De Psalmen des Propheeten Davids, in't Hebreeuz genaamd het lof-bouk: bij den propheet verdeeld in vijf bouken
(1624)–Anthonis de Hubert– AuteursrechtvrijNu naar den oorspronkelicken text van woorde te woorde vertaald, ende in nederduijtzen rijme gesteld op de gewoonelicke wijsen, gelijk men die in de gereformeerde kerken singt
3.
DOe als de Heere Zijons [magt]
ter wederkeering' wederbraght:
'tscheen ons gelijk een droom [des nachts]:
2 Doe werd ook onse mond voll lachs,
ons' tong' voll lofs; de heijd'nen spraken:
de Heer doet desen groote saken.
3 De Heer heeft' veel aan ons gedaan:
en' wij vervruegen ons [daar aan].
4 Brengt ons' gevangenen o Heer,
als beken op den middag we'er.
5 Sij die met tranen saijen [siet]:
die maijen met een vruegden-lied.
| |
[pagina 300]
| |
6 Al henen gaande, gaat hij schreijen,
en' draagt sijn saad om dat te spreijen:
[we'er] komende komt hij [verhuegd],
en' brengt sijn schooven in met vruegd.
|
|