De Psalmen des Propheeten Davids, in't Hebreeuz genaamd het lof-bouk: bij den propheet verdeeld in vijf bouken
(1624)–Anthonis de Hubert– AuteursrechtvrijNu naar den oorspronkelicken text van woorde te woorde vertaald, ende in nederduijtzen rijme gesteld op de gewoonelicke wijsen, gelijk men die in de gereformeerde kerken singt
1 Lovet den Heere.
| |
[pagina 332]
| |
gesang
* also lang ik [in dit dal]
noch in wesen wesen sall.
3 Wilt op geen vorsten bouwen,
noch' op eenig menzen kind,
* dat geen magt heeft te behouwen.
4 [Want] sijn geest gaat uijt [als wind]
ook so sall hij [met der vaerd]
weder keeren tot sijn' aerd':
Op dien dag vergaat [ook t'elken]
all het geen hij sich vermeet.
5 Salig is de man den welken
Jakops God te hulpe treed:
wiens [vertrouwen] hoop' [en' lott]
op den Heer [is] sijnen God.
6 Die daar hemel, ende aerde,
en' de see geschapen heeft,
met all 'tgene [bij en' verde]
daar in [wriemelt ende sweeft]:
die de waarheijd [in eenvoud]
eeuwelicken onderhoud.
Ga naar margenoot+7 Die daar recht doet all'' den genen
dien geweld word aangedaan,
die de hong'rige [met eenen]
met den broode komt versa'an:
'tis de Heer die [in der daad]
de gevangenen ontslaat.
| |
[pagina 333]
| |
8 [God] de Heere komt verlichten
[all] die daar sijn verblind,
God die sall de kromme richten,
God [is't] die de vroom' bemint.
9 'Tis de Heer die vremde hoed,
weese beijd, en' weed'we Ga naar voetnoot1 voed:
Ook sall 'sboosen weg beswijken
van hem omgekeerd ten vall.
10 ['Tis] de Heer die eeuwelijcken
als een koning heerszen sall,
[ja] dijn God [heerzt] Ga naar voetnoot2 meer en' meer
o gij Zijon. Loof't den Heer.
|