De Psalmen des Propheeten Davids, in't Hebreeuz genaamd het lof-bouk: bij den propheet verdeeld in vijf bouken
(1624)–Anthonis de Hubert– AuteursrechtvrijNu naar den oorspronkelicken text van woorde te woorde vertaald, ende in nederduijtzen rijme gesteld op de gewoonelicke wijsen, gelijk men die in de gereformeerde kerken singt
3 ½3 HOed mij o God in dijnen naam;
en' richt mij toch door dijne kragten.
o God aanhoort toch mijne klagten;
hoort na de re'en mijns monds [te saam].
5 Mits vremde tegens mij opstaan,
en' stoute na mijn' siele poogen:
sij stellen God sich niet voor oogen, Selah.
6 Siet God die sall mij toch bijstaan;
| |
[pagina 119]
| |
De Heer [is] onder [het getall]
van die mijn' siele onderstanden.
7 [So dat] hij mijnen [dood-] vijanden
het boose wel vergelden sal:
roeids' [all] naar dijne waarheijd uijt.
8 Ik offer dij ganz goedertieren:
'ksall dijnen naam o Heere vieren,
om dat hij goedertieren [luijd].
9 Want hij heeft mij verlost [alleen]
uijt all mijn angstelick benouwen:
ook heeft mijn ooge mogen schouwen
op [alle] die mij wederstre'en.
|
|