De Psalmen des Propheeten Davids, in't Hebreeuz genaamd het lof-bouk: bij den propheet verdeeld in vijf bouken
(1624)–Anthonis de Hubert– AuteursrechtvrijNu naar den oorspronkelicken text van woorde te woorde vertaald, ende in nederduijtzen rijme gesteld op de gewoonelicke wijsen, gelijk men die in de gereformeerde kerken singt
3 2/1
VVEl elken dien in segen
die [hier] den Heere vreest:
[en] wandelt in sijn' wegen.
2 Gij sult den arbeijd [meest]
van dijne handen eten:
en' sult [also voordaan]
wel-geluck-salig heeten,
ook sall het dij
| |
[pagina 302]
| |
3 Dijn wijf [sall] vruchtbaar [toonen
en'] als een wijnstock' [blij]
in dijnen huijse [woonen],
dijn' kind'ren [sullen dij]
als olijf-spruijten [wesen]:
rondom aan dijnen disz.
4 Siet die den Heer sall vreesen
hoe hij gesegend is.
5 Vijt Zijon sall de Heere
dij segenen [mits dien],
in voorspoed [lof en' eere]
sult gij Jeruijs'lem sien
dijn levendaag [opbouwen].
6 [Veel'] kind'ren sullt gij meed'
van dijne kind'ren schouwen:
[en'] over Ysr'el vreed'.
|
|