Verzamelde werken. Deel 7. Geschiedwetenschap. Hedendaagsche cultuur
(1950)–Johan Huizinga– Auteursrecht onbekendVerzameld werk VII
[pagina 613]
| |
Journalistiek en misdaadGa naar voetnoot*Wij mochten er nog onlangs op wijzen, hoe roekeloos somtijds de dagbladpers de misdaad suggereert, uit mercantiel effectbejag. Het euvel zit echter dieper. Het geldt tegenwoordig in breede kringen, vooral in die, waar men doodsbenauwd is, voor ‘burger’ te worden aangezien, als niet fatsoenlijk meer, om er voor uit te komen, dat men de christelijke, of zelfs de heidensche moraal als een der grondslagen van de samenleving erkent. Nu ja, men wil er wel meer of min naar leven, maar de zedewet belijden, dat dóet men niet, dat stáat niet. Het is flink, om den misdadiger, onder zeker voorbehoud, te prijzen. De aankomende journalist, met zijn bioscoop-opvoeding, is uit den aard der zaak voor dezen modernen vorm van omgekeerde hypocrisie zeer vatbaar. Men ziet er tot in de braafste dagbladen dagelijks de sporen van. ‘stoutmoedige aanslag op een trein’, heet een geval van struikroof. Wij meenden, dat men het woord ‘stoutmoedig’ gebruikte, als men iets loven wilde. ‘Bijna sympathiek van driestheid’ lazen wij, een tijd geleden, boven het relaas van een of ander boevenstuk. - Het is een zonderlinge tijd. De heldenvereering verplaatst zich naar den misdadiger. Vulgaire romantiek altegader. |
|