Verzamelde werken. Deel 8. Universiteit, wetenschap en kunst
(1951)–Johan Huizinga– Auteursrecht onbekend
[pagina 539]
| |
Spelling | |
[pagina 541]
| |
Eerbied voor de letter!Ga naar voetnoot*Neen, wij willen geen pleidooi houden voor de Letter, die doodt, en tegen den Geest, die volgens een kortzichtig en slecht lezend schrijver door De Gids geloochend wordt. Het betreft slechts de drukletter. - Een jaar of wat geleden is, eerst in Duitschland meenen wij, maar daarna ook op groote schaal in Parijs, de mode opgekomen, om op winkelramen en kozijnen den naam der zaak in minuskel zonder hoofdletters aan het begin te schrijven. Als reclamemiddel niet onaardig gevonden, en als effekt soms wel pittig, vooral in het Duitsche schrift. Bij ons ziet men het nog betrekkelijk weinig; het zal nog wel komen. Maar nu kregen wij vanmorgen een prospectus van een Amsterdamschen uitgever, waarin men lezen kan, hoe in zekere serie de baraboedoer behandeld is door dr n.j. krom, en weer andere onderwerpen door dr j.p. kleiweg de zwaan en een aantal andere onthoofdletterde Nederlanders. In zijn nuchtere typografische naaktheid onthult het verschijnsel zich terstond als pure malligheid. Het zou niet de moeite waard zijn, aan deze onschuldige liefhebberij een woord van verzet te wijden, wanneer zij niet een uiting was van een dieper liggend euvel van onzen tijd: het gebrek aan eerbied voor ons schrift. Het Latijnsche drukschrift, zooals het kort na de uitvinding der boekdrukkunst door een bewuste restauratie van de Karolingische unciaal is gevormd, en allengs heel West-Europa heeft gewonnen, mag gerust een van de heilzaamste en duurzaamste vindingen der Renaissance worden genoemd. De volgende stijlperioden hebben alle dit kostbaar erfdeel in eere gehouden en gecultiveerd. In verloop van tijd werd het overmatig gebruik van hoofdletters beperkt tot den aanhef van den zin en eigennamen of daarmee gelijkgestelde benamingen, een even praktische als logisch gegronde regel. In de negentiende eeuw was het peil der typografische verzorging van het boek zeer gedaald, misschien nergens meer dan in Nederland, dat eenmaal op het gebied van drukwerk had uitgeblonken. Met afgrijzen zien wij nu de spitse letters, den bleeken druk, de liederlijke spatieering en de jammerlijke titelbladen van vele uitgaven omstreeks 1870. Toen is de zorg voor goed drukwerk herleefd. Maar de erkenning der gedrukte bladzijde als kunstwerk en van het druktype als kunstvorm heeft zeer verschillende vruchten gedragen. Eenerzijds de be- | |
[pagina 542]
| |
wonderenswaardige producten van William Morris' kunstopvattingen. Ook wie mocht meenen, dat het boek, door schoon te zijn ten koste van zijn leesbaarheid, reeds zijn functie verzaakt, zal er zijn bewondering niet aan onthouden. Dit teruggrijpen naar oude stijlen was in den grond een tragische bekentenis van eigen stijlloosheid. Niet veel later evenwel is iets anders begonnen, niet zoozeer op typografisch gebied als wel in het decoratief gebruik van het schrift, waarin die stijlloosheid zelf haar triomfen vierde. Wij bedoelen het willekeurig sollen met den organischen vorm der letter ter wille van een aesthetisch effekt, uit een aspiratie, die men niet meer gaven kunstzin, maar hoogstens artisticiteit kan noemen, een afdwaling, omdat zij inhoudt de miskenning van de functie der letter, de miskenning van haar geestelijke beteekenis en van haar geheiligd karakter als algemeenste symbool onzer beschaving. Zoo dikwijls gij een R ziet met een waterhoofd en een onvolgroeid beentje, zeg dan gerust ‘stumper’, niet tot het kreupele lettertje, maar tot den ontwerper, die niet begreep, wat letters zijn, en wat er aan hun traditioneelen vorm hangt van stijlwaarden en cultuur. Letters zijn een middel om te lezen. Nu is het bekend, welk een eigenaardig ding de psychologie van het lezen is. Onze wonderlijk geschoolde geest grijpt de gedrukte bladzijde bij heele brokken, radende, misradende en zich corrigeerende, zelf gegrepen door het fijne organisme van dat voortreffelijk instrument dat de Latijnsche minuskel is. Haar voortreffelijkheid, - waardoor zij zich verheft boven het zoogenaamd gothieke drukschrift, dat de Duitschers ten deele aanhielden, en verre boven het cyrillische schrift der RussenGa naar voetnoot1, Serviërs en Bulgaren -, ligt in het feit, dat de Latijnsche letter, niet als resultaat van een bewust doorzicht, maar door een zegen der geschiedenis, een optimum bezit van eenvoud, tezamen met verscheidenheid. Al die afwisseling van letters, binnen den regel liggend, erboven of eronder uitstekend, naar rechts of links gewend, schept die onmiddellijk gespecificeerde woordbeelden, die ons bewustzijn binnenstroomen. En al die kleine streepjes aan het uiteinde der letters, - schraffeeringen noemt men ze -, als versiering ontstaan, zijn even zoovele haakjes, die het schrift in onzen geest slaat. Vandaar dat het opgeven van die schraffeeringen uit artistieke behoefte, altijd gepaard aan het opheffen van | |
[pagina 543]
| |
het dikteverschil der lettervormen, van uit een wijder en dieper gezichtspunt veroordeeld moet worden. Men verarmt er het leesorganisme mee. Het tijdschrift Wendingen is, met allen eerbied voor zijn kunsthoedanigheden, volstrekt onleesbaar. Ook een te groote letter op zich zelf maakt den druk moeilijk leesbaar, gelijk bij voorbeeld een der nieuwste typen van Van Krimpen, waarin wij onlangs een rede gedrukt zagen. De lezende geest laat zich niet aan banden leggen, zelfs niet aan die der kunst. Hij eischt voor zijn instrument, de letter, de maat en vorm, die hém past. Die maat en vorm zijn het product van eeuwen beschaving. Zij hebben een overbelangrijke plaats in het geestesleven verworven, van den enkele in zijn kort bestaan en van gansch een tijd en gansch de gemeenschap. Schendt ze niet. |