De Psalmen des Propheeten Davids, in't Hebreeuz genaamd het lof-bouk: bij den propheet verdeeld in vijf bouken
(1624)–Anthonis de Hubert– AuteursrechtvrijNu naar den oorspronkelicken text van woorde te woorde vertaald, ende in nederduijtzen rijme gesteld op de gewoonelicke wijsen, gelijk men die in de gereformeerde kerken singt
5.
| |
[pagina 266]
| |
welicken van nu of.
3 De naam des Heeren sij met lof,
van oost tot westen toe bejegend.
4 De Heer [is't die] verheven werd
verd' boven alle volken [verd]:
sijn' heerlickheijd [komt sich vertoonen]
verr' boven 'shemels [hoog beschott].
5 Wie [is] gelijk de Heer ons God:
die sich verheft om hoog te woonen:
6 Die sich vernedert om [mits dien]
in hemel en' op aerd te sien:
7 Vijt 'tstoff verheft hij den verpletten:
hij sall den man voll van gebrek
opheffen uijt den vuijlen dreck.
8 Om hem bij groote ne'er te setten:
Bij sijns volks grooten [in voorspoed].
9 Hij is die d'onvruchtbaare doet
in een [voll] huijsgesinn verkeeren:
en' maakt dat sij [met vrucht omgort]
blij-moder veler kind'ren word.
[Ey] lovet toch den Heer [der Heeren].
|
|