Verzamelde werken. Deel 8. Universiteit, wetenschap en kunst
(1951)–Johan Huizinga– Auteursrecht onbekend
[pagina 424]
| |
Een insluipselGa naar voetnoot*Ons volk heeft meer gevoel voor titels dan voor vorm en traditie, hetgeen juist verkeerd om is. Men zou kunnen wijzen op het voorvoegsel Ir, dat een tiental jaren geleden de rij der Nederlandsche praedicaten plotseling met een is komen vermeerderen, en verwonderlijkerwijs spoedig van officieele zijde, door gebruik in de Staatscourant, is erkend en aanvaard, een eer, die het veel oudere Ds nimmer ten deel viel. Toegegeven moet worden, dat de wet achterna het nieuwe praedicaat eenigermate heeft gerechtvaardigd, toen zij in 1921 dat van Mr, onze oude variant op den doctorstitel, aan een capitis deminutio onderwierp, door het aan een gewoon examen te verbinden. De wetgever gaf hiermee blijk, de beteekenis van den eeuwenouden doctorsgraad niet meer te verstaan. Van den Ir-entitel kan men overigens ook toestemmen, dat hij praktisch is, en dat hij treffend de enorme beteekenis der techniek in onze samenleving accentueert. Met dat al opent hij de deur voor een reeks van soortgelijke diplomatitels, en stelt ons voor monstra als Prof. Jhr Dr Ir N... N..., c.i., b.i.. Ik laat evenwel den Ir met rust, hij is mij te machtig, om mij te keeren tegen den Drs - Doctorandus, als Latijn nauwelijks boven Malade imaginaire-gehalte, is een schoolterm, waarmee men gemakshalve dengene aanduidt, die van het eindbedrijf zijner studiën de helft met goed gevolg heeft gespeeld. Het woord behoorde tot de wanden der faculteitskamer beperkt te blijven. Een academische graad is het niet. Te Leiden heerscht nog de goede vorm, dat bij promoties de man aan de eenzame zijde der groene tafel wordt aangesproken als Mijnheer de Candidaat. Dit is zijn graad, tot hij dien straks voor dien van Doctor verwisselt. Het is weliswaar al een oud gebruik, dat een geslaagde terstond van het doctoraal examen naar den drukker loopt, om zich kaartjes te bestellen met Q... Q..., litt. docts.. Alsstudentengewoonte begrijpelijk en verschoonbaar. Maar wie met zulk een kaartje in het buitenland komt, wordt daar onvermijdelijk aangezien en aangesproken voor een doctor of quasi-doctor. Hetgeen pijnlijk is, en ons in opspraak zou kunnen brengen als blagueurs. Sinds lang vindt men eveneens op naambordjes het Med. docts., Arts, een onderscheiding, die, al getuigde zij van een onbereikt doel, tot de herziening der studie-programma's in 1921 eenigen zin had, thans niet meer. | |
[pagina 425]
| |
Nu ziet men echter in den laatsten tijd de vertegenwoordigers van dezen academischen overgangsstaat in het openbaar met hun waardigheid gaan werken, in den vorm van Drs of Dra vóór den naam geplaatst. In de krant zal men lezen, dat Drs X... X... is ondertrouwd met Dra Y... Y... Het is groote malligheid. Waarom kunnen zij niet wachten, - met het voeren van een titel, bedoel ik -, tot zij dat expectantschap op wettelijke wijze hebben afgelegd? Maar zoo is de tijd: elk succesje moet geboekt, erkend, geadverteerd. In de toekomst twaalf-en-een-half jaar's jubileum als doctorandus. Ik weet wel, er zijn velen, wien harde maatschappelijke noodzaak het bereiken van den eindpaal voor altijd heeft belet. Maar niet dezen zijn het, die met den basterdtitel pronken. Dat zijn zij, die haasten. Ach jonge landgenooten, spaart ons de Drssen en de Dra's. Beteugelt uw titelzucht, wij hebben derzelve genoeg. |
|