Verzamelde werken. Deel 2. Nederland
(1948)–Johan Huizinga– Auteursrecht onbekend
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vergadering der Staten-Generaal op 10 juli 1584 na den noenGa naar voetnoot*De eer van op den tienden Juli 1584, onmiddellijk na den dood van den Prins, vastberaden tot voortzetten van den strijd te hebben besloten, en van dat voornemen door brieven aan al de hooggeplaatsten in den lande kond te hebben gedaan, vóór de doodsmare ergens twijfel en verslagenheid zou kunnen wekken, is door onze historieschrijvers eenstemmig toegekend aan de Staten van Holland. ‘De Prince van Orangien hoochloffelijker gedachtenisse so moordadelijken omgebracht zijnde binnen der stad Delf, als wij in ons achtiende boek van de Nederlandse geschiedenisse verhaeld hebben. So is bij den Staten van Holland, die men aldaer in der haest bij der hand konde bekomen, terstont en noch ten selven dage na noen geordonneert te schrijven aen den Grave van Hohenlo de geschiedenisse van dese sake, en hem de selve met uytnemende droefheid te verwittigen.’ Zoo begint Bor het negentiende boek van zijn HistoriënGa naar voetnoot1. Hem volgt Hooft: ‘Wonder, zoo groot een moedt als onder de Staaten van Hollandt tot handthaaving hunner zaake tegens den Spanjaardt, in de gemeine verslegenis om 's Prinsen doodt, uitblaakte. De Leden, die men ter ijl bij een krijghen kon, zonden, noch ten zelven naamiddaaghe, als de moordt geschiedt was, den Ammiraal Warmondt en Jonkheer Arnhem aan den Graaf van Hohenloo enz.’Ga naar voetnoot2. Dit blijft de voorstelling van al de lateren: Wagenaar, Kluit, Van Rees, Motley, P.L. Muller, BlokGa naar voetnoot3. Slechts Van Wijn roemt het voorbeeld van kloek beleid en standvastigheid ‘der Staaten van Holland en van die der overige Gewesten, welken te Delft bijeen waren’Ga naar voetnoot4, terwijl Van Rees ook terloops van de brieven der Staten-Generaal spreekt, hoewel hij de eer slechts aan die van Holland gunt, welks afgevaardigden hij bij name opsomt. Het komt mij voor, dat Bor's niet geheel volledige voorstelling hier te zeer die der lateren is blijven beheerschen. Men denkt bij Bor's woorden: ‘die men aldaer in der haest bij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der hand konde bekomen’, aan een onvoorbereide en onvoltallige noodvergadering. De zeventien leden, die de besluiten van dien middag namen, stelt men zich voor als een toevallig saamgeraapte minderheid, een fragment van de gewone vergaderingen. Ten onrechte. Sedert den 4den Juli hadden de Staten van Holland dagelijks vergaderd, zoowel 's ochtends als na den noen; slechts den Zondagnamiddag van den 8sten hadden zij zich vrijaf gegund. Het aantal der aanwezigen had in die dagen tusschen 12 en 19 bedragen. Ook den 10den was er een ochtendvergadering geweest, aanvankelijk 15 leden sterk, waarbij zich later nog Warmond en Oldenbarneveld voegden. Er was op eenige verzoeken beschikt. Juist evenveel en juist dezelfde leden maakten de vergadering na noen uitGa naar voetnoot1. Er is niet de minste reden om aan te nemen, dat zij van de ochtendvergadering met een ander voornemen zijn gescheiden dan om zich 's namiddags, gelijk de vorige dagen, weer te vereenigen. Misschien hebben zij dat haastiger gedaan dan gewoonlijk, doch zoowel de vergadering zelf als het aantal der aanwezigen was volkomen normaalGa naar voetnoot2. Behalve wat de plaats betreft; de Resolutiën vermelden: ‘Op het stadhuys binnen Delf’Ga naar voetnoot3. Hoe en door wie is de afspraak, om niet te verflauwen, gemaakt? Van een formeele staatsresolutie, zooals Motley zich voorsteltGa naar voetnoot4, is hier geen sprake. De Resolutiën van Holland vermelden onmiddellijk na de lijst der presenten: ‘Is geordonneert te schrijven aen den Grave van Hohenloo enz.’Ga naar voetnoot5. Het kloek besluit om te volharden was dus of in de hieraan voorafgegane besprekingen gewonnen, of het stond reeds vast, vóór de Staten van Holland hun vergadering openden. Dat dit laatste het geval was, dat het moedig besluit (waar het immers op aan komt) niet door de Staten van Holland als zoodanig is genomen, dat daarvan de eer mede aan anderen toekomt, is, geloof ik, gemakkelijk te bewijzen. En dat reeds uit de stukken, waaruit Bor zijn ietwat eenzijdige voorstelling put. Het blijkt niet, dat Bor andere bronnen heeft gebruikt dan de Resolutiën van Holland. Deze noteeren op 10 Juli: 1. den brief aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hohenlo, 2. een aan de Edelen en aan de steden Gorkum, Schoonhoven en Brielle, 3. aan de gouverneurs en kapiteinen van Sluis, Ostende, Ter Neuzen, Tolen en Bergen op Zoom. Op den 11den richtten zij een brief aan de Staten van Brabant ‘of haerlieder Gecommitteerde Raden,’ en in 't bijzonder aan die van Antwerpen. Bor zegt bovendien, dat de Staten van Holland voorts alle de vereenigde provinciën van den moord en van hun vast voornemen om te volharden hebben verwittigd, doch ik heb van andere brieven dan de genoemde in de Resolutiën van Holland niets gevonden, en zooals weldra blijken zal, om begrijpelijke redenen. De inhoud dier brieven was natuurlijk in hoofdzaak dezelfde: het bericht van den moord en de aansporing om evenals de Staten vastelijk te volharden bij het aangevangen werk. Maar er is eenig verschil in de wijze, waarop van die vastbeslotenheid wordt gesproken. In den brief aan Hohenlo spreken de Staten van Holland, voorzoover uit de Resolutiën blijkt, alleen van zich zelven: ‘willende alleenlijck sijne Genade bij 't voornoemde schrijvens wel versekert houden, dat de Staten niet naelaten sullen haerluyder aengegeven (lees aengeheven) saecke ten uyttersten met Godts hulpe te handthouden, sonder daerinne te sparen goedt nochte bloet, enz.’Ga naar voetnoot1. Aan de edelen mitsgaders de drie genoemde steden evenwel zal worden geschreven: ‘dat hoewel ongetwijffelt 't selve een seer ongeluckige saecke, ende een groot verlies voor den lande, sonderlinge van Hollandt ende Zeelandt, is te achten, de Staten nochtans de moet, omme de gemeene saecke te handthouden, in het minste niet en hebben laten sincken, maer des te meer, als alle vroomhartige toestaet, met de aenwesende Gedeputeerden van Zeelandt ende van de andere generale Provinciën, geresolveert, bedacht ende besloten, alsulcke rechtvaerdige saecken, als syluyden tot noch toe, bij assistentie van sijne furstelijcke genade, hooger gedachtenisse, soo loffelijcken hebben aengegeven (lees: aengeheven of met Gachard VI, 173 aengegreepen), t' onser aller bescherminge ende voorstandt van onse gemeene vrijheydt ende privilegien te hanthouden, ende met Godes hulpe uyt te rechten’Ga naar voetnoot2. Het schrijven aan de gouverneurs en kapiteinen wordt in de Resolutiën aldus vermeld: ‘Is geordonneert te schrijven bij de Staten van Hollandt ende de Gedeputeerden van Zeelandt,’ en verder: ‘alsoo de Staten van Hollandt, Zeelant ende oock de an- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dere Provincien geresolveert, bedacht ende besloten hebben, haerluyder rechtvaerdige saecken.... te handthouden’Ga naar voetnoot1. De brief aan de Staten van Brabant van 11 Juli ten slotte, de eenige, die in de Resolutiën in extenso werd opgenomen, behelst hetzelfde als die aan de edelen en de drie steden: ‘En hoewel 't selve ongetwijffelt een groot ongeluk en verlies is voor de landen enz., soo hebben wij nochtans den moed, om de gemeene sake te handhouden, in 't minste niet laten sinken; maer dies te meer, als alle getrouwe en vroomhertige toestaet, ons met den aenwesenden gedeputeerden van Zeeland en andere generale Provincien geresolveert, bedacht en besloten enz.’Ga naar voetnoot2. Nog vóór de namiddagvergadering der Staten van Holland moet dus, zou men zeggen, een overleg met de afgevaardigden van Zeeland en andere provinciën hebben plaats gehad, en in dat overleg moet die wonder groote moed, waarvan die van Holland den roem alleen hebben genoten, het eerst hebben uitgeblaakt. Het is bekend genoeg, dat op den 10den Juli ook de Staten-Generaal te Delft vergaderd hebben, en wel evenals die van Holland zoowel vóór als na den middag. Maar wat er op dien dag in hun Register staat opgeteekend, heeft hoofdzakelijk de aandacht getrokken, voor zoover het den moord betreft, terwijl op het door de Staten-Generaal dien middag verhandelde weinig is gelet. Toch was dat van den zelfden aard (en van dezelfde kloekheid) als de acta, waarom de zeventien afgevaardigden van Holland eervolle vermelding met name waardig zijn gekeurd. Het kort relaas van den moord in het Resolutieboek der Staten-Generaal op 10 Juli post prandium staat afgedrukt bij Bor, II, Bijvoegsel van authentyke stukken, p. 58, bij Gachard, Correspondance de Guillaume le Taciturne, VI, p. 170 en bij Frederiks, De Moord van 1584, p. 123. Geen van drieën gaat verder dan de woorden: ‘Mijn God, ontfermt U mijnder ende Uwer aermer ghemeente.’ Wat daarop volgt, luidt: ‘Mijne heeren de generale staten naer de perpetratie van het voerscreven feyt hebben gheresolveert daer van te verwittighen alle de respective provintien. Item den coninck van Vranckrijck. La Royne Mere. De coninghinne van Engelant. De coninck van Dennemarcken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den hertoch Casimirus. Den graeff Jan van Nassauwen. Aen den graeff van Moeurs. Aen den graeff Willem Lodewijck van Nassau. Graeff Philips van Hoenloo. Gelesen brieven van den secretaris Berlicom aen zijne Exc., belangende de gelegentheyt der zaecken van Antwerpen, van den VIIIen Julij. Gelesen brieven aen zijne Excellentie van de Admiraliteyt van Hollant, Xo JulyGa naar voetnoot1.’ De Staten-Generaal deden derhalve noch meer noch minder dan die van Holland. Zoomin als bij Holland een staatsgewijze resolutie om te volharden; evenzeer als Holland zetten zij zich terstond aan de correspondentie. Het bericht aan de overige provinciën blijkt dus, gelijk natuurlijk is, van de Staten-Generaal uitgegaan, niet van die van Holland, zooals Bor meent. Van die brieven, den 10den Juli door de Staten-Generaal of hunne leden geschreven, zijn verscheidene gepubliceerd, andere zeker in de ordinaris depêchen der Staten en wellicht in de archieven der oude gewestelijke besturen te vinden. Mij zijn bekend: 1. De brief van de Zeeuwsche gecommitteerden ter Generaliteit aan de Staten van Zeeland (in facsimile en transcriptie verspreid als prospectus van het Handboek der Nederlandsche Palaeographie). 2. Van de Staten-Generaal aan den Magistraat van Gent (De Jonge, Verhandelingen en Onuitgegeven stukken, II, p. 98). 3. Van dezelfden aan hunne gezanten in Frankrijk (Gachard, l.l., VI, p. 180). 4. Van dezelfden aan koning Hendrik III (ibidem p. 182). 5. Van dezelfden aan koningin Elisabeth (ibidem p. 184). Deze dragen alle de dagteekening 10 Juli. Uit de volgende dagen zijn nog meerdere brieven in dezelfde verzamelingen afgedrukt, waaronder de belangrijke brief van Cornelis Aerssens aan den magistraat van Brussel van 11 Juli, waarin hij verwijst naar een vorig schrijven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van den 10den (bij Gachard, l.l., p. 186 en Frederiks, t.a.p. p. 132). De inhoud dezer brieven is uitteraard eensluidend, evenals van die der Staten van Holland. In allen de betuiging van de vastberadenheid der Staten-Generaal en hun prompte voorziening op alles wat tot de orde noodig was: ‘Binnen middelertijt hebben [wij, de Staten-Generaal] hier mit goeden raede bij provisie ordre ghestelt op de versekerheyt van den lande, steden, plaetsen ende crychsvolk, zoo wel in den legher als elders onder ons ghebied wesende, ten eynde dat den vijandt gheen oirsaecke hier van en neme, om onze saecken in confusie ende twispalt te brynghen’Ga naar voetnoot1. ‘.... tout le monde est icy en telle perplexité et dueil, ayant perdu ung tel père de la patrie, que c'est ung pitié de le veoir. Cependant nous ne laissons, par tous moyens, de donner ordre convenable à noz affaires et à la seureté du pays’Ga naar voetnoot2. ‘Nous avons de cette part mis tel ordre au gouvernement des places du pays, qu'en actendant l'ordre qu'il plaise à vostre Majesté y mettre, nous espérons (Dieu aydant) que nul inconvénient n'en adviendra’Ga naar voetnoot3. Er is geen twijfel, of ook de Staten-Generaal hebben gedaan, wat hunner was. Aan de leden der Unie werd bovendien verzocht, ‘enigen volcomelijck te lasten om hun herwerts te vougen om bij provisie op de saecken van den lande ordre te stellen sonder achterraedt’ (zoo in de Zeeuwsche brief, desgelijks in die aan Gent en Brussel). Zeeland wordt in het bijzonder vermaand, ‘up alles de wachten aengaende de beste ordre te stellen als mogelijck wert.’ Opmerkelijk en begrijpelijk is de zorg, die men koesterde voor den indruk, dien het bericht te Gent en te Brussel zou maken. Zoover ging die zorg, dat de Staten hun toevlucht namen tot een noodleugen. ‘Wij en connen nyet laten,’ schrijven zij aan Gent, ‘Uwer E. tonsen grooten leetwesen claghelijck te onderrichten van de verradelijcke quetsure deser achternoen.... gheinfligeert aen den persoon van Mijnheere den Prince van Oraengien.... daer van Zijne Excellentie gecommen is in groot perickel van den lijve.’ Eerst den 12den volgt de waarheid, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die de Staten onmiddellijk hadden geweten: ‘Bij onse voorgaende van den Xen deser sullen uwe E. verstaen hebben de dootlijke wonde Zijne Princelijcke Excellentie gheinfligeert, die corts daer naer es daer van tonsen grooten leetwesen ende verdriete overleden enz.’Ga naar voetnoot1. Naiever dan Meetkerke, die den brief aan Gent opstelde, bekende Aerssens aan Brussel het leugentje: ‘Nobles et discrets seigneurs, j'ai hier escript à Voz Seigneuries seulement que son Excellence estoit griefvement blessé et en danger de mourir: ce que j'ay fait, suivant la résolution de messeigneurs les estatz généraux; mais il fault que Voz Seigneuries par ceste entendent avec grand regret que sadicte Excellence.... est trespassé et finy en Dieu etc.’Ga naar voetnoot2. Het was vooral voor Gent, dat men bezorgd was. Bij dien tweeden brief, van den 12den, ging een schrijven van Maurits aan Gent, op verzoek der Staten-GeneraalGa naar voetnoot3; met bijzonderen nadruk wordt Gent reeds den 10den, en opnieuw den 12den verwittigd van het verzoek om hulp, dat de Staten-Generaal aan den Franschen koning richten, en in den brief aan de gezanten in Frankrijk zeggen de Staten, dat zij de Fransche hulp voornamelijk begeeren voor Gent: ‘.... la ville de Gand (qui sera aussy port perplexe par le susdict désastre) demeure encoires serrée et affamée.’ Welke leden der Unie zijn den 10den Juli na den noen in de Staten-Generaal vertegenwoordigd geweest, en door wie? Die vraag moet, wanneer het aanspraak op herinnering geeft, aan de maatregelen van dien dag te hebben meegewerkt, billijkheidshalve nog worden nagegaan. Die vergadering der Staten-Generaal dan was evenmin als die van Holland een noodvergadering. Evenals Holland had de Generaliteit, sedert de bijeenkomst uit den Haag naar Delft was verlegd (28 Januari 1584)Ga naar voetnoot4, geregeld vergaderd. Al de Juli-dagen behalve Zondag 8 was er 's ochtends en eenmaal ook 's middags zitting gehouden, zoo ook den 10den. Het aantal gedeputeerden was in de eerste week van Juli vrij constant geweest: negen tot dertien personen van de provinciën Brabant, Gelderland, Vlaanderen, Holland, Zeeland, Utrecht, Mechelen en Friesland. Alleen op Maandag 9 hadden er velen ontbroken, men had met zijn zessen vergaderd, maar op Dinsdag 10 Juli moet reeds in den ochtend, dus door omstandigheden geheel onaf- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hankelijk van het komend onheilGa naar voetnoot1, de vergadering meer dan gewoon voltallig zijn geweest. In plaats van de opsomming der aanwezigen toch, zooals gewoonlijk, noteeren de Resolutiën van 10 Juli bij hooge uitzonderingGa naar voetnoot2: ‘President Meetkercke, Absentes Alostanus, Amsen.’ Dit belet ons, de samenstelling der vergadering volkomen zeker vast te stellen, maar het geeft ons een mijns inziens voldoend bewijs, dat al de gedeputeerden, wier aanwezigheid te Delft in de vorige week kan worden aangetoond, tegenwoordig waren, mits zij niet tusschen 7 en 10 waren vertrokken. Een tabellarisch overzicht van de samenstelling der vergaderingen van 2-9 en van 11-14 Juli zal dat het best verduidelijken. Zie pag. 68-69. Als stellig op 10 Juli tegenwoordig mogen wij dan naast den president Meetkerke beschouwen: Poederle, Aerssens, Vosbergen, Roels, Foeck, Roussel en Camminga. Van Aerssens getuigt het buitendien zijn brief boven vermeld, zoo ook van Vosbergen. Of Valcke en Teellinck, die met Vosbergen den brief aan Zeeland teekenden, en de pensionaris van Vlissingen, die hem zou overbrengen, in de vergadering zelf der Staten-Generaal tegenwoordig zijn geweest, kan ik niet uitmaken; de procuratie ertoe hadden zij allen. De overige Brabanders, die op 12 Juli mee opkwamen: OirschotGa naar voetnoot3 en de pensionaris van Antwerpen Van der Warcke, kunnen reeds op de mare van den moord na 10 Juli zijn toegesneld, zoo dan ook niet uit Brabant. OyenGa naar voetnoot4, die van 2 tot 7 Mei voor Gelderland had gepresideerd, is mogelijk na den afloop van zijn presidium vertrokken met den secretaris Otto van Heteren, dien de Staten reeds op 4 Mei hadden verzocht, een reis naar Gelderland te doenGa naar voetnoot5. Beiden verschijnen eerst weer op 19 en 22 Juli. Baexen komt na 6 Juli voorloopig niet terugGa naar voetnoot6. Botnia was op 28 Juni present en opnieuw op 11 Juli, wellicht dus ook op den 10den. Bij de vermelden is dan de griffier Matthieu de Hennin te voegen, die den brief van Meetkerke mede teekende, de man, die spoedig daarna, van verraad verdacht, uit zijn post werd gestootenGa naar voetnoot7, en door Aerssens vervangen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vertegenwoordigd waren derhalve de provinciën Vlaanderen, Brabant, Zeeland, Utrecht, Mechelen en Friesland. Holland ontbrak, hoogstwaarschijnlijk ook GelderlandGa naar voetnoot1. Thans over sommige der personen nog een enkel woord. Velen behooren tot de mannen van gewicht in die jaren, verscheiden onderteekenaars van de Unie zijn onder hen. Allereerst de voorzitter van dien dag, Adolf van Meetkerke, de gewezen president van Vlaanderen. Hij is bekend genoeg: een dergenen, wier ijver voor de goede zaak hun aanspraak had gegeven op een beter lot dan de omstandigheden: het verlies van hun provincie en daardoor hun geïsoleerde positie temidden der Hollanders, voor hen hadden weggelegd. Er is een groote afstand en een tragisch lotsverloop tusschen het voorzitterschap van den 10den Juli 1584 en de vlucht uit den lande om den Leidschen aanslag in Leicester's nadagen. Niet alle Zuidelijken vonden voor zich en hun geslacht op den duur hun plaats in het Noorden, zooals die andere aanwezige van 10 Juli, Cornelis Aerssens, de pensionaris van Brussel, van wien 't hier evenmin noodig is, in bijzonderheden te treden. De Meetkerke's behoeven daarom van geen minder slag te zijn geweest. Poederle, die tot 30 Juni voor Brabant had gepresideerd, moet geweest zijn Jean de Brimeu, heer van Poederle in het ambacht van Herenthals, zoon van Jacques de Brimeu en Anna van der WerveGa naar voetnoot2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij was lid van den Landraad tijdens AnjouGa naar voetnoot1. Op 8 December 1584 is hij onder de gecommitteerden uit de Staten-Generaal om met den Engelschen gezant Davidson te sprekenGa naar voetnoot2. Wat er verder van hem geworden is, heb ik niet gevonden, evenmin in welke betrekking hij staat tot den graaf van Megen, Charles de BrimeuGa naar voetnoot3. Alostanus, die op 10 Juli ontbrak, was reeds 6 Juli niet te DelftGa naar voetnoot4, den 12den verschijnt hij er weer. Het is Doctor Petrus Alostanus of Peeter van Aelst, schepen van Antwerpen, in Augustus tot Raad van State benoemdGa naar voetnoot5. Amsen, eveneens afwezig, was gedeputeerde van Holland, voor welk gewest hij einde Maart het voorzitterschap had bekleedGa naar voetnoot6. Het heeft mij eenige moeite gekost om uit te maken, dat deze persoon, in de Resolutiën der Staten-Generaal nooit anders aangeduid dan Amsen, geen ander is dan Hendrik Adamsz. of Aemsz. van der Burch, burgemeester van Delft, gest. 2 Februari 1591Ga naar voetnoot7. In een kleine uitweiding zal ik dit hierachter duidelijk maken. De te Delft aanwezige Zeeuwen zijn allen van de voormannen geweest in de geschiedenis van hun gewest en ten deele van het land. Jacob Valcke en Gasper van Vosbergen behooren beiden tot de oprichters der Unie; de eerste werd 1579 pensionaris van Goes, 1582 Gecommitteerde Raad in Zeeland, in Leicester's dagen lid van den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Raad van State, in 1590 thesaurier-generaal van Zeeland. Vosbergen was eerst hoogbaljuw van Zieriksee, daarna baljuw van Veere, Gecommitteerde Raad en Raad ter admiraliteit. Mr Willem Roelsius was van 1574-'95 pensionaris van Middelburg. Joos Ewoudse Teellinck was in 1577 burgemeester van Zieriksee, later Gecommitteerde Raad, en Raad van StateGa naar voetnoot1. De pensionaris van Vlissingen was Mr Jan van der Beke, reeds bij de omwenteling van 1572 en nog in December 1588, als zoodanig in functieGa naar voetnoot2. Aelbert Foeck behoort in 1586 tot de uitgezette Utrechtsche aristocraten; met Thin, Heermael, Drunen roept hij in 1587 de bemiddeling der Staten-Generaal tot herstel van onrecht in, na intusschen bij de Staten van Holland bescherming te hebben gevonden. In 1594 is hij als gedeputeerde uit den Raad van State bij het leger te veldeGa naar voetnoot3. Roussel, die 18 Juni presideerde voor MechelenGa naar voetnoot4, heeft een niet onbelangrijke rol in die jaren gespeeld. Het is Jacques Roussel of Rossel, heer van Horuettes, Laval enz., in 1582 en '83 schepen van Mechelen, van 1584-1586 lid van den Raad van State in het Noorden. Hij is van 1578 tot 1587 en later een ijverig correspondent van Walsingham en BurghleyGa naar voetnoot5. De beide Friezen tenslotte zijn Julius van Botnia van Franeker, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mede-onderteekenaar der Unie, ijverig tegenstander van Rennenburg, en Wytsius van Camminga, die in 1587 deel uitmaakt van het gezantschap naar Engeland, later lid van den Raad van StateGa naar voetnoot1. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitweiding
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dagen blijven de anderen weg, ook Asperen, zoodat Amsen er alleen voor staat. De Delftsche gecommitteerde heeft zeker daartegen terstond het bezwaar gemaakt, dat deze vertrouwenspost voor één man al te lastig viel. Althans op 22 Maart committeert Holland ‘Mr. Jacob Pauli van DordrechtGa naar voetnoot1 ende Willem Bardesius van Amsterdam, omme met den voorsz. Van der Burch in de vergaderinge van de Staten Generael als voren te compareren’Ga naar voetnoot2. Tusschen Amsen in de Staten-Generaal en den man, die bij Holland altijd fungeert als Van der Burch, zou men op identiteit niet licht komen, als men niet wist, dat hiermee bedoeld was Hendrik Adamsz. of Aemsz. van der Burch, burgemeester van Delft, die een enkele maal ook als Hendrik Aemsz. (gesproken Aemsen) voorkomtGa naar voetnoot3. De reden, waarom hem in de Staten-Generaal zijn toenaam hardnekkig is onthouden, is niet ver te zoekenGa naar voetnoot4. Hij moest onderscheiden worden van den Gelderschen afgevaardigde Engelbertus van der Burcht, die herhaaldelijk met hem tegelijk aanwezig isGa naar voetnoot5. Aemsz. blijft in de volgende maanden zijn post trouw waarnemen, dikwijls alleen, dikwijls ook gesteund door anderen, evenwel niet Pauli, daartoe met Bardesius aangewezen, maar door Brasser, Maelson en Cant. Eerst sedert 16 Mei compareert Pauli geregeld naast Amsen, die niettemin op 2 Juni klaagt over zijn zwaren post: ‘Bij Hendrick Aemsz. van der Burgh den Staten voorgehouden zynde, dat hem te beswaerlyck was verder in de vergadering van de Staten Generaal te compareeren, overmidts de swaerwichtige saecken aldaer voorvallende, en dat hij alleene althans moeste comprareeren (van 2 tot 6 Juni vermeldt de presentielijst inderdaad alleen Amsen), hebben de Staten ernstelyck versocht ende oock geresolveert, dat den selven Van der Burgh voor 't eerste in de voorsz. vergaderinge alsnoch sal continueren, midts dat eene van Amsterdam daer benevens mede, achtervolgende voorgaende Resolutie der Staten sal compa- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reeren’Ga naar voetnoot1. Amsterdam schijnt ongaarne de vergaderingen der Generaliteit te hebben bijgewoond, tenminste ook nu komt Bardesius in het geheel niet op, maar Pauli staat in de maand Juni Amsen trouw ter zijde. Pauli woont echter bovendien de vergaderingen van Holland bij, waar Van der Burch ontbreekt. Sedert Juli is het weer steeds Amsen alleen, tot den noodlottigen tienden, toen hij, zooals wij zagen, afwezig was. Om trouwens terstond daarna als voornaamste gemachtigde van Holland zijn werk te hervatten. De Resolutiën der Staten-Generaal van 13 Juli vermelden: ‘Amsen heeft verclaert, dat hij met Mr. Egbert Verlaen gedeputeert es van weghen die van Hollant, om te besogneren ende te resolveeren in dese vergaderinghe’Ga naar voetnoot2. Nu meer dan ooit was er reden, hem meer helpers ter zijde te stellen: 13 Juli committeerde Holland Thomas Thomasz., burgemeester van Haarlem, ‘omme met de gecommitteerden van Delf in de vergaderinge van de Staten Generael te compareren’; den volgenden dag voegen zij Willem van Zuylen van Nyevelt daaraan toeGa naar voetnoot3. |
|