Heilighe daghen
(1974)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
[Lofdicht]aant.[Latijn]In Nobilissimi viri, CONSTANTINI HVGENII Eq. Zulechemi Domini, & Celsissimo Arausionensium Principi â consiliis & secretis
DIES FESTOS. | |
[pagina 34]
| |
SIlete noctes Atticae & vos Vesperae
Siculis feroces, vosque noctes & Dies
Scribentis Ascrae. insanientis Graeciae
Silete festa, queis Eleusis tollitur,
Vel Roma foedis dissoluta gaudiis,
Colit Lupercal; seque Baccho devovet
Lascivientis fex profana Romuli.
En, Christianis Vesperae, Noctes, Dies
Alii refulgent, & fugatis noctibus
Caecutientis seculi, crepusculum
Illustre mundi deviis mortalibus
Coeleste lumen fundit & sacrat Deo.
Zvlechemvs Aulae cultor & Celsi ducis
Divina fatur, & salutis principes
Sacrosque nobis tot dies loqui facit.
Qui nuper orbi tot diserta prodidit
Commenta vates, ingenîque fulgetra,
Qui curtum & acre in multiformes naenias
Epigramma torsit, & per impetus breves
Saliens, acutam provocavit Bilbilim:
Satur latini masculique spiritus,
| |
[Vertaling]Op de Feestdagen van de Hoogedele Heer Contantijn Huygens, Ridder, Heer van Zuilichem, en Raad en Secretaris van de doorluchtige Prins van Oranje. Zwijgt, Attische nachten en gij, Vespers,
voor de Siciliërs zo grimmig, en gij, nachten en Dagen
van het schrijvende Ascra, zwijgt gij feesten
van het uitzinnig Griekenland, waardoor Eleusis eer verwerft
5[regelnummer]
of (feesten, waarbij) Rome, bandeloos door bevlekte vreugden,
Lupercus' grot vereert, en (waarbij) zich aan Bacchus wijdt
de onheilige drek van de brooddronken Romulus.
Zie, voor Christenen blinken Vespers, Nachten en Dagen,
die anders zijn; en nadat hij heeft verjaagd de nachten
10[regelnummer]
der wereld, die in blindheid leeft, giet de dageraad,
die het aardrijk in licht zet, nu voor verdoolde stervelingen
een hemels schijnsel uit en wijdt hen zo aan God.
Zuilichem, vereerder van het Hof en van den Hoogsten leider,
spreekt goddelijke taal; en doet zovele voor ons heil voorname,
15[regelnummer]
ons Heilige Dagen tot ons spreken.
De zanger, die onlangs de wereld zovele invallen overgaf,
vol van welsprekendheid, en flitsen van vernuft,
die het beknopte, scherpe epigram omzong tot epitaphium
van velerlei vorm, en met korten aanloop
20[regelnummer]
springende, het spitse Bilbilis heeft uitgedaagd,
geeft nu, verzadigd van Latijnse mannelijke geest,
| |
[pagina 35]
| |
[Latijn]Latiique doctis expeditus vocibus;
Iam verba donat Belga Belgis matribus,
Decusque grandis Hoofdiae in lucem rapit,
Sacerque linguam mutat & facundiam.
Nunc Solis illam mystici illustrat die,
Causasque prodit ter verendi nominis,
Solemque Soli ab ipso Sole foenerat.
Egressus annum, ceu renascens Virbius,
Novum salutat, hospitemque corporis
Animum reformat, induitque vestibus
Recti, pudoris, juris, innocentiae.
Humanitatis, gratiae & modestiae.
Dum vagientis quaerimus cum Regibus
Cunas Iësu, & stella praelucet Magis,
Sequitur satelles noster, & per invias
Vias eunti stella fit puer Deus.
Sol ora condit, occidente Cynthio
AEternitatis, sed medentem crimini
Crucem tuetur, qui suum dolet nefas,
Diemque poenis horridum placat sibi.
Ruentis iram & saevientis Angeli
| |
[Vertaling]en los zich scheurend van Latiums geleerde woorden,
Hollandse woorden aan vrouwen van Holland.
De luister van d'eedle Vrouwe Hooft rukt hij in het licht
25[regelnummer]
en, nu gewijde zanger, verandert hij van taal en welsprekendheid.
Nu zet hij haar in het licht op de dag van die onzienlijke Zon,
en geeft de gronden aan voor die driewerf te eren naam,
en voor de Zon ontleent hij Zon aan die de Zonzelf is.
Dan overschrijdt hij het jaar en als een herlevende Virbius
30[regelnummer]
begroet hij het Nieuwe jaar: en des lichaams gast,
de ziel, verandert hij van gedaante en bekleedt haar met gewaden
van het goede, schroom, van recht, onschuldigheid,
van menselijkheid, van gunst en ingetogenheid.
Terwijl wij met de Koningen zoeken de wieg
35[regelnummer]
van de schreiende Jezus, en de ster de Wijzen voorlicht,
volgt onze wachter en terwijl langs ongebaande
wegen hij doolt, wordt hem tot Sterre, 't Kind dat God is.
De zon verbergt het gelaat, wanneer ondergaat de Zon
der Eeuwigheid, maar naar het misdaad genezende
40[regelnummer]
kruis ziet op de dichter die over zijn gruwel leed voelt,
en de dag, door straffen vreselijk, maakt hij mild wat hem betreft.
De toorn en de slagen van de Engel die aanstormt en woedt
| |
[pagina 36]
| |
[Latijn]Evadit ictus, cui cruenta limina
Nihil merentis victimae tabo madent.
Hoc Pascha vatis. Illa gentibus fuit
Aurora felix, quae sepultum reddidit
Vitae parentem & morte mortem contudit.
Mox raptus altè nubiumque curribus
Vectus poëta, se potentis vindicis
Infert triumphis, seque adunari cupit,
Ceu Sponsa Sponso, filius suo patri,
Capitique membra, miles optimo duci,
Fraterque fratri, palmes ipsi vineae.
Hinc lapsum ab alto Flamen omnes occupat,
Variisque linguis dum loqui facit Patres
Bissex, in ipso Vate fit miraculum,
Vnoque Batavis ore diversum sonat,
Grajusque Grajo, Belga Belgis, Ausoni
Respondet Auson, Celta genti Celticae.
Praesepe sanctum, pauperes Christilares,
Deforme tectum sospitatoris Dei,
Supplex adorat; sordidisque culcitris
Vnà quiescens, invenit sibi locum,
| |
[Vertaling]vermijdt hij, wiens roodbestreken deurposten
druipen van het bloed van 't schuldeloze offerlam.
45[regelnummer]
Dit is des zangers Pascha. Het andere was voor de heidenen
een gelukbrengende Dageraad, die wedergaf een begraven
vader des levens en door zijn dood de dood teniet deed.
Kort daarna weggerukt omhoog en in de wolkenwagens
rijdende begeeft de dichter zich onder de triomfstoeten
50[regelnummer]
van de machtige voorvechter, en begeert, dat hij verenigd worde
als een Bruid met haar Bruidegom, een zoon met zijn vader,
en met het hoofd de leden, de krijgsman met een aanzienlijk veldheer,
de broeder met de broeder, de wijnrank met de wijnstok zelf.
Dan neergedaald uit den hoge, zet de Geest zich neer op allen
55[regelnummer]
en terwijl hij in twaalf onderscheidene tongen de vaderen doet spreken,
geschiedt er in de zanger zelf een wonder:
Uit één mond doet hij de Bataven onderscheiden talen horen,
en als een Griek antwoordt hij de Griek, als Nederlander
Nederlanders, de Italier als Italier, als Fransman het volk der Fransen.
60[regelnummer]
De heilige kribbe, het armelijk huis, van Christus,
het schamele dak van de verlossende God,
aanbidt hij smekend, en op de vuile beddezak
tezamen met hem rustend vindt voor zich een plaats
| |
[pagina 37]
| |
[Latijn]Quicunque fastum damnat hoc foeno suum,
Opesque quaerit indigum juxtà Deum.
Tandem patescit Mensa, quae det pabula
Animae labanti, & sanguine occultam sitim,
Famemque carne pellat indomabilem.
Donat seipsum corpus & simul datur.
Idemque sanctis pluribus corpus datur.
Quin plus farina vescimur. mens digerit,
Quod dens nequivit. intrat os pium Ceres
Stupenda, mentes esca fracti corporis.
Res tota vera est. discrepamus in modis.
Hos discrepantes dulcis uni Charitas.
Haec sacra scribis Autor Hellemantiae,
Dumque Orbis orbi donat orbis frustula,
Strenisque amoris vincla stringit vilibus;
Tu summa donas, quemque cuncti poscimus,
Quo cuncti egemus, involutus fasciis,
Cadens, resurgens, tot repertus Regibus,
Tot dona mittens, Strena mittitur Devs.
4 AP 60
C. Barlaevs.
| |
[Vertaling]alwie zijn eigen trots veroordeelt tot dit hooi
65[regelnummer]
en schatten zoekt naast een behoeftig God.
Ten laatste staat de Tafel open om de spijs te geven
aan de wankelende ziel, en met bloed de verborgen dorst
en met vlees de onstilbare honger te verdrijven.
Het lichaam geeft zichzelf en wordt tegelijk gegeven,
70[regelnummer]
en 't is hetzelfde lichaam, dat gegeven wordt aan vele heiligen.
Ja, wij voeden ons met meer dan meel. De geest verteert
wat de tand niet vermocht. In de vrome mond gaat een
wonderbaar brood, in de zielen de spijs van een gebroken lichaam.
De zaak is waar, geheel; wij verschillen in het hoe.
75[regelnummer]
Dezen die zo verschillen, verenig ze, zoete Liefde.
Deze gewijde stof draagt ge op, Auteur, aan Hellemantia,
en terwijl de hele Wereld aan heel de wereld stukken van de wereld geeft
en met goedkope geschenken de banden van liefde aanhaalt,
schenkt gij het hoogste: Hij die wij allen verlangen
80[regelnummer]
die wij allen behoeven, die gewonden werd in doeken,
die viel en herrees, door zoveel Koningen gevonden werd,
die zoveel gaven zendt, wordt zelf als een Nieuwjaarsgift gezonden: God.
C. Barlaeus.
|
|