De Psalmen des Propheeten Davids, in't Hebreeuz genaamd het lof-bouk: bij den propheet verdeeld in vijf bouken
(1624)–Anthonis de Hubert– AuteursrechtvrijNu naar den oorspronkelicken text van woorde te woorde vertaald, ende in nederduijtzen rijme gesteld op de gewoonelicke wijsen, gelijk men die in de gereformeerde kerken singt
4.
O Heer mijn hert is niet hoog,
niet op-
| |
[pagina 305]
| |
geblasen is mijn oog:
ook hebb ik noijt iet groots doorgrond,
of 't geen ik boven wonder vond.
2 Hebb ik [mij] niet ter ne'er gevougd,
en' stillick mijne siel' vernougd,
als een gespeend kind [in deemoed
hier] tegens sijne moeder [doet]:
Als een gespeend kind [is mijn geest]
mijn' siele over mij [geweest].
3 Gij Ysrael wacht op den Heer:
van nu voordaan, tot immermeer.
|
|