De grote schouwburg
(1995)–Arnold Houbraken– Auteursrechtelijk beschermdSchildersbiografieën
[pagina 74]
| |
Philips Wouwermans: plagiator?aant.aant.Philips Wouwermans is gestorven toen hij achtenveertig jaar oud was. Ik zou dat nooit geweten hebben als ik zijn begrafenisakte uit 1668 niet in handen had gekregen. Daarop heeft Vincent Laurensz van der Vinne Wouwermans' leeftijd bij diens overleden genoteerd. De vader van de kunstenaar heette Pauwels en was zelf historieschilder, zij het niet een van de beste. Hij woonde te Haarlem, zoals mij door bejaarde inwoners van deze stad verzekerd is. Het is aannemelijk dat de jonge Philips, die de oudste zoon was, bij zijn vader de grondbeginselen van de schilderkunst geleerd heeft. In ieder geval heeft hij van hem zijn liefde voor de kunst geërfd. Het moge zo zijn als het is, ons komt het voor dat Philips Wouwermans zich vanaf zijn jonge jaren kon verlaten op mecenassen. Zij hebben hem beschermd tegen de afgunst, die haar klauwen nooit naar hem heeft kunnen uitslaan. Philips Wouwermans moet dus wel tot de gelukkigste schilders gerekend worden. | |
Een veelzijdig oeuvreNiemand moet mij ervan verdenken dat ik wil beweren dat het geluk van kunstschilders altijd afhankelijk is van hun beschermheren of de blinde fortuin. In het geheel niet! Kunstenaars moeten zelf met hun schilderijen het fundament van de roem leggen. Alleen dan kan hun lof namelijk bestendig zijn, in alle andere gevallen is hij van korte duur en verdwijnt als rook. Wel beweer ik dat die schilders gelukkig mogen heten, die tijdens hun leven mecenassen ontmoeten die hun werk loven en het naar waarde betalen. Ongelukkig zijn daarentegen kunstenaars die nimmer met begunstigers in contaet komen en wier schilderijen bij hun leven niet tegen een aanvaardbare prijs verkocht worden. Dergelijke pechvogels komen we vaak tegen. Pas na hun dood worden er goede bedragen voor hun schilderijen | |
[pagina 75]
| |
18. Philips Wouwermans, Zelfportret, tekening
| |
[pagina 76]
| |
aant.neergelegd. Zij hebben er echter net zo weinig aan als geslachte varkens, wier hammen voor veel geld verkocht worden! Maar genoeg hierover. Wouwermans had alle geluk, wat hij ook verdiende want in de schilderkunst streefde hij al zijn tijdgenoten voorbij. Het is waar dat zijn werk na zijn dood nog veel meer opbracht dan tijdens zijn leven, zeker toen de kroonprins van Frankrijk en de keurvorst van Beieren Wouwermans' schilderijen in Holland lieten opkopen en daarmee andere vorstenhoven aanzetten hetzelfde te doen. Dit weerhoudt ons echter niet te zeggen dat de schilder al tijdens zijn leven succes heeft gehad, zodat hij ook zélf de vruchten van zijn arbeid kon smaken. Dat blijkt alleen al uit het feit dat hij zijn dochter (ik beschik op dit punt over betrouwbare informatie) twintigduizend gulden meegaf toen zij in het huwelijk trad met de kunstschilder Hendrik Fromantiou. Aan dit alles verder voorbijgaand, geloof ik dat een ieder zich moet verbazen die de schilderkunst van Wouwermans kent. Hij dwingt bewondering af zowel vanwege de gevarieerde onderwerpskeuze, als om zijn bekende uitbeeldingen van jachtpartijen, pleisterplaatsen, maneges, scènes met struikrovers, vechtpartijen, plunderingen, enzovoort. Dit soort taferelen heeft Wouwermans vele malen in beeld gebracht, maar zijn schilderijen zijn iedere keer weer anders en vertonen onderling grote verschillen. Dit geldt zowel voor zijn pretentieuze als voor minder pretentieuze werk. Zelfs in de uitwerking van landschappen en achtergronden toonde hij de rijkdom van zijn geest. De meest uiteenlopende details en voorwerpen sieren zo zijn schilderijen. Bij dit alles heeft Wouwermans de figuren, hoe klein ze ook waren, steeds overtuigend en natuurgetrouw in hun handelingen getroffen. Reeds bij een eerste, vluchtige beschouwing ziet men zodoende wat ze uitvoeren. Bij het uitbeelden van ongewone voorvallen bedacht Wouwermans bijzonderheden die iemand zich eigenlijk alleen kan indenken wanneer hij in eigen persoon iets vergelijkbaars heeft meegemaakt. | |
[pagina 77]
| |
Ik heb schilderijen van Wouwermans gezien waarop rooftochten op het platteland waren voorgesteld. De wreedheid van de soldaten en de angst van de slachtoffers deden zo levensecht aan, dat het wel leek alsof ze direct tot de toeschouwers spraken. Dat bewijst eens te meer dat Wouwermans een scherp waarnemingsvermogen had. Uit het grote aantal doeken dat hij gemaakt heeft, blijkt voorts dat hij over een vaardig penseel beschikte. VeeI van wat hij heeft voortgebracht hangt dan ook te pronk in beroemde binnen- en buitenlandse collecties. Bekijkt men bij voorbeeld veldslagen van zijn hand, dan schittert het vuur der woede in de ogen van ruiters en paarden, de vluchtenden tonen hun vrees en de gewonden hun pijn, terwijl de gesneuvelden de doodskleur op de lippen ligt. Ten slotte heeft Wouwermans vooral ook in de harmonieuze compositie van zijn schilderijen blijk gegeven van grote kwaliteiten. Knap is de verdeling van lichte partijen ten opzichte van donkere velden. Wouwermans werkt niet met onregelmatig verspreide oplichtende vlakken, omdat die het oog van de kijker dan hier-, dan daarheen trekken. Hij organiseert heldere partijen integendeel in brede stroken, zodat de aandacht gevestigd blijft op de belangrijkste delen van het schilderij. Wouwermans brengt de verf in korte toetsen tamelijk dik aan, terwijl hij de afzonderlijke kleuren in elkaar laat overvloeien. Daardoor vertonen zijn schilderijen geen moeizame, stijve precisie, maar lijken ze eerder spelenderwijs ontstaan te zijn. | |
Plagiator?Een biograaf krijgt vaak te maken met twee problemen wanneer hij wil beschrijven wat zich tijdens het leven van een schilder heeft voorgedaan. Over sommige kunstenaars komt hij vrijwel niets aan de weet, over andere wordt zoveel verteld, dat het hem veel moeite kost te achterhalen wat hij als de waarheid te boek moet stellen. Dat is zeker het geval wanneer men niet op de | |
[pagina 78]
| |
aant.hoogte is van de precieze achtergronden die voor een juist begrip van een mededeling noodzakelijk zijn. Dit laatste probleem speelt in het bijzonder bij Philips Wouwermans. Sommige zegslieden melden dat hij een zoon had die zich eveneens toelegde op de schilderkunst. De schilder wilde voorkomen dat de jongen gemakzuchtig werd, wanneer hij na de dood van zijn vader in het bezit van diens studies en tekeningen zou komen. Men beweert dat Wouwermans om die reden al zijn voorstudies verbrand heeft. Hij wilde er als het ware zeker van zijn dat zijn zoon zich ook in toekomst zou blijven inspannen. Anderen beweren dat Wouwermans in onmin leefde met zijn broer Pieter, die eveneens schilderde. De kunstenaar zou zijn werk vernietigd hebben omdat hij het zijn broer niet gunde voordeel te trekken van zijn inspanningen. Weer anderen houden het erop dat Wouwermans voor zijn dood niet zijn eigen tekeningen, maar die van andere meesters aan het vuur heeft prijsgegeven. Deze laatste versie is de juiste. Zij vraagt echter om een nadere toelichting, wil men de ware reden tenminste begrijpen en Wouwermans' daad niet voor gekkenwerk houden. Daartoe het volgende verhaal, waaruit tegelijkertijd de werkelijke toedracht van de ongelukkige dood van Bamboccio, ofwel Pieter van Laer, valt op te maken. In de levensbeschrijving van Van Laer hebben wij erop gewezen dat deze schilder in Holland meer geld kreeg voor zijn kunst dan in Italië. Later hebben we echter gehoord dat hij het desondanks niet breed had. Het werk van Wouwermans was toentertijd namelijk bij iedereen gewild vanwege diens elegante stijl en aantrekkelijke onderwerpen. Dat kwam de verkoop van de schilderijen van Van Laer niet ten goede. Ze maken soms een wat sombere, donkere indruk, zodat het publiek Wouwermans verkoos, hoewel deze zeker in die dagen niet het niveau van Van Laer haalde. De tegenvallende verkopen vormen overigens niet de enige verklaring voor Van Laers financiële tegenslag. Bijkomende factoren waren dat hij niet zuinig was met zijn geld en | |
[pagina 79]
| |
19. Philips Wouwermans, Duinlandschap (1660)
| |
[pagina 80]
| |
ten minste dezelfde prijs voor een werk wilde hebben als hij in Rome gewoon was te krijgen. Bovendien had hij maar weinig beschermheren en weigerde hij te werken voor aasgieren (kunsthandelaars zou ik moeten zeggen). Hij wilde hun geen enkel geldelijk voordeel bezorgen, zodat zij hem op hun beurt links lieten liggen. Dit alles maakte Van Laer verdrietig en neerslachtig, maar stijfkoppig weigerde hij enige concessie aan wie dan ook te doen. Daardoor verviel hij tot armoede en moest hij zijn huisbaas, een bakker en naaste bloedverwant, om leefgeld vragen. Dat weigerde deze hem echter, want hij vroeg zich af waarom de kunstenaar de tweehonderd gulden, die geboden was voor een van zijn schilderijen, liet lopen en die niet gebruikte voor zijn levensonderhoud. Zoals zijn andere ellende moest Van Laer ook deze weigering slikken. Wat de kunstenaar echter het meest kwetste, was de reactie van Jacob de Wet, schilder en tevens de kunsthandelaar die hem het zojuist genoemde bedrag van tweehonderd gulden geboden had. Deze zette het Van Laer betaald dat hij zijn aanbod van de hand gewezen had. De Wet nam contact op met Wouwermans, die het schilderij waar het allemaal om begonnen was, goed kende. De handelaar gaf Wouwermans de opdracht een werk te leveren van gelijke afmetingen en met hetzelfde onderwerp. De kunstenaar kon zich het doek van Van Laer goed voor de geest halen en maakte zo een nieuw, sterk gelijkend schilderij. Toen het voltooid was, verzamelde De Wet een groot aantal kunstkenners in het atelier van Wouwermans en toonde hun diens arbeid. De kunsthandelaar maakte Van Laer belachelijk, omdat hij het deed voorkomen dat deze het was die Wouwermans' schilderij had geïmiteerd en niet andersom. Vet schamperde daarbij: Waarom moet men toch altijd werk hebben van schilders die in Rome geweest zijn, enzovoort, enzovoort. Over deze laatste vernedering kon Van Laer zich naar het schijnt niet meer heen zetten. Hij verviel tot wanhoop en koos ten slotte voor een schandelijke dood. | |
[pagina 81]
| |
aant.Zodra dat De Wet ter ore kwam, maakte hij zich voordat iemand het kon verhinderen meester van de koffer waarin Van Laer zijn voortekeningen en schetsen bewaarde. Deze kostbare collectie gaf hij Wouwermans. Die wist daar wel raad mee en heeft de bladen gebruikt zonder dat iemand het doorhad: De een zijn dood is de ander zijn brood. Dit waren nu de tekeningen die hij, zoals ik beschreven heb, op zijn sterfbed voor zijn ogen liet verbranden. Wouwermans voorkwam zo dat iemand na zijn dood te weten zou komen, met wiens veren hij had lopen pronken. De kunstschilder Pieter van Roestraten, die op vriendschappelijke voet gestaan heeft met Van Laer, Jacob de Wet en Wouwermans, heeft de voorgaande geschiedenis verteld aan de in Engeland verblijvende Michiel Carrée. Ik voor mij geef het verhaal weer zoals ik het zelf gehoord heb, zonder iets weg te laten of toe te voegen. | |
Een kunstenaarsfamilieWouwermans had twee broers, Pieter en Jan, die net als hij schilderden. Pieter Wouwermans beeldde veelal stallen en pleisterplaatsen uit. Verder maakte hij vooral ook valkejachten met juffertjes te paard, die aan iedereen wonderwel bevielen. De paarden en figuren waren weliswaar fraai vormgegeven en voldoende gedetailleerd geschilderd, maar niet altijd even expressief en ongedwongen in uitwerking. Schilders zijn eigenlijk net zo verschillend van aard als reizigers met een bepaalde eindbestemming. Sommigen gaan namelijk de normale weg, terwijl anderen zijpaden inslaan, waardoor ze winst boeken op hun vakbroeders en hun doel eerder bereiken. Het is voorstelbaar dat Pieter Wouwermans in wedijver met zijn broer steeds zijn uiterste best heeft gedaan hem voorbij te streven, maar in weerwil daarvan steeds bij hem achterbleef. Ons rest de conclusie dat Pieter Wouwermans een goed schilder is geweest in de genres | |
[pagina 82]
| |
waarin hij zich gespecialiseerd heeft. Jan Wouwermans, de jongste van de drie broers, was een landschapschilder en werkte te Haarlem. Over zijn werk wordt echter weinig gesproken, omdat hij al vroeg gestorven is. Hij overleed in 1666, twee jaar eerder dan zijn oudste broer Philips Wouwermans, die het leven liet op 19 mei 1668. Ik heb bij Laurens van der Vinne te Haarlem een van de schilderijen van Jan Wouwermans gezien. Het stelde een berglandschap voor. De voorgrond was overwegend donker van kleur en er groeide struikgewas en bladerrijke bomen. Daarmee contrasteerde de achtergrond, die licht en helder was als de morgen in een ondiepe vallei. De voorgrond in het bijzonder was rijk aangekleed en uit veel afzonderlijke delen opgebouwd. De kleurstelling herinnerde aan het vroege werk van zijn broer Philips, die voor zijn voor- en achtergronden aanvankelijk eveneens van een beperkt aantal kleuren uitging. |
|