De grote schouwburg
(1995)–Arnold Houbraken– Auteursrechtelijk beschermdSchildersbiografieën
[pagina 89]
| |
Jan Baptist Weenix: verblijf in Italiëaant.aant.Jan Baptist Weenix zag het levenslicht in 1621 te Amsterdam. Zijn bijnaam Ratel had hij te danken aan de Bentveughels te Rome, omdat hij gehaast sprak en was gaan stotteren na een soort van beroerte. Zijn vader Jan Weenix was een beroemd bouwmeester en werd in de wandeling Jan met de Kunst genoemd. Te vroeg werd deze door de dood ontrukt aan de kleine Jan Baptist, die destijds pas één jaar oud was. Het jochie werd opgevoed door zijn moeder en voogden. Omdat hij graag las, deden zij hem in de leer bij een boekverkoper, opdat hij verstand zou krijgen van de handel in boeken. Zijn meester kon echter niet met de jongen uit de voeten. De jeugdige Weenix lette zelden op de winkel en was voortdurend bezig te tekenen op al het papier dat hij in handen kreeg. Later werd hij daarom naar een stoffenwinkel gestuurd, maar daar begon alles van voren af aan. Omdat zijn moeder veel van hem hield en het duidelijk was dat hij niets anders wilde, plaatste zij Jan Baptist ten slotte bij ene Jan Micker, een middelmatig schilder, om bij hem de grondbeginselen van de tekenkunst te leren. Naderhand is hij door de beroemde Abraham Bloemaert te Utrecht in de kunst onderwezen. In korte tijd verbeterde Jan Baptist zich daar zeer. Zelfs in zijn vrije tijd tekende hij ijverig naar het leven. Hij maakte schetsen van oude, vervallen schuren en huizen, alsmede van al het andere dat hem schilderachtig voorkwam. Zijn twee laatste leerjaren heeft de jonge Weenix doorgebracht bij Claes Moeyaert, wiens stijl hij zo goed wist te imiteren, dat men op het laatst geen verschil meer zag tussen de schilderijen van de meester en die van zijn leerling. Weenix heeft zich verder op eigen kracht in de schilderkunst bekwaamd en vele prachtige werken tot stand gebracht. | |
[pagina 90]
| |
22. Jacob Houbraken, Portret van Jan Baptist Weenix, gravure in: De Grote Schouwburg (1718-'21)
| |
[pagina 91]
| |
Reislustaant.Op zijn achttiende trouwde Weenix met de dochter van de landschapschilder Gillis d'Hondecoeter, de grootvader van Melchior d'Hondecoeter. De laatste was eveneens schilder en gespecialiseerd in allerlei soorten vogels. Van jongs af aan wilde Weenix reizen maken, maar eerst was het zijn moeder die het hem belette, later zijn echtgenote. Zijn reislust bleef echter toenemen, zodat de schilder het plan opvatte om in stilte op pad te gaan, zonder zelfs zijn vrouw op de hoogte te stellen. Hij bracht zijn voornemen inderdaad ten uitvoer en liet zich er niet door weerhouden dat hij reeds vier jaar gehuwd was en een zoon had van veertien maanden (die nu nog in leven is). Weenix' vrouw miste na enige tijd haar echtgenoot. Waar ze ook naar hem informeerde, ze kon hem nergens vinden. Met een angstig voorgevoel herinnerde zij zich dat hij vaak een groot verlangen getoond had eens in zijn leven Rome te zien. Zij zette verschillende van Weenix' vrienden aan om in de Hollandse steden navraag naar hem te doen. Een van hen trof Weenix uiteindelijk in Rotterdam aan. Hij bepraatte de schilder net zolang, tot hij met hem mee terug wilde varen naar Amsterdam, in principe om daar alsnog afscheid te nemen van zijn familie. Verdrietig en onder protest stemden Weenix' moeder en echtgenote ten slotte in met zijn reis, op voorwaarde evenwel dat hij niet langer dan vier maanden zou wegblijven. Deze vier maanden werden echter vier jaren. Er kwam namelijk geen einde aan de opdrachten die Weenix in Rome kreeg. Hij was bij iedereen in de stad populair vanwege zijn scherpe verstand en voortreffelijke kunst. Uit liefde voor zijn vrouw heeft de Nederlandse schilder na verloop van twee jaar de kardinaal Pamphili, in wiens dienst hij op dat moment was, enkele keren verzocht hem een reis naar Holland toe te staan. Hij zei zijn vrouw en zoon, die hij achtergelaten had, zo onderhand wel weer eens te willen zien. Niets kon hem echter helpen bij de kardinaal, die als | |
[pagina 92]
| |
geen ander een liefhebber was van Weenix' kunst. Om de schilder af te brengen van zijn voorgenome terugkeer bezorgde hij hem een betrekking bij paus Innocentius x. Voor hem vervaardigde Weenix, die daarbij leiding gaf aan een aantal speciaal ingehuurde kunstenaars, een groot schilderij. | |
GezinsherenigingIedereen die Weenix' liefde voor zijn vrouw bespeurde, raadde hem aan haar naar Rome te halen. Hij ondernam hiertoe stappen en stuurde zijn echtgenote enkele brieven. Daarin onderstreepte hij naar haar komst uit te zien en beloofde hij dat zij in Rome welkom zou zijn. De paus en de kardinaal, zo schreef Weenix tevens, hadden beloofd hun zoon in dienst te nemen en hem een ambt aan te bieden. Het een en ander deed Weenix' echtgenote besluiten haar man te schrijven dat ze zou komen. Ze berichtte hem het tijdstip waarop ze met een schipper dacht te vertrekken naar Rouen, vanwaar ze de reis naar Rome over land zou voortzetten. Zodra Weenix het goede nieuws had vernomen, liet hij een brief sturen aan iedere nuntius en gouverneur in de steden die zij zou aandoen. Zo wilde hij zich ervan verzekeren dat zijn echtgenote onder goede geleide en zonder grote onkosten kon reizen. Alle moeite bleek echter tevergeefs. Vrienden van Weenix' vrouw hadden haar intussen namelijk omgepraat en de tocht in een kwaad daglicht gesteld. Zij hadden haar bang gemaakt en onder meer gezegd dat zij te Rome zeker in een klooster gezet zou worden. Dezelfde personen hadden haar voorgehouden dat Weenix in Italië genoeg vrouwen kon krijgen, en meer van dergelijke achterklap. Deze slechte raadgevers waren allen gereformcerd of doopsgezind en hadden grote vooroordelen tegen de katholieken. Door hun toedoen stuurde de echtgenote van Weenix een tweede brief naar Rome met een geheel andere inhoud. Zij schreef van gedachte veranderd te zijn en benadrukte | |
[pagina 93]
| |
23. Nicolaas Verkolje naar Jan Baptist Weenix, De verloren zoon in het bordeel (‘het pissende jongetje’), mezzotint
| |
[pagina 94]
| |
aant.dat zij niet naar een dérgelijk land wilde komen, enzovoort. Wat te doen? Aangespoord door zijn liefde besloot Weenix zijn vrouw zelf te gaan halen. Omdat hij ook nu geen verlof van zijn opdrachtgevers kreeg, verliet hij Rome in alle stilte. In zijn kamer liet hij een geopende brief achter, waarin hij te kennen gaf dat hij van plan was binnen drie maanden terug te keren. Toen hij weer in Nederland was bestelden velen een schilderij bij hem. Zelfs de grootste kunstverzamelaars lieten hem niet met rust. Daardoor was het voor Weenix niet mogelijk direct naar Italië terug te keren, hoewel hem voortdurend post van kardinaal Pamphili en anderen bereikte. Hij bezocht ook de broer van zijn vrouw, die te Utrecht woonde. Vanwege de gezonde lucht in deze stad heeft ook Weenix zich daar gevestigd, maar ieder jaar verlangde hij opnieuw naar een verblijf in Italië. Het mocht er echter niet meer van komen. Zijn vrouw en goede vrienden, onder wie personen uit de hoogste kringen, verboden het Weenix keer op keer. Zij verijdelden zo zijn opzet en ook later is de schilder niet meer op reis gegaan naar het zuiden. In die dagen maakte hij veel belangrijke kunstwerken. Hij zou veel meer geschilderd kunnen hebben, wanneer hij niet voortdurend werd gestoord door vooraanstaande lieden. Zij hielden hem vaak van zijn werk af, vooral om met hem van gedachten te wisselen over zowel wereldlijke als geestelijke zaken. Weenix realiseerde zich uiteindelijk hoeveel kostbare tijd hij door al die toeloop verloor. Hij vestigde zich daarom twee uur ten noorden van Utrecht op het adellijke Huis ter Mey, nabij het dorp De Haar. Daar kon hij zich beter op zijn werk concentreren. Hij is er tegen het einde van het derde jaar dat hij er verbleef, overleden op de leeftijd van negenendertig jaar. Hij liet twee zonen na; de oudste, toen pas zestien, leeft nog steeds en is net als zijn vader schilder geworden. | |
[pagina 95]
| |
Het werk van Weenixaant.Tot zijn roem moet gezegd worden dat er vóór Weenix niemand geweest is, die de diverse facetten van de schilderkunst zo goed beheerste als hij. Kunstkenners schatten hem vooral hoog omdat hij niet slechts vertrouwd was met enkele onderdelen, zoals de meeste schilders, maar zich alle aspecten van de kunst perfect had eigen gemaakt. Of hij nu figuren afbeeldde, of dieren, landschappen, zeegezichten, waterpartijen met schepen, enzovoort - alles was in zijn genre even natuurgetrouw en kundig voorgesteld. Zo stak Weenix alle schilders tegelijk naar de kroon, ja zelfs met Willem van Aelst, beroemd om zijn schilderijen met geschoten vogels, en Emanuel de Witte, vermaard om zijn kennis van het perspectief, wedijverde hij. Weenix kon zich een duidelijke voorstelling maken van allerlei objecten en had een gedegen kennis van de meest uiteenlopende schildertechnieken. Hij deinsde nergens voor terug, zelfs niet voor het schilderen met duim en vingers, zonder daarbij een penseel te gebruiken. Daarin volgde hij Cornelis Ketel na, over wie Karel van Mander schrijft in zijn Schilderboek. Voor zijn experiment portretteerde Weenix ene Orions, de opzichter van de Domtoren en tevens bediende van het kapittel. Deze man was een kunstliefhebber en schilderde bij tijd en wijle ook zelf. Weenix' beeltenis geleek zeer goed. Op enige afstand was het portretstuk zo levensecht en expressief, dat men de stellige indruk had dat het met een penseel geschilderd was. Ook met grote formaten kon Weenix goed uit de voeten. Zijn zoon heeft mij persoonlijk verteld dat hij zijn vader verschillende keren op één dag een doek van zo'n twee meter breed heeft zien voltooien. Er stonden bij voorbeeld gebouwen en een zeegezicht met schepen op afgebeeld, of een stier met honden, alles naar het leven geschilderd en in een landschap met het nodige bijwerk. Evenzo was het kinderspel voor Weenix op een zomerse dag drie levensgrote portretten ten halven lijve te maken. Al | |
[pagina 96]
| |
24. Jan Baptist Weenix, Italiaans landschap (1658)
| |
[pagina 97]
| |
aant.ging zijn voorkeur vooral uit naar forse afmetingen, toch verstond hij ook meesterlijk het werken op klein formaat. Weenix vond het echter onaangenaam klein en tegelijkertijd gedetailleerd te moeten schilderen. Dat maakte hem ongeduldig, zodat men dergelijk werk van zijn hand niet veel ziet. Een van Weenix' meer bescheiden werken is kort geleden zorgvuldig door Nicolaas Verkolje als mezzotint gereproduceerd. Het verbeeldt een vrolijk gezelschap, terwijl anderen er een scène met de verloren zoon in willen zien. Het staat echter bekend onder de naam Het pissende jongetje en bevindt zich thans in het kunstkabinet van de verzamelaar David Amori. De aankleding van de voorstelling is origineel uitgedacht en de compositie knap opgebouwd. De verf is tamelijk dik en met korte toetsen aangebracht. Het enige schilderij van Weenix dat zich momenteel nog in Nederland bevindt (het meeste is verkocht naar buitenlandse hoven) is in het bezit van de erfgenamen van de heer Wiltschut te Amsterdam. Het is opvallend gedetailleerd van opzet en hoeft niet onder te doen voor het werk van Gerrit Dou of Frans van Mieris. Fraai als het doek is, heeft men Weenix niettemin dikwijls horen verzuchten dat het hem verdriet deed, dat zijn handen niet konden maken, wat zijn hoofd had uitgedacht. |
|