mij [...] vertrout, zie bij die regels) wordt Constantijn jr. als tekstbezorger van Hofwijck beschouwd (vgl. Eymael, Inleiding p. ix; De Vries 1998, p. 138). Over wat die rol inhield zie het hoofdstuk over de tekstgeschiedenis, in het bijzonder par. 2.3.2.1. |
16-40: Wat die ervan zullen vinden, met al hun inbeelding, moeten we maar afwachten. U zult er zeker blij mee zijn: de mens Huygens is u te dierbaar dan dat u een stuk werk van de dichter zou verwerpen. Een stuk werk, of liever, bijwerk, want het is - we kunnen het nauwelijks geloven - geschreven tussen de bedrijven door in de drukste maanden van zijn leven. Nu het kind er zo snel gekomen is heeft het extra bescherming nodig, en ik kan het aan niemand beter opdragen dan aan u, oudste tante van ons beiden; ook omdat u wel wat ontspanning kunt gebruiken na de dood van twee van úw drie kinderen.
17 |
staet te sien: staat te bezien. In één moeite door wordt een eventueel negatief oordeel bij voorbaat gediskwalificeerd! De dichter, staat hier, is hoe dan ook in zijn opzet geslaagd: ‘het soete voornemen alsoo uijtgevoert’. Wat ‘deze neuswijze wereld’ ervan vindt staat te bezien, maar het nageslacht zál er baat bij hebben. |
17-18 |
Bij [...] hebben: Van Uwe Edelheid (U, geheel anders dan deze ‘neuswijze wereld’) meen ik geen ondank verdiend te hebben (voor de moeite die ik mij getroost heb om dit gedicht onder de korenmaat vandaan te houden) |
19 |
haer: Slaat terug op ‘Edelheid’, dus ‘u’. |
21 |
Een [...] beter: een ‘stukje bijwerk’, zou ik het beter kunnen noemen |
22 |
dewijle: omdat |
|
qualick: nauwelijks |
23 |
all [...] staende: D.w.z. tussen de bedrijven door |
25-26 |
vier [...] heeft: Zie Inleiding Apparaat, par. 2.1.1. |
26 |
sonder [...] hebbe: waarbij niemand ook maar een vermoeden heeft gehad |
27-28 |
ijet sulx: iets van dien aard |
28-31 |
Nu [...] vertrouwt: Nu het ‘kind’ (datgene wat mijn vader ‘onder de leden had’) zo haastig ter wereld is gekomen, en, als het jongste van de kinderen uit het tweede huwelijk (met de Muze nl.), is toevertrouwd aan de hoede van mij, de oudste van de kinderen van het eerste huwelijk |
31-32 |
weet [...] Moeije: weet ik geen betere plaats om het ‘te besteden’ (zoals men een kind bij familie of een min ‘besteedt’, in huis brengt) dan bij u, de oudste tante van beiden (van ‘dat kind’ en van mij) |
32-34 |
die [...] zijn: (u) van wie ik zou willen dat u zich er af en toe eens mee wilde |
| |
| |
|
vermaken, als tegenwicht tegen de buien van zwaarmoedigheid waaronder u nog wel zult lijden |
34-36 |
zedert [...] halen: sinds u twee van de drie geliefde vruchten van uw eigen bed ‘uit de tijd heeft zien halen’ (heeft zien sterven). Van de drie zoons van Geertruijd waren er twee jong overleden (vgl. Unger 1885, Bijlage H). |
36 |
wel [...] tijds: wel vroegtijdig |
37 |
te [...] dewijl: op de juiste tijd, omdat |
38-39 |
in [...] tijden: D.w.z. in dit leven en hierna; parallel met ‘tijdelick’ en ‘eewigh wel-zijn’. |
ondert. |
V.E. [...] dienaer: uw onderdanige neef en dienaar |
| |
2.2 Aenden Leser; voor de Bij-schriften
1-16: Een uitnodiging aan iedereen die tijd over heeft, en niet wil dobbelen en gokken: kom wandelen met mij op Hofwijck. Daar hoeft men zijn huis niet voor uit. Het kan al met een blik op de plaat, en wie geen goede ogen heeft kan zich het gedicht laten voorlezen. Horen en zien zijn hier gelijk: blinden noch doven zijn in het nadeel. En kenners van tuinen en huizen zullen geen spijt hebben van de wandeling.
titel |
Bij-schriften: Bedoeld zijn de aanhalingen uit klassieke auteurs en kerkvaders onder aan de pagina's. |
1 |
sich selfs: zichzelf |
2 |
kostelicken: kostbare |
3 |
Om [...] zijn: om zijn vrije tijd op een aangename manier door te brengen wien [...] Berd: wie heeft een afkeer van de dobbelsteen en de speeltafel. Huygens denkt vermoedelijk aan ‘een soort van trictrac [...] of backgammon’, ‘het werd gespeeld met schijven en het verloop ervan werd bepaald door het vallen der dobbelsteenen en de behendigheid der spelers’ (wnt verkeerbord bet. 2). |
4 |
dat [...] werdt: dat voor spel doorgaat |
5 |
Hij [...] gae: laat hem komen waar ík heenga |
6 |
Hij [...] is: laat hem blijven waar hij is. Verduidelijking van de vorige zin: wie mij op Hofwijck wil volgen, bedoelt Huygens, hoeft daar zijn huis niet voor uit. Zie verder de toelichting bij de volgende regels. |
8-9 |
Hij [...] Oor-deel: hij kan zijn verlangen met een blik van zijn oog voldoen, of, als hij een ‘lui oog’ heeft (als zijn gezichtsvermogen daarvoor tekort schiet), met een ‘geduldig oordelend oor’ (men kan zich het hele gedicht laten voorlezen). Het betreft hier een veelbesproken passage; zie m.n. Strengholt 1979 en De Vries 1983, beide met vermelding van oudere literatuur. Het gaat vooral over de vraag wat precies met ‘een ogenblik’ is bedoeld. De opvatting van Eymael en Zwaan, dat Huygens daarmee een bezoek aan het reële |
| |
| |
|
Hofwijck op het oog heeft, lijkt mij wel voldoende weerlegd (Strengholt 1979, p. 155-160), maar dan blijven er nog twee mogelijkheden: het gedicht lezen (Strengholt), of de bijgevoegde plaat bekijken (De Vries)? Ik voel het meest voor de tweede opvatting. Het dubbelzinnige woord ‘ogenblik’ wijst in die richting: lezen van Hofwijck is niet bepaald een kwestie van ‘een blik van het oog’. Voor horen voorlezen is daarentegen inderdaad ‘een geduldig oor’ nodig. Ook past deze opvatting het best bij het vervolg, waarin Huygens uiteenzet dat de blinde (die het gedicht hoort lezen) dubbel geniet: de ‘rijm-pen’ maakt alles immers veel mooier dan de werkelijkheid. De bekijker van de plaat geniet, maar de hoorder van het gedicht geniet dubbel (ook al berust diens genot op een ‘leugen’)! Zie ook Hofwijck zelf, r. 25-26 en de aantekening daarbij. |
10 |
Daer [...] voordeel: waar horen zoveel als zien is (ook luisterend ziet men Hofwijck immers voor zich), is een ziende (hier) niet in het voordeel |
12 |
en [...] spoor: en ‘in mijn voetspoor treden’ (lopen waar ik loop) |
13 |
Men [...] dan: hoe dan ook, of men mij nu hoort of ziet (mijn gedicht hoort of mijn plaat ziet) |
13-14 |
ick [...] bouwen: ik garandeer dat niemand die verstand heeft van planten en bouwen (van tuinen en huizen) spijt zal hebben (van zijn ‘horen’ of ‘zien’). |
15-16 |
En [...] vin: en ik garandeer (of anders ben ik verleid door betoverende eigenliefde), dat beiden Hofwijck zo zullen vinden als ik het vind - dat zowel de kenners van tuinen als van huizen er tevreden over zullen zijn. Anders gezegd: ik zou mijzelf wel heel erg voor de gek moeten houden als de deskundigen niet hetzelfde oordeel over Hofwijck hadden als ik. Hofwijck voldoet aan de eisen: dat is te zien op de plaat en te lezen in het gedicht. In het vervolg neemt Huygens hier niets van terug: wel bekent hij daar dat hij het in het gedicht allemaal wel érg mooi voorstelt, door te spreken over hoge bomen, diepe schaduwen etc. Daar is (nog) geen sprake van. |
17-40: Toch, vervolgt de dichter (teruggrijpend op wat hij over de doven en de blinden schreef) spreek ik nog maar de halve waarheid. Horen en zien zijn hier gelijk, maar de blinden, zij die het gedicht horen, zullen niet evenveel, maar tweemaal zoveel genieten als zij die de plaat bekijken. Want de plaat stelt Hofwijck slechts voor zoals het is, maar in het gedicht wordt - zo gaat dat in gedichten - alles veel mooier voorgesteld: wie Hofwijck eerst leest en de buitenplaats vervolgens in werkelijkheid gaat bekijken, zal zich zwaar bekocht voelen.
17 |
Noch: toch |
18 |
genucht: plezier |
19 |
Bij [...] oogh: vergeleken bij het enkele plezier dat het oog geeft (de blik op de plaat) |
20-21 |
ten [...] kunst: deels uit gewoonte en deels om aan de eisen van de kunst te voldoen; m.a.w. deels min of meer onbewust, deels ook expres (vgl. r. 48). |
| |
| |
|
die: zij die |
22 |
't loss aensienelick: de frivole schoonheid |
23 |
van't pad: op een dwaalspoor |
23-24 |
als [...] Caert: als zij die het ongebonden karakter van het fantasierijke schilderspenseel (abstractum pro concreto: een gefantaseerd schilderij) voor een landkaart aanzien |
25 |
van [...] geven: voortbrengen |
26 |
rouw' Land-meterij: landmeterij uit de losse pols |
|
daer [..] neven: daar komt geen passer aan te pas |
27 |
En [...] vracht: en wie een dubbeltje wil uitgeven aan het vervoer (met de trekschuit). Bij een afstand van een kleine 4 km komt dit tarief aardig overeen met de opgave in De Vries 1981, p. 76: ‘The average fare of all routes in the Holland-Utrecht region was 4.8 p. per km.’ (vgl. ook r. 41). |
30 |
Wel [...] segg: ‘ik zeg’ is hier vermoedelijk niet meer dan een soort formule, enigszins vergelijkbaar met een krachtterm (vgl. wnt zeggen (I), II 7 d). |
|
het [...] Boecken: Onduidelijk: het wnt verklaart in aansluiting bij Bilderdijk en Eymael ‘voer’ als ‘manier van doen’, maar dit voer (voer IV, bet. 2) is altijd vrouwelijk, zoals Zwaan ook al aangeeft. Misschien moet gedacht worden aan ‘de vracht, de inhoud van boeken’ (voer II bet. 2)? |
31 |
die [...] treckt: dat naar de werkelijkheid verwijst, een beeld geeft van de werkelijkheid |
32 |
vertreckt: vertelt |
34 |
het [...] Casteel: Toch spreekt Huygens nergens in Hofwijck in die termen over het huis. Eerder wil hij daar juist de indruk wekken dat het maar om een bescheiden optrekje gaat; als hij het een ‘casteel’ noemt (r. 2495 e.v.) gaat dat met ostentatief veel slagen om de arm, en vgl. ook r. 2777-2778. Alleen de ‘snapper in de veerschuit’ en de jaloerse schipper hebben het over ‘een Casteel’ (r. 2366) en ‘Casteele as Toorens’ (r. 2249-2250). |
35 |
Die [...] Hemel-hoogh: Vgl. r. 154-156. |
|
Masten-woud: Vgl. r. 210 e.v., r. 1345, 1486, 2024-25 en 2040. |
36 |
het [...] Voorhout: Vgl. r. 1088-1100 en 1149. |
37 |
Bergh: Vgl. o.a. r. 506 e.v., r. 594, 630, 760 (alleen in r. 694 heet het een ‘berghje’). |
|
een Vijver: D.w.z. ‘een tweede Hofvijver’ (op zich is het gebruik van het woord ‘vijver’ voor het water rond het huis niet zo aanmatigend). |
38 |
verweende: verwaande |
40 |
sat [...] werck: zat ik nog aan mijn werk, deed ik nog iets nuttigs |
| |
| |
41-80: Op die gedachte borduurt de dichter verder. Dichters zijn in de eerste plaats op zoek naar woorden, woorden die goed klinken en die in het rijmschema passen. Het is met ons als met een schip op de oceaan. De wind komt uit de goede richting en alles lijkt voorspoedig te gaan, maar wat niemand merkt is dat het door een zeestroming afdrijft. En als er dan land in zicht komt, blijkt het niet het beoogde St Helena te zijn, maar Sao Tomé of Brazilië - mijlenver uit de koers. Zo gaat het met dichters: ze weten wat ze willen, het schrijven gaat goed, de woorden komen als vanzelf, maar de eerste de beste keer dat ze met een rijmwoord niet uitkomen, gooien ze het over een andere boeg. Feitelijk bepaalt het rijm dus de koers; en zo drijven ze af, steeds verder tot ze de draad volkomen kwijt zijn - om over hun lezers maar te zwijgen.
41 |
sestien duijten: Een dubbeltje (een zilveren munt) was twee stuivers, een stuiver acht duiten. |
42 |
rijp en groen: zin en onzin (Eymael), goede (juiste) en verkeerde (onjuiste) dingen (Zwaan; vgl. ook wnt groen I, bet. 2) |
|
om dat: opdat |
44 |
sonder weergae: ‘weergaloos mooi’, maar ook: ‘zonder gade’, d.w.z. ‘zonder (rijm)partner’. |
45 |
braever: mooier |
|
seggen: betekenen |
46 |
Moet [...] topp: moet ‘Onrede’ (dwaasheid, onwaarheid) gehesen worden (als een vlag, een banier) |
|
en [...] leggen: en moet ‘Rede’ onder liggen |
47 |
Mits ...] dicht: als het maar klinkt (als een klok), dan is het onnozelste gedicht het beste |
48 |
die [...] verdicht: die zijn onderwerp op de meest kunstige wijze ‘verdicht (door dichten vervormd) weergeeft’. Pregnant gebruik van ‘verdichten’, zoals in Hofwijck r. 60-61 ‘verploeght, verweven, verschaeft’. ‘Verzinnen, fantaseren’ (Zwaan) is hier m.i. niet aan de orde: de dichter ‘verdicht’ de werkelijkheid, dat is juist het probleem. |
49 |
Beschaemt [...] heeten: ‘Uitdrukking, ontleend van het toen gebruiklijk Goochelaars formulier [=de formule die goochelaars toen gebruikten], 't geen men nog in mijne kindsheid overal by te pas bracht: Die de kunst verstaet, beschaam' de Meester niet; hetgeen de Hansworst aan de toeschouwers richtte’ (Bilderdijk, p. 228-229). ‘Huygens keert de aanmaning om: zet de meester gerust in zijn hemd, collega's!’ (Zwaan). |
50 |
een voor een: allemaal |
52-53 |
wij [...] aen: we zetten koers naar de rede van Rede (wij zijn van plan iets zinvols te zeggen) |
54 |
En [...] feilen: en volle zeilen en ruime (losse) schoot wekken de indruk dat er niets mis kan gaan. Vgl. wnt schijnen bet. 5a: [een indruk wekken] ‘zonder de bedoeling dat de indruk bepaald onjuist is’. ‘Feilen’ slaat hier m.i. niet op |
| |
| |
|
een eventueel tekortschieten van zeilen en schoot, maar op mislukken van de tocht in het algemeen (wnt feilen I bet. 7b). Het schip vaart voor de wind op zijn doel af: er kan niets fout gaan. |
55 |
midden-boorts: D.w.z. precies in de lengterichting van het schip. |
56 |
De [...] wraeckt: D.w.z. de kompasnaald vertoont geen enkele afwijking (wnt wraken II bet. b). |
|
alle [...] sluijt: en de schatting van de positie komt altijd uit |
57 |
En [...] vast: en alle berekeningen laten geen twijfel (blijkens het vervolg betekent dit nog niet dat de schattingen en berekeningen ook werkelijk kloppen) |
|
voor-wind [...] streken: wind mee maakt een rechte koers (er hoeft niet gelaveerd te worden) |
59 |
St. Helene: St. Helena, midden in de zuidelijke Atlantische oceaan (het schip is op weg naar Indië) |
60 |
St. Thomé: Sâo Tomé (ongeveer op de evenaar in de bocht van Guinea, ca. 1000 km ten noordoosten van St. Helena). |
|
Brazil: D.w.z. zeker 1200 km te veel naar het (noord)westen. |
61 |
blinde: onzichtbare |
62 |
in't beleid [...] droomen: in de manier waarop rijmers werken en in hun ‘dromen’ (hun mijmerijen, hun gedichten). De zinsbouw lijkt wat merkwaardig (vgl. ook Zwaan). Misschien bedoelt Huygens iets als: ‘zo gaat het met dichters in het beleid van hun dromen’ (het vormgeven van hun verzinsels). |
63 |
Sij [...] bevracht: zij zetten koers naar de kust waarvoor het schip lading heeft (m.a.w. ze weten wat ze willen zeggen) |
65-66 |
Maer [...] wedervaren: maar tijdens het zeilen is hun, machteloze schippers, iets onverwachts overkomen in de zee en zijn golven |
67 |
drift: zeestroming. Maar hier ook: ‘neiging’. |
|
verleidt: uit de koers gebracht (vgl. ‘verlijeren’). Maar ook ‘verleid’. |
68 |
voordachteloos mis-seidt: onopzettelijk op een foute (onbruikbare) plaats gebruikt |
69 |
Goe'en [...] Redens-ree: ‘Goedenavond (vaarwel) rede van de Rede!’ (vgl. r. 53) |
70 |
Of't [...] streeck: of het ‘in de koers past of niet’. Ook: of het steek houdt of niet, al of niet ergens op slaat. |
|
ongelijmt: D.w.z. niet ‘dicht’, niet vast. Het rijm is de lijm die de regels verbindt; vgl. voor deze beeldspraak (en voor de hele gedachte van deze passage) ook Oogentroost r. 911-940. |
71 |
voort aen: verder |
73 |
Verzeilt [...] 's weegs: uit de koers gezeild en verdwaald |
|
loeven en laveren: Hier nagenoeg synoniem: heen en weer varen. |
74 |
hoe gracelick: hoezeer met hangen en wurgen |
75 |
staet [...] mond: ‘met open mond staat te gapen’ (stomverbaasd toekijkt) |
77 |
Die [...] waer: die (alleen maar) goed te begrijpen zou zijn |
| |
| |
79 |
Om [...] gesegh: om het raadsel van het onsamenhangende gepraat te doorgronden |
80 |
verruckt [...] wegh: (zelf) de weg volkomen kwijt is |
81-136: Ik sta dus in mijn hemd. En toch: ik heb nog iets te zeggen. Het is waar: Hofwijck, het buiten, heeft niets bijzonders en het gedicht is dan ook holle opschepperij. Maar langs modderige beken kan men soms prettig wandelen; aan de kust van de onvruchtbare zee groeien mooie en geurige bloemen en kruiden; de probeersels van leerlingen in de schrijfkunst staan in de kantlijn vol met verbeteringen in de hand van de meester; een matig schilderij zit soms in een kostbare lijst. Zo is het met mijn gedicht. Het is waardeloos, maar aan de kant staat het vol met spreuken en aanhalingen uit de beste schrijvers. Met de kostbaarste juwelen van de oude Grieken en Romeinen is mijn werk versierd, de meest geïnspireerde passages uit het werk van de kerkvaders heb ik mij toegeëigend. En zo moet u Hofwijck toch gaan lezen: niet om zichzelf, maar om de rand; het is een gedrocht, maar mooi aangekleed.
81 |
Vijgen-bladen: Vgl. Genesis 3:7: ‘[...] en zij werden gewaar dat zij naakt waren; en zij hechtten vijgeboom-bladeren te zamen en maakten zich schorten.’ |
82 |
masker: bedekking |
83 |
sien [...] geduld: Vgl. r. 9-13; alleen moet ‘sien’ op deze plaats wel ‘lezen’ betekenen (want alleen het gedicht is ‘met loghens opgepronckt’, de plaat juist niet). |
84 |
Met [...] vergult: Vgl. r. 45, ‘braever’ woorden ‘dan woorden die wat seggen’. |
85 |
drij [..] verschoonen: een paar verontschuldigende woorden |
86 |
Noch: toch |
|
sus bethoonen: als volgt bewijzen |
87-88 |
All [...] noem: D.w.z.: zowel het gedicht als het buiten. |
|
Of-wijck [...] betre'en: ‘af-wijk’ (weg, afgeweken) van de weg die waardig is te betreden (het buiten is de moeite niet waard en het gedicht bevat niets dan leugens) |
88-89 |
indien [...] samen: Hier alleen over het buiten: als ik ‘wijkplaats van behoefte’ zeg, spreek ik tegelijk namens mijn beurs en namens mijn hart (het heeft mijn portemonnee behoeftig gemaakt en ik wijk erheen uit de behoefte van mijn hart). |
90 |
Maer [...] namen: Over het buiten én het gedicht: ‘Maar ook ‘stofwijk’ zou een goede naam zijn (het is een stoffige, armzalige bedoening en het is ook een vrijplaats voor opschepperij, vgl. r. 91-92). |
91 |
En [...] stof: zowel vanwege de eenvoudige stof |
92 |
En [...] maet: als vanwege de mateloze grootspraak (het ‘stoffen’) van de dichters |
93 |
En [...] slecht: en als het buiten (het huis en de tuin, waar dit gedicht zo groots over spreekt, in werkelijkheid) zo waardeloos is |
93-94 |
wat [...] noemen: waardoor zal het gedicht dan ‘verbloemd’ (acceptabel |
| |
| |
|
gemaakt) kunnen worden, (het gedicht) dat iedereen die verstand van tuinen heeft (en dus de werkelijkheid kan beoordelen) zonder aarzelen ‘Holwijk’ (vrijplaats voor holle praat) zal durven noemen? |
96 |
Een [...] boonen: Kinderspeelgoed (rammelaar), bekend zinnebeeld van ijdelheid. |
|
voddighe geraes: onbetekenende geklets, breedsprakige vod |
97 |
Verhaest [...] schroomen: neem de tijd voor uw oordeel - ja spreek het onbeschroomd uit. Bedoeld is m.i.: ‘meer tijd dan de seconde die ik u geef, hebt u niet nodig.’ Anders dan Eymael en Zwaan geloof ik niet dat Huygens met ‘Verhaest [...] niet’ al vooruitloopt op wat hij in r. 101 gaat zeggen. Dan zou ik ook hier toch een woord als ‘Maar’ verwachten, en dan nog zou het betoog daarmee een onkarakteristiek verbrokkeld karakter krijgen. M.i. denkt Huygens aan de uitdrukking ‘verhaest je niet’ (wnt verhaasten bet. 2b): ‘neem de tijd’. Om er direct aan toe te voegen dat er geen tijd nodig is. |
98 |
't zijn [...] droomen: ijldromen als van een lijder aan derdendaagse koorts (een om de drie dagen terugkerende koorts, ‘genoemd als voorbeeld van eene kwaal die moeilijk te verdrijven is’, wnt derdendaagsch) |
99 |
Daer [...] onthael: waarop ik u tracteer |
|
ongerijmde: onzinnig |
100 |
Een [...] slijm: een graf dat van buiten mooi is, maar van binnen as en slijm bevat. Vgl. Mattheüs 23:27: ‘Wee u [...] gij geveinsden! want gij zijt den witgepleisterden graven gelijk, die van buiten wel schoon schijnen, maar van binnen zijn zij vol doodsbeenderen en alle onreinigheid.’ |
101 |
Maer [...] in: maar toch, houdt uw uitspraak nog even voor u |
|
noch eens: nog éénmaal |
102 |
Die: wie |
104 |
sout: D.w.z. dor, als een woestijn. |
105 |
Besett: begroeid |
106-07 |
Daer [...] voldoet: (gewas) waar het kieskeurige oordeel van, niet neuswijze, maar werkelijk neus-wijze mensen (geurdeskundigen) plezier aan beleeft |
107-08 |
en [...] wordt: en waar het kieskeurige oordeel van die mensen de wegen kort vindt, omdat er hier iets moois en daar wat nuttigs gevonden wordt. |
109 |
geschrift: geschrijf |
|
teere: prille, beginnende |
110 |
bij [...] hand: door de hand van de meester. Bedoeld is een meester in de schoonschrijfkunst, in de zeventiende eeuw een hoog gewaardeerd specialisme met een sterk artificieel karakter (vgl. ‘ringen, strikken en spinnewebben’). |
112 |
En [...] betiereliert: en hoe slechter het is, des te meer van krullen voorzien. De slechtste werkstukken worden het aantrekkelijkst, omdat de meester er het meest heeft bijgeschreven. |
113 |
Ebben lijst: lijst van ebbenhout (kostbare houtsoort) |
|
een [...] verrijcken: van een onbetekenend schilderij iets kostbaars maken |
| |
| |
114 |
voor: als |
115 |
Die [...] u: die strikken span ik voor u (Zwaan), op die manier probeer ook ik u te verschalken (ik maak slecht werk aantrekkelijk met een mooie rand) |
115-16 |
mijn' [...] Schilderij: Recapitulatie van r. 102-114. |
|
recht [...] geseght: zonder omhaal (zonder beeldspraak) gezegd |
117-18 |
wandelen [...] kijcken: Parallel met de opsomming in r. 115-116 (al lijkt de volgorde van ‘lesen’ en ‘kijcken’ eerder door het rijm gedicteerd). |
119 |
strick: Vgl. r. 111 (de parallel steeds volgehouden). |
120 |
Zijn [...] verstand: kunnen de kritiek doorstaan van de kieskeurigste kenner |
121 |
selfkant: rand (van een lap stof) |
122 |
't soet behulp: de welkome hulp |
|
afgestorven: dode |
124-25 |
En [...] omgedaen: en ik heb van hun ‘lappen’ (flarden, fragmenten) een feestelijk (veelkleurig) gewaad voor mijzelf aan elkaar genaaid en het mij aangetrokken |
126 |
versien: voorzien |
|
kostelixte steenen: de kostbaarste edelstenen |
127 |
does' [...] was: toen die op het hoogtepunt van haar glorie was |
128 |
gelesen: verzameld |
129 |
En [...] geborduert: en daar heb ik mijn kleed mee versierd |
129-31 |
der [...] vleesch: van de kerkvaders heb ik het beste bloed van hun (in ijver voor God) ontbrande aderen in mijn vlees doen opgaan (cf. Zwaan). Onder Hofwijck staan, behalve citaten van klassieken, ook vele aanhalingen uit het werk van de kerkvaders. Overigens lijkt Huygens hier een onderscheid te maken. Van Athene en Rome heet het dat hij parels en edelstenen op zijn werk heeft genaaid, ter versiering. Het beste van de kerkvaders daarentegen, zegt hij, heeft hij zich geheel en al eigen gemaakt: die gedachten ‘versieren’ niet zijn ‘kleed’, maar zijn ‘gesmolten in zijn vlees’. Betekent dat dat zijn gedicht daarvan echt is ‘doortrokken’, terwijl de ‘heidense’ klassieken alleen maar opsmuk leveren? |
|
gebeent: D.w.z. wat zij hebben nagelaten. |
132 |
Het [...] geleent: ‘het meest onverrotte merg gezogen (d.w.z. de kern van hun nalatenschap, en daarvan het allerbeste), en geleend voor mijn eigen werk’. |
133 |
Nu [...] gedulden: nu sta ik (onbeschroomd) met het roofgoed (de citaten) te pronken, nu tart ik uw lijdzaamheid, m.a.w. nu ben ik níet meer bang dat ik uw geduld op de proef stel. Immers: Hofwijck is dankzij de citaten zeer de moeite waard! |
ondert. |
Constanter: Huygens' motto, ‘standvastig’. |
| |
| |
| |
2.3 Aenden Drucker
Een epigram, ‘dat één en al woordspeling is’ (Eymael), en dan ook nagenoeg onvertaalbaar, over de ‘druk’ waarin het drukken van Hofwijck dichter en drukker zal brengen. Mijzelf stel ik ermee bloot aan publieke belangstelling, voorspelt de dichter, en, drukker, wat u betreft: u moet erop rekenen dat u niets van uw investering terug ziet. Hofwijck is volslagen oninteressant! Net als door Aenden Leser heeft Westerbaen zich ook door dit gedicht laten inspireren (Gedichten 1672 I, p. 53 [=35]).
1 |
uijtgedruckt: De betekenis van drukken = ‘ontlasten’ wordt in het wnt niet genoemd. |
|
t' uwent: bij u |
2 |
Verdruckt mij: Meerduidig: druk mijn boek, benauw mij, mogelijk ook ‘druk mij nogmaals’ (wnt verdrukken bet. III, 11) |
|
helpt [...] druck: D.w.z.: zorg dat u aan het werk komt en dat ik gedrukt word; én: help ons in de ellende (van de gevolgen van het drukken, vgl. de volgende regels). |
3-4 |
Mij [...] lispen: Mij in de ‘druk’ (ellende; ook: drukte) van eer of oneer, resp. (chiastisch) kritiek of lof, al naar gelang de mensen resp. (opnieuw chiastisch) hardop (lof) of zachtjes (kritiek) zullen spreken. Huygens suggereert: wat de mensen ook zullen zeggen, ik zal er hoe dan ook last van hebben. Ik houd er niet van het onderwerp van gesprek te zijn. |
5 |
inden [...] druck: in de grotere ‘druk’ (dan ik lijd, én: dan u door het drukken zelf al lijdt). Mogelijk ook met de bijgedachte aan ‘vermeerderde druk’. |
6 |
Als Ketter-vleesch: De vergelijking lijkt willekeurig; van een nadere associatie van de inhoud van Hofwijck met ‘ketterij’ is althans geen sprake. |
7 |
die [...] zijn: op díe manier zullen wij worden ‘nagedrukt’ (door ellende en berouw namelijk, niet door op winst beluste drukkers, want die kijken wel uit). In EP staat ‘de nadruck [...] zijn’, waardoor de clou verloren gaat: ‘we zullen zeker worden nagedrukt’ en: ‘we zullen zeker berouw krijgen.’ Huygens wil juist suggereren dat van gewone ‘nadruk’ (hoe betreurenswaardig ook voor de drukker) geen sprake zal zijn: daarvoor is het boek eenvoudig te oninteressant. |
9 |
Die [...] vervult: D.w.z. hij heeft mij met zoveel woorden gewaarschuwd voor de gevolgen. |
10 |
Mijn [...] schuld: ‘de druk dien ik ondervind (d.i. de schade die ik lijd), is door mijn eigen schuld veroorzaakt’ (wnt onderdrukken, aanm.). Misschien met de bijgedachte aan de bet. ‘niet laten drukken’ (wnt onderdrukken II 2aß): ‘het feit dat ik een “onderdrukker” ben geworden, d.w.z. geen boeken meer druk’ (omdat ik ben geruïneerd), is mijn eigen schuld. |
| |
| |
| |
2.4 Het lofdicht van Graswinckel
Dirk Graswinckel (1600-1666), jurist en neolatijns dichter, was tot 1653 onder meer griffier van de Staten-Generaal en werd in dat jaar griffier van de Chambre-mipartie te Mechelen. Hij was al sinds hun studietijd zeer bevriend met Huygens.
| |
2.4.1 Vertaling (met dank aan dr. Harm-Jan van Dam, Vrije Universiteit)
|
Aan de onvergelijkelijke en boven alle lof verheven Heer van Zuilichem, bij de publicatie van zijn ‘Aulifugium’. |
|
1-2 |
Het voedsel dat altijd het aangenaamste is voor een verstandige geest verstrekt enerzijds Moeder Natuur, anderzijds God. |
3-4 |
Zij snelt voort in haar omwegen, vormen en zijnswijzen, Hij is in alles, overal alles. |
5-6 |
Een leven dat dichtbij de hemel staat, dichtbij de hoogsten, aan zichzelf gewijd, wil de Natuur en God volgen. |
7-8 |
Dat zijn uw idealen, grootste der mannen, uw geestesoog is er totaal op gericht, en het is de verdiende beloning voor uw genie. |
9-10 |
Wie de rijkdommen van de natuur doorzocht heeft, en de goddelijke ontsluit, moet ik hem een zoon van de natuur of van God noemen? |
11-12 |
Vlijt gaat boven nietsdoen; maar ook daarvan wilt gij ons doen weten dat het aangenaam is, bedolven als ge zijt onder zware taken. |
13-14 |
Laat de natuur versteld staan over u, de hare; moge God deze ene begunstigen, wie hij bevolen heeft aan Hem én aan alle dingen te zijn toegewijd. |
Theod. Graswinckel
| |
2.4.2 Noot
Aulifugium: Net als Boxhorn in zijn brief van 31 oktober 1652 lijkt Graswinckel de naam ‘Vitaulium’ te vermijden; zie apparaat par. 2.1.3. Op zich is er tegen de door Huygens gekozen vorm niets in te brengen. Ik vat in Genii (r. 8) op als één woord: Ingenii (van uw geest). Met ‘deze ene’ in r. 13 moet wel Huygens bedoeld zijn. Overigens is dit gedicht niet overal even helder, met name is het onduidelijk wat precies bedoeld kan zijn met r. 8. Van Dam betwijfelt zelfs of r. 9-10 wel goed Latijn is.
| |
| |
| |
2.5 De gedichten van Westerbaen
Jacob Westerbaen (1599-1670), was een goede vriend van Huygens en een produktief dichter en vertaler. Behalve tot deze versjes heeft de lectuur van Hofwijck hem geïnspireerd tot het bezingen van zijn eigen landgoed, Ockenburgh, 1654 (zie de inleiding door W.B. de Vries, par. 5).
| |
2.5.1 Aen mijn Heer [...] van Zuylichem.
Onlangs liep ik door mijn eigen tuin en dacht ik terug aan de lectuur van uw Hofwijck, dat onvergelijkelijke en onvergankelijke gedicht. Zo kwam ik aan het nadenken over wat u schrijft over het houten gebouwtje op de berg van Hofwijck. Wie daar de leukste en passendste naam voor verzint, schrijft u, mag het officieel ten doop houden - en die is daarmee uiteraard ook uitgenodigd op een maaltijd. Ik dacht meteen: dat ga ik doen, maar tegelijkertijd besefte ik dat zoiets mijn krachten verre te boven gaat. Toch gaf mijn eerzucht de doorslag, en hier volgen dan mijn probeersels.
4 |
't lof: het loof |
6 |
't lommeren: het gebladerte |
7 |
een deel: één plank |
9 |
weeren: Hier te vertalen met: ‘ervoor zorgen’. |
12 |
Als [...] naeckt: D.w.z. als de langste dag nadert. |
14 |
versuchten: zuchten |
15 |
aersel [...] schâe: terugdenk aan het verlies. Westerbaens vrouw was in 1647 overleden. |
17 |
Wie [...] verkrachten: wie kan de mens steeds overwinnen; m.a.w. ‘wie heeft zichzelf altijd in de hand’. |
20 |
leckre letter-blaen: ‘smakelijke bladen vol letters’ |
21 |
even: kort tevoren |
24-25 |
Van [...] gegeven: die door de hand van een aardige ‘joffrouw’ (jonge dame) volgens uw wil (in uw opdracht) aan mij waren gegeven. Huygens had dus een afschrift van Hofwijck aan Westerbaen laten bezorgen; door welke ‘zoete joffer’ is onbekend - mogelijk Susanna Huygens. |
29 |
abbeele kruijnen: de kruinen van de abelen. Vgl. Hofwijck r. 894 e.v. |
32 |
seijssen: zeis. De beeldspraak (‘zeis’ voor ‘snijdende wind’) is niet uit Hofwijck overgenomen. |
34 |
koppen: Hier: kruinen. |
35 |
Sullen [...] pas: de doorgang zullen weigeren |
36 |
't gebas: het loeien |
37 |
nortse: norse, strenge (ook woordspelend met ‘noord’) |
38 |
bloeysem: bloesem |
42-44 |
Die [...] blaeder-dack: die nauwelijks onder willen doen voor ‘het Voorhout, die joffrouwendreef, dat monniktuintje, dat bladerdak’ (vgl. Hofwijck r. 1083- |
| |
| |
|
1096 en Batava Tempe r. 10 en 12, waar het Haagse Voorhout o.a. ‘Monicktuyntje’ wordt genoemd omdat het oorspronkelijk de wandelplaats was van het aangrenzende Predikherenklooster (vgl. Strengholt 1978, p. 1). |
45-48 |
Dat [...] spant: (het ‘joffrouwenrak’ etc., het Voorhout) dat door de lof van uw verzen (nl. Batava Tempe) voor niets behoeft onder te doen dat in binnen- of buitenland pocht op schoonheid |
49-52 |
Langer [...] Hof: langer dan de mastbomen met altijdgroen loof het pad, dat rondom uw tuin loopt, aan weerszijden zullen flankeren. Vgl. Hofwijck r. 1486-1491. |
53 |
Als [...] Climmen: en langer dan de altijd groene klimopplanten |
57 |
Van [...] Vierelingen: Vgl. Westerbaens eigen noot en Hofwijck r. 1699-1717. Tevens een woordspeling met de partijnaam ‘Hoeks’ (van de Hoekse en Kabeljauwse twisten, vgl. r. 61). |
noot bij r. 57: |
Clim: klimop |
58 |
Al [...] dingen: volkomen gelijk in alle opzichten |
60 |
al [...] eens: precies eender |
61 |
Daer [...] Cabbeljaeus-gesinden: waar de mensen die houden van kabeljauw (tevens woordspeling, vgl. r. 57). |
62 |
Noch [...] vinden: toch nog wel onthaald zouden worden (hoewel de huisjes ‘Hoeks’ zijn, vgl. r. 57). |
63-64 |
So [...] sond: als de landheer het zo zou bepalen dat hij die (kabeljauwen nl.) in schotels zond |
65 |
'T lijf [...] gebraeden: met gekookt lijf en gebraden staart |
67 |
Deel: ‘Deelwijn’ was ‘de naam van eene zeer gezochte soort van Rijnwijn’ (wnt deelwijn). Westerbaen wekt de indruk aan een rivier de Deel te denken, maar het is natuurlijk ook mogelijk dat hij een grapje maakt. |
68-69 |
Om [...] drincken: om het allang door ouderdom onnozel geworden conflict met een glas af te drinken. Westerbaens associaties lijken met hem op de loop te gaan: ‘hoeks’ produceert ‘kabeljauws’, en zo voort; het verband met Hofwijck is ver te zoeken. |
72 |
In [...] Zael: in uw schone (‘zindelijke’) zaal. Bedoeld is de grote kamer op de ‘bel-etage’ (begane grond boven de kelder) van Hofwijck. Westerbaen heeft het hier heeft over ‘marmer dat te praal staat’ (marmeren muren, schoorstenen?), terwijl Huygens in het gedicht de inrichting van het gebouw juist als weinig kostbaar wil voorstellen (vgl. bijv. r. 2621). Wel laat hij de tweede ‘kakelaar’ smalen over ‘gemarmerde saletten’ (r. 2417), en uitgerekend die noemt Westerbaen nu om een compliment te maken! Net zoiets gebeurt in r. 80 (ook de vergelijking van Hofwijck met een slot en een ‘fles in een koelvat’ ligt in de mond van de lasteraar, r. 2405). |
74 |
even-zijdse: gelijkzijdige (even grote) |
76 |
Dat: nl. het water |
77 |
vissen: vgl. Hofwijck r. 2679-2700. |
| |
| |
79 |
van 't Zuyden: Nl. vanaf de Vliet. |
80 |
Dat [...] lijckt: Vgl. de aantek. bij r. 72. |
81 |
't paerdt: de paarden voor de trekschuiten |
83 |
den Dam: (de) Leidschendam (zie de noten bij r. 2221 en 2229) |
84-85 |
Alsser [...waeren: (langer) dan er schepen met hun vracht, (veer)schuiten met hun volk en kagen met hun waren [zullen voorbijvaren]. Westerbaen gebruikt hier de stijlfiguur van de versus rapportati, waarbij bijeenhorende zinsdelen op systematische wijze uit elkaar zijn geplaatst, waardoor een zekere mate van ondoorzichtigheid ontstaat (ook al zijn in dit geval ‘schip, schuit en kaag’ elk voor zich ook wel met zowel ‘vracht’ als met ‘volk’ als met ‘waren’ te associëren). Zie over deze figuur Strengholt 1976, p. 107-111. Een kaag is een bepaald type (vracht)boot (wnt kaag II). |
87-88 |
Die [...] schiet: Onduidelijk, ik vraag me zelfs af of er niet een aantal (tenminste vier, blijkens het rijmschema!) regels ontbreken. Vlg. Eymael slaat ‘die’ terug op ‘kaag’, maar hoe zou een schip (van welk type dan ook) door een duiker (watergang onder een dijk of weg door) heen kunnen ‘schieten’? Dat lijkt eerder iets wat men van water zegt. Eymaels vertaling van ‘Duijcker’ met ‘sluis’ verheldert ook niet zoveel. In de uitgave van Westerbaens verzameld werk (Gedichten, 's-Gravenhage 1672, deel I, p. 407-419) zijn de regels intussen onveranderd. Zie ook r. 115 en Westerbaens tweede gedicht, r. 39. |
89 |
So langh: Nog altijd afhankelijk van r. 26: ‘Blaen, daer hof-wyck door sal leven’. |
|
Duijts: Nederlands |
91 |
aerdigh Rijm: mooi gedicht |
92 |
pit en kruijm: De traditionele lof voor de ‘kernachtigheid’ van Huygens' poëzie, ze geeft stof tot ‘knagen’ (nadenken). De toon was al direct gezet door het lofdicht van Cats voor Batava Tempe en Kostelick Mal (1622). Zie ook r. 97. |
93 |
Wijl [...] mijmer: terwijl ik (zo) zit te dromen |
94 |
Opgetoogen: vol bewondering |
95-96 |
In [...] lof: zo ongewoon veel roem verdient in zulke gewone materie. N.B.: de lof voor de dichter leidt nu tot het ‘neerhalen’ van diens onderwerp: zo ‘gemeen’ was Hofwijck in Huygens' ogen toch ook weer niet! |
97 |
kluchten: grappen, vrolijkheid. Eveneens traditionele lof voor Huygens' combineren van ernst met vrolijkheid (vgl. r. 92). |
98 |
onder jock: tijdens de scherts, of: tussen de scherts door. |
|
tuchten: vermanen, beleren |
101 |
Vind [...] gekommen: Nl. in gedachten. |
104 |
Wist ick: wist ik maar |
106-12 |
Datter [...] aengenaem: dat er de winst van een eervol (ik lees met de drukken ‘heerlijck’) peterschap (naamgeverschap) was te winnen voor degene |
| |
| |
|
die het hoogste niveau in het mikken (?) op het meest profijtelijke vermaak kon bereiken in het geven van een naam die zowel nuttig als aangenaam is. Westerbaen denkt aan Hofwijck r. 799-800: ‘[...] hij sal Peter zijn van't niewe houten kind, die inden vrolixten den nutsten toenaem vindt.’ Huygens vraagt daar om een naam die karakteristiek en leuk is. Wat Westerbaen echter precies bedoelt met ‘geraken op de hoogste trap in het gissen van het profijtelijkste vermaak’ etc. is mij niet duidelijk. |
114 |
Van [...] Reden: door mijn ‘hartstochten’ (begeerte om roem te vergaren door een naam te verzinnen) en door de Rede (vgl. het vervolg). |
115 |
laeten: Klaarblijkelijk verschrijving voor ‘waegen’, blijkens de context; zo staat het ook in de editie-1672 van Westerbaens Gedichten (deel I, p. 411). |
116 |
D' ander [...] houw: de ander (de rede) riep daartegenin: ho, stop |
120 |
vermeet sich: waagt |
121 |
Dat [...] vergen: dat (alleen) van een kameel is te vragen |
123-24 |
Die [...] aerd: die al moeite genoeg heeft met het kruipen over de aarde |
125 |
nae reen: redelijk, verstandig |
126 |
quamper [...] stoocken: kwam me daartegen opstoken |
131-32 |
Vele [...] voldaen: Vgl. de bekende zegswijze in magnis et voluisse sat est (Propertius): in grote zaken is het ook al genoeg als men zijn wil getoond heeft. |
134 |
voor desen: vroeger |
135 |
ontvil: ontviel. Westerbaen denkt misschien aan Hofwijck r. 567-573 (al is er geen woordelijke overeenkomst). |
137 |
raecken: raak schieten |
139 |
tijdigh: welgekozen |
141 |
mee: tevens (pleonastisch) |
142-43 |
voor [...] los: ‘die voor snelle honden is weggelopen zodat hij vrij en los is’. De hier volgende versie van het verhaal ‘hoe een koe een haas vangt’ wordt ook vermeld in het wnt (haas I), met de toevoeging ‘Gron[ings]’. |
146 |
Wijl: terwijl |
148 |
Daer [...] was: waar het wild (de haas) lag |
152 |
een [...] scheen: een blauwtje |
154 |
Vrijers [...] daegen: jongens op vrijersvoeten lopen elke dag blauwtjes op |
156 |
Dus [...] wan: terwijl ik op die manier in een wan geschud werd. Een wan is een instrument waarin men het koren schudt om het kaf ervan te scheiden. |
157 |
Dus [...] beijden: zo ‘hangend’ tussen de twee mogelijkheden |
158 |
gescheijden: beslist |
159 |
vermant: overwonnen |
161 |
swijmen: bezwijmen, flauwvallen |
163 |
veder [...] int: pen in de inkt |
166-67 |
ijver [...] verbluft: ambitie waardoor de rede overtroefd was |
172 |
dit naeschrift: D.w.z. de gedichten die hierna volgen. |
| |
| |
173 |
wit: doel |
177 |
raemen: verzinnen |
178-80 |
Wilt [...] gunst: wil (dan) de meester niet voor de gek zetten, en laat degene die ook ‘van de kunst is’ (ook dichter is) mijn tekortkomingen (mijn falen) met zijn goedgunstigheid bedekken. Vgl. Aenden Leser, r. 49, waar Huygens de goochelaarsformule omkeert: ‘zet mij gerust in mijn hemd, collega's’ - laat gerust zien op welke manier ik de mensen voor de gek hou. Westerbaen vraagt aan zijn collega-dichters of ze een eventuele mislukking van hem niet aan de grote klok willen hangen. |
| |
2.5.2 Prosopopoeia.
Westerbaen leidt zijn ‘probeersels’ in met een vers waarin hij het houten gebouw zelf sprekend opvoert. Kijker, wat ben ik? Het gebouw geeft een uitvoerige beschrijving van zichzelf en nodigt alle kijkers uit om een passende en leuke naam te verzinnen. De eer en een goede maaltijd staan op de winnaar te wachten.
titel |
Prosopopoeia: Naam van de stijlfiguur waarin een levenloos object sprekend wordt opgevoerd. Hier spreekt het ‘houten gebouw’ op de berg van Hofwijck. |
|
Burgh: Huygens heeft het altijd over zijn ‘berg’, maar misschien was er in de wandeling ook wel sprake van een ‘burcht’. Vgl. ook het eerste antwoordgedicht, r. 44 (‘Kasteel’). |
1 |
Dus: zo |
|
een [...] wegen: iemand namens hem |
2 |
hij: Slaat terug op ‘iemand namens hem’. De situatie is die zoals geschetst in het begin van het vorige gedicht. |
3 |
dat wesen: die vorm |
4 |
Een [...] avond-luijm: Eig. een slecht avondhumeur, een kwade ‘bui’, ‘vlaag’. Vgl. Hofwijck r. 753-774. |
5 |
Die [...] heuvlen: Vgl. het bekende ‘summa petit livor’ (Ovidius, Remedia Amoris r. 369; ook aangehaald door Huygens bij Hofwijck, r. 546). |
6 |
eer [...] sneuvlen: Lett. ‘voordat hij mij deed wankelen’ (ik werd totaal onverhoeds omver geworpen). |
10 |
Een [...] seven-tal: Traditioneel werden zeven wereldwonderen onderscheiden, waaronder de piramiden. Wij zouden het bouwsel eerder een obelisk genoemd hebben, maar Huygens spreekt (tenminste in zijn Nederlandse teksten) ook van ‘piramide’, zie o.a. de plaat bij Hofwijck. |
12 |
noch [...] stoft: zich nog op beroemt |
14 |
Verstreckten tot: dienden als |
16 |
belipt: bekritiseerd. Vgl. (ook voor de volgende regel) Hofwijck r. 709-714. |
| |
| |
18-23 |
Ick [...] verstaet: (anders gezegd) een van die spitsen (nog steeds de piramiden) waaraan, voor men aan de top raakt(e), de bouwer ruim [100+100+100+70+9] ton goud zag besteed aan look, ui en kaas, als ik het goed heb en als men de berekening van Steven goed begrijpt. Met ‘Steven’ is blijkens Westerbaens eigen noot bedoeld Stephanus Byzantinus (begin 6e eeuw), auteur van een lexicon van plaatsnamen (Ethnika). Westerbaen citeert kennelijk niet rechtstreeks, maar via een of ander geschiedenisboek: ‘In de bouw van de pyramiden, zegt Stephanus, zijn vijftienduizend talenten besteed, alleen al voor look, uien en kaas’ (dus niet, zoals Eymael zegt, ‘voor het onderhoud van het werkvolk’, want die zullen nog wel meer nodig hebben gehad). Een talent gold als een bedrag van ca. 2500 (gouden) guldens. Vgl. verder Eymael: ‘één talent tegen 2527 gl gerekend, 379000.000 gl. = 379 ton’ (hier staat klaarblijkelijk een nul te veel: de precieze uitkomst van de som (15.000 × 2527) is 37.905.000 (is ca. 379 ton). |
25 |
hier [...] sijn: het slimst en knapst aan het werk gaat (om een naam te verzinnen) |
26 |
En [...] vind: Vgl. het vorige gedicht, r. 106-112 en Hofwijck r. 799-800. |
27 |
Compeer: Eig. doopvader; hier zoveel als ‘mede-vader’ (als naamgever) |
|
jan: Jan Maertensz, beheerder van Hofwijck (vgl. Hofwijck r. 2656). |
|
bosch-heck: De zuid- of noordpoort van het bos, aan resp. de Heerenweg of de Lijweg (de letter N op de kaart). |
31 |
op: open |
32 |
een [...] dier: D.w.z. een misgeboorte (een schaap met vijf poten en dergelijke kermisattracties). |
34 |
versnoept: verspild |
35 |
Uyt [...] Naeyster-slooren: het met de voet tegen de beste naaimiepjes kon opnemen (‘sloor’ voor vrouw van lagere stand) |
37 |
en [...] heen: en vlijtig doornaaide |
38 |
volkoomen: volwassen |
|
dyen: dijen (hier uit te spreken als één lettergreep) |
39 |
van een span: Een span is een lengtemaat (ca. 15 cm). |
|
Een [...] Aepen land: Onduidelijk: iemand die een reus is in het apenland, is niet bijzonder klein. Mogelijk is er bij het overschrijven weer (vgl. ook het vorige gedicht, r. 87-88 en 115) iets misgegaan en had hier ‘dwerg’ moeten staan: een dwerg onder de apen (gemiddeld half zo groot als mensen), maar (vgl. r. 39) alleen een ‘Karel’ onder de pygmeeën (die golden als slechts tweemaal zes duim hoog). De editie-1672 van Westerbaens gedichten (deel I, p. 414) heeft eveneens Reus. |
40 |
hoos: broek (vissersbroeken waren wijd) |
|
sou: zou kunnen |
41 |
Karel: (hele) kerel, reus |
42 |
Twe [...] strijden: Vgl. de noot bij r. 39. De jaarlijks weerkerende strijd van de pygmeeën tegen de kraanvogels wordt al vermeld door Homerus (Ilias 3, 3-9). |
| |
| |
43-44 |
Een [...] Kreeft: D.w.z. ‘iemand met de lengte van een schaduw op een zomermiddag’ (vgl. Huygens' zedeprint ‘Een dwergh’, r. 5: ‘een' ronde middaghschouw’). |
45 |
gebaerde knecht: een man met een baard |
45-48 |
die [...] gebrack: ‘Hier wordt een man bedoeld, die zich uitgaf voor dood tot aan zijne borst; maar daar hij goed drinken kon en op den toonbank (waaronder natuurlijk benen en onderlijf verborgen waren) sprack, zal 't wel hetzelfde boerenbedrog zijn, als wanneer thans in een kermistent een man onthoofd wordt’ (Eymael). |
47 |
mocht [...] uijt: kon zijn kroes goed uitdrinken (hield wel van een slok) |
49 |
Oock [...] voeten: ook aan dit lijf (het houten gebouw spreekt weer over zichzelf) ziet men geen benen of voeten |
52 |
sijn bescheedt: zijn goede reden |
53 |
Weet [...] soolen: weet dat ik ‘Rodenburg’ onder mijn zolen heb. Vgl. voor deze regels Westerbaens eigen aantekening en Hofwijck r. 625-700 (m.n. 669). Het houten bouwsel staat in deze voorstelling van zaken op het rode zand dat het middelpunt van de berg vormt; Huygens zelf (Hofwijck r. 704) lijkt overigens iets anders te zeggen. |
noot bij r. 53 |
uijtgaen: doodgaan |
|
verlaten: uitgeschept, verplaatst |
54 |
tree: trap |
56-57 |
En [...] deen: en die (antecendent zijn de ‘koolen’) mijn buren (de eikenbomen) deden sterven door een kwade ziekte, ontstaan uit giftig zand |
57 |
dees: Nl. deze ‘rodenburg’. |
58 |
tot [...] hert: D.w.z. met mijn voeten in zijn binnenste |
|
daer [...] vin: waar, naar ik merk, het vuur nu gedoofd is |
60 |
tien en tienmael: Binnenin het gebouw stonden waarschijnlijk twee (steile) trappen van elk 10 treden (vgl. ook Hofwijck r. 855-856). |
62 |
laed': Hier in de zin van ‘dragen’. |
63 |
vrij: gerust |
65 |
geen [...] braegoenen: Westerbaen zinspeelt op de beroemde aanhef van |
|
Kostelick Mal: ‘Een' op-gesnoeide Broeck, een' sackende Bragoen’ [...]. Daar betekent ‘bragoen’ een ‘van de schouder afhangende strook, behorende tot de Spaanse klederdracht (Strengholt 1978, p. 31). Hier zijn de spijlen van de balustrade bedoeld. |
66 |
Die: wie |
68 |
krack [...] bocht: voor kraken noch voor doorbuigen |
69 |
't grootst waerom: de belangrijkste reden (nl. het uitzicht, vgl. Hofwijck r. 801-876) |
70 |
die [...] roude: die spijt had van de moeite (die ik ga noemen) |
71 |
den hoender-trap: Vgl. de aantekening van Westerbaen. Op de plaat (kleine afbeelding rechtsboven) ziet de trap er intussen niet zó oncomfortabel uit. |
| |
| |
72 |
Tot: opdat |
|
gedarmt: ingewanden |
73 |
der [...] achter-weijen: van de weiden voor en achter Hofwijck (links en rechts stonden huizen) |
74 |
meijen: berken (wnt mei bet. 3). Of: takken (in het algemeen, bet. 2). |
76 |
verheven: hoog gestegen |
77 |
Gesticht: gebouw |
|
gedoocken: in de diepte |
78 |
gebroocken: nederig, vernederd |
79 |
Sie [...] siet: D.w.z. kijk op uw gemak. |
81 |
daer [...] veelen: daar kan ik weinig verdragen |
82 |
Met [...] speelen: het is een beetje gevaarlijk om met ‘halzen’ (met de eigen hals, maar ook: met domoren) te spelen |
84 |
een [...] hooft: Vgl. Hofwijck r. 529-542, waar sprake is van een houten papegaai (Westerbaen heeft het over een ‘vergulden kop’, r. 97). Het object zal wel eens aan vervanging toe zijn geweest. |
86 |
En [...] sollen: en toch altijd even netjes (geen haar door de war), hoezeer de winden het sollen |
88-89 |
Maer [...] smaelen: maar, als het bij al zijn kostbare verguldsel (ook nog) hersens had, welke afgunstige Reinaart kon dan iets aan te merken hebben op mijn schoonheid? De gedachtengang is niet erg helder: kennelijk ‘bedoelt’ het houten gebouw dat zijn schoonheid boven alle kritiek verheven zou zijn als hij niet zo'n zotte ‘hals’ en kop op zijn schouders had staan - de kop is wel verguld, maar dom, want waait met elk zuchtje wind mee. Wat ‘Reyntje’ betreft: Eymael geeft al aan dat hier aan de fabel van de vos en de druiven gedacht moet worden (van Aesopus): de vos kon niet bij de druiven en smaalde daarom dat ze zuur waren. |
90 |
leppigh: smalend |
92 |
Kraen: kraanvogel |
93 |
om niet niet: niet voor niets |
97 |
daer: waar |
98 |
van [...] Buyren: D.w.z. van bewoners van Hofwijck en van buren (vgl. Hofwijck r. 493) |
99 |
streckt tot: dient als |
104 |
nae [...] sin: naar de zin van mijn bouwer (‘nuttig en aangenaam’, vgl. Hofwijck r. 799-800 en het eerste gedicht van Westerbaen, r. 108-112. |
105 |
deughd gevoelen: genoegen beleven |
106 |
Doop: naamgeving |
107 |
Deele-wijn: Vgl. het vorige gedicht, r. 67. |
108 |
Compeer: Vgl. r. 26. |
| |
| |
| |
2.5.3 Kyckers antwoord en Keur van naemen.
De kijker reageert, en noemt drie namen die mogelijk in aanmerking komen. De eerste is: het gebouw heet ‘je-ne-sais-quoi’. Dat is een naam voor een hoofddeksel van een vrouw waarvoor ook niemand een andere naam kent. Wie zegt ‘ik weet niet hoe je heet’ geeft dus feitelijk precies de juiste naam! Een andere mogelijkheid is: ‘schouwburg’, want men ziet vanaf het gebouw in een oogopslag de halve wereld, die immers één groot ‘speeltoneel’ is. Als laatste suggestie volgt ‘kijk-in-de-pot’: als Voorburg een stad zou zijn en Hofwijck binnen de muren zou liggen, zouden de verdedigers deze toren gebruiken als uitkijkpunt.
I. De Je-ne-scay quoy van Hofwijck
|
titel |
Ie-ne-sçay-quoy: Lett. ‘ik weet niet wat’; aanduiding voor een soort hoofddeksel van dames (vgl. r. 33-36). |
2 |
altijds [...] lap: niet altijd raak (vgl. Hofwijck r. 511) |
3 |
der: er, d'r |
4 |
te been: op de been |
|
roer: geweer |
5 |
d' alderminst: de ‘allerminste’ van het gezelschap |
6 |
beleefde: ‘goedgunstige’. Wie tekortschiet in bekwaamheid moet het hebben van de ‘welwillendheid’ van pijl of kogel. |
7 |
mee: ook |
|
vlam op: aas op |
|
Compeerschap: Vgl. het vorige gedicht r. 108 en 26. |
8 |
Meer [...] glas: Vgl. het vorige gedicht, r. 106-107 |
|
van [...] Heerschap: van die voortreffelijke heer |
9 |
Fenix-pen: onsterfelijke pen (naar de mythische vogel Phoenix, die zichzelf steeds verjongt) |
10 |
De [...] schijnt: Van een falend dichter of schilder zegt men (bijv. Vondel in de Aenleidinge, Vondel 1977, p. 46-47) dat hij ‘de zon schildert met houtskool’. Huygens is superieur! |
11 |
weer: toch |
|
Hoe [...] is: hoe raak ik aan wat te ver is |
13 |
Hoe [...] koe: Vgl. het eerste gedicht, r. 142-143. |
15 |
Wat [...] hoecken: wat kan een blinde uitrichten in (donkere) hoeken en gaten |
17 |
Tiresias: De blinde waarzegger in o.m. Oedipus rex. |
|
Argus: de honderdogige bewaker van Io (Ovidius, Metamorphosen 1, 625-667). |
|
van noo: nodig |
18 |
bloo: bleu, timide |
| |
| |
19 |
deur gaen: voorbij gaan |
21-22 |
Mijn [...] toegelacht: Directe rede (de woorden van de vrouw die men te laat aanspreekt). |
24 |
Voor [...] aen: aan de voorkant is ze te pakken. Het bekende beeld van Fortuna, die slechts een haarlok op het voorhoofd heeft en van achter kaal is - men moet haar dus ‘bij de haren grijpen’ op het moment dat ze verschijnt. |
|
't is [...] rechten: het is achteraf niet weer goed te maken |
26 |
tuijt: vlecht |
|
dies: daarom |
27 |
Past [...] wel: let goed op het vogelnet. Vgl. de uitdrukking ‘aan het vinketouw zitten’, d.w.z. goed opletten of het tijd is om toe te slaan. |
30 |
slaet: haalt (...) op (wnt slaan II, bet. 12) |
31 |
die: Antecedent is besloten in ‘uw’. |
32 |
het nut [...] raedt: Vgl. de aantek. bij het vorige gedicht, r. 104. |
33 |
Een [...] kap: Misschien is gedacht aan de voorste helft van het hoofddeksel dat wel ‘tipmuts’ is genoemd: ‘een zwart schedelkapje met een daaraan verbonden bol van dezelfde stof [...]. Het kapje ligt helemaal vlak op het bovenste gedeelte van de schedel, en eindigt van voren in een punt’ (Der kinderen-Besier 1950, p. 150; de benaming ‘je-ne-sais-quoi’ ben ik daar niet tegengekomen). |
|
pluijs: pluche. |
34 |
het [...] Vrouwen-scheel: de tere vrouwenschedel |
36 |
met [...] naem: bij zijn naam |
37 |
Nochtans [...] kent: Immers iedereen weet dat het hoofddeksel een ‘je-ne-sais-quoi’ heet. |
39 |
Dit [...] gemeijn: dit hebben u beiden (u, het houten gebouw op Hofwijck, en het hoofddeksel) gemeen. Voor allebei geldt ‘dat men niet weet wat ze zijn’, en daarom is ‘je-ne-sais-quoi’ voor beiden een passende naam (ook al lijken ze op elkaar als een koe op een eend, vgl. r. 42). |
43 |
so [...] kijck: als men meer op redenering wil letten als op vorm en materiaal |
II. De schou-burg van Hofwijck
|
1 |
Die [...] seij: wie u een schouwburg noemde |
|
vertasten: vergissen (misvatten) |
2 |
het [...] masten: (Amsterdam), ‘het dode omgekeerde-mastenbos’ (vgl. Batava Tempe r. 102, ‘Averechte Masten-woud) |
3 |
geld-sack [...] Euroop: Vgl. eveneens Batava Tempe, r. 104: ‘sack vol goud’. |
4 |
Niet lijden: Amsterdam was destijds de enige stad in de Republiek met een ‘schouwburg’. |
7 |
Haer [...] wel: haar schouwburg moge die naam geheel of gedeeltelijk terecht dragen. ‘Gedeeltelijk’ slaat misschien op het feit dat de Amsterdamse schouw- |
| |
| |
|
burg feitelijk toch nauwelijks een ‘burg’ mag heten - terwijl op Hofwijck zowel van ‘schouwen’ als van een ‘burg’ sprake is, vgl. de volgende regels. |
12 |
Daer [...] groot: Toespeling op Vondels bekende opschrift boven de ingang van de Amsterdamse schouwburg: ‘De wereld is een speeltoneel // Elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel.’ |
III. De Kiik-in-de-pot van Voorburg
|
titel |
Kiik-in-de-pot: Soort uitkijktoren, bij belegeringen gebruikt, om over de wallen van het vijandelijke kamp naar binnen te kijken - of naar buiten, zoals hier. |
1 |
door [...] Heeren: ‘“van Heeren” is ook bep. van “nood”. 't Was immers niet altijd uit goedgunstigheid, dat de Heeren aan een dorp [...] het recht schonken van zich met grachten en muren te omgeven; de ingezetenen wisten dikwijls hun gebieder dit privilege af te persen, wanneer hij zich in nood of verlegenheid bevond [...]’ (Eymael). |
3 |
En [...] Slot: en als het (Voorburg) daarbij zijn wallen uitbreidde tot om het slot van uw heer (m.a.w. als Hofwijck binnen de wallen van Voorburg zou komen te liggen) |
4 |
Kasteel: het kasteel, de citadel (van Voorburg) |
citaten |
Het eerste citaat is een overbekende regel uit Horatius' Ars poetica, r. 343: ‘Wie het nuttige met het aangename verenigt, verwerft ieders bijval.’ Het tweede is van de Griekse dichter Theognis (ca. 500 v.Chr.), Elegie I, 17: ‘wat mooi is, is dierbaar, wat niet mooi is, is niet dierbaar.’ |
| |
2.6 Het lofdicht van Boxhorn
Lof voor de dichter, en een spelletje met het dubbelzinnige woord ‘hof’: hoe kan een hof ‘hof-wijk’ heten? Marcus Zuerius Boxhorn (1612-1653), beroemd historicus in zijn tijd, was een verwant van Huygens. Hij was hoogleraar aan de universiteit van Leiden.
titel |
geestigen: verstandige |
1 |
den [...] Hof: de ware ‘hof’. D.w.z. de tuin, en niet het ‘foute’ hof, van Den Haag, met al zijn ‘geruchten’. |
2 |
De Wijsheijt [...] vruchten: D.w.z. de Wijsheid en Rust zelf zijn er thuis, het is bij uitstek de plaats voor wijzen, om te lezen en te rusten. |
3 |
Een [...] bladt: Tussenzin: en dat ‘blad’ (het boek dat de wijsheid hier leest, vgl. Hofwijck r. 353-360) is mooi, aangenaam, ‘goed geschilderd’ (Hofwijck is, als ‘kunstwerk’, een geslaagde mimesis van de natuur) |
| |
| |
4 |
Als [...] sadt: Onduidelijk: ‘telkens wanneer Huygens “in het gras en onder de eiken” komt te zitten’ (dan zijn de Wijsheid en de Rust hier thuis) (?) |
5 |
Daer [...] geslaegen: Moet wel terugslaan op r. 1 ‘den rechten hof’. |
6 |
En [...] s'Gravenhaegen: en waar hij (eigen) kweek (jonge planten) en bomen boven 's-Gravenhage (tevens: ‘bossen van graven) stelt |
7 |
met verlof: met permissie, als u mij toestaat |
8 |
t'is [...] Hof: ‘het is “weg van het hof” ín de hof’. In de drukken gaat, als gevolg van een onduidelijkheid in de kopij voor EP, de zin luiden: ‘Hoe kan het Hofwijck heten, als deze wijkplaats in de hof gelegen is?’ Het is hetzelfde, om met Eymael te spreken, ‘tamelijk zouteloze raadsel’. |
| |
2.7 Het lofdicht van Bruno
Huygens is iemand die zich niet door wereldse ijdelheden laat meeslepen en Hofwijck nodig heeft om bij te komen van het hof. Zijn huis op Hofwijck is niet zeer groot en kostbaar, zij het wel erg mooi; maar zijn gedicht erover overtreft alle andere, en is bovendien onvergankelijk.
Henrick Bruno (ca. 1620-1664) was huisleraar geweest voor Huygens' zoons; sinds 1650 was hij conrector aan de Latijnse school in Hoorn. Hij had enige naam als Neolatijns en Nederlands dichter.
1 |
van veel: door velen |
2-3 |
midden [...] droogh: Toespeling op Hofwijck r. 2665-2670, maar blijkens het vervolg ook in morele zin op te vatten: u zakt niet weg in het ‘slijk’ van de aarde. |
4 |
aen [...] oogen-blick: Huygensiaans aandoend ‘abstractum pro concreto’: ‘aan de ijdele, vergankelijke wereld’ o.i.d. |
5 |
voeren: rijden |
7 |
uws zelven: van uzelf, eigen baas |
|
een [...] boeren: en waar u een heer onder de boeren bent (vgl. de aanspreking van Huygens door de schipper, Hofwijck r. 2217) |
8 |
u: uw (3x) |
10 |
kostlickheijt: kostbaarheid |
11 |
door-kunstigh: door en door kunstig, met meesterschap |
13 |
'tvaentje-strijcken: D.w.z. onderdoen (vgl. r. 9). |
14 |
onwaerderelijck: ‘nooit genoeg te waarderen’ |
15 |
Bij [...] gelijcken: waarmee niets is of was of zal zijn te vergelijken |
16 |
Is't reden [...] wijck': behoort alles eerbiedig opzij te gaan |
17-20 |
Noch [...] verstandt: Vgl. voor de gedachte Hofwijck r. 27-32. |
20 |
u verstandt: uw geest |
| |
| |
| |
2.8 De Latijnse disticha op de prent
2.8.1 Vertaling.
Het gedicht linksboven
|
titel |
(in het ontwerp-handschrift, ontbreekt op de prent):
Onder de obelisk van Hofwijck [door de bliksem ter aarde geslagen]. |
tekst |
Laat Memphis [Egypte] zwijgen over de stenen wonderen van de piramiden: het hout was de afgunst van de hemel waardig. |
Het gedicht rechtsboven
|
titel |
(in het ontwerp-handschrift; ontbreekt op de prent): Onder de ‘uitkijker’ [die daarvoor in de plaats kwam]. |
tekst |
Dat is nou dat verterende vuur, dat is nou de toorn van Jupiter: wat eerst een blind baken was, is nu een nieuw baken én een ‘uitkijker’. |
Het gedicht van 1 november 1652 (niet op de prent)
|
titel |
Onder hetzelfde object. |
tekst |
Hoor nu wat je niet wilt dat het nageslacht niet weet: dat één obelisk bij ongeluk vier obeliskjes heeft gebaard. |
| |
2.8.2 Noot
Het eerste gedicht speelt met de bekende retorische ‘Ueberbietung-formule’: die stenen piramiden laten de hemel onverschillig, mijn houten ‘piramide’ (obelisk) daarentegen wekt zijn afgunst op. Huygens' formulering echoot Martialis, Liber de spectaculis 1,1: ‘Barbara pyramidum sileat miracula Memphis’ - ‘laat het barbaarse Memphis zwijgen over de wonderen van de piramiden.’
In het tweede gedicht wordt het ongeluk (net als in Hofwijck, r. 805-815) gebagatelliseerd: het heeft alleen maar de weg gebaand voor iets beters. Met de ‘obeliskjes’ in het niet-geselecteerde gedicht (hier moeten de Griekse vormen ὀβελός en ὀβελίσκος zijn bedoeld) is mogelijk gedoeld op de pinakeltjes op de hoeken van de balustrade van de uitkijktoren.
|
|