De Psalmen des Propheeten Davids, in't Hebreeuz genaamd het lof-bouk: bij den propheet verdeeld in vijf bouken
(1624)–Anthonis de Hubert– AuteursrechtvrijNu naar den oorspronkelicken text van woorde te woorde vertaald, ende in nederduijtzen rijme gesteld op de gewoonelicke wijsen, gelijk men die in de gereformeerde kerken singt
5.
O Heer wie [isser toch van all' die] dijne
| |
[pagina 25]
| |
hutte sal betreden ?
dijn Ga naar voetnoot1 heijligdomm bewoonen sall ?
2 Hij die vroom wandelt, [in dit dal] en' Ga naar voetnoot2 ijvert in gerechtigheden,
Die waarheijd spreekt in sijn gemoed.
3 Niet achterklapt met sijner tongen,
noch' sijnen naasten quaad en doet,
en' sijnen nabuijr [nochte bloed]
noijt geenen smaad heeft opgedrongen.
4 [Die] in sijn oog [sich] verontwaerd,
[sich selfs] versmaad, en' [boven and'ren]
hen, die den Heere vreesen, eert:
die sich in ernst te tuchten sweert,
en' daar van niet en sall verand'ren.
Hij die geen geld op woeker geeft,
en' tegens [die] onschuldig [leven]
noijt geen geschenk ontfangen heeft.
die dit dus doet, [die aldus leeft,]
en' sall in eeuwigheijd niet sneven.
|