De Psalmen des Propheeten Davids, in't Hebreeuz genaamd het lof-bouk: bij den propheet verdeeld in vijf bouken
(1624)–Anthonis de Hubert– AuteursrechtvrijNu naar den oorspronkelicken text van woorde te woorde vertaald, ende in nederduijtzen rijme gesteld op de gewoonelicke wijsen, gelijk men die in de gereformeerde kerken singt
3 ½ .
IK riep in mijne bangigheden
den Heere toe [van hier beneden],
en' hij heeft mij verhoord [in 'tlijden].
2 O Heer wilt mijne siel' bevrijden
van lippen ganz geneijgd tot liegen;
van tongen listig om be-
| |
[pagina 293]
| |
driegen.
3 Wat geeft'et dij ?
wat baat dij toch
een' tonge voll van [valsz] bedrog ?
4 ['Tsijn] scherpe pijlen van den sterken:
[die] als geneverkolen [werken].
5 Eij laas dat ik in Mesech dwalen:
en' woonen moet in Kedars Ga naar voetnoot1 salen.
6 Mijn' siel' heeft sich te lang gelaten
ter plaats' van die de vrede haten.
7 ['Ksouk] vreed', en' als ik dies vermaan:
so willen sij ten strijde aan.
|
|