De grote schouwburg
(1995)–Arnold Houbraken– Auteursrechtelijk beschermdSchildersbiografieën
Emanuel de Witte: een ongemanierd heerschapaant.Zoals de gezichten van mensen verschillen in hun karakteristieke gelaatstrekken, zo verschilt ook hun aard en geneigdheid naarmate iemand zijn hartstochten meer of minder beheerst. De onderlinge verschillen zijn vooral groot, wanneer emoties niet alleen de vrije teugel krijgen, maar bovendien zoveel mogelijk aangewakkerd worden. Wat dit betreft stak Emanuel de Witte boven iedereen uit. Als een tweede Diogenes, de cynicus, zat hij de mensen op de huid, en zoals Momus beschimpte en lasterde hij het doen en laten van iedereen. | |
JeugdDe Witte is geboren in 1607 te Alkmaar. Zijn vader was schoolmeester en had zich bekwaamd in de meetkunst. Daarbij was hij een goed redenaar. Ook de jonge Emanuel heeft zich tijdens zijn jeugd in de welsprekendheid geoefend, zodat hij het debat buitengewoon goed beheerste. Dat leidde er evenwel toe, dat hij in een gezelschap menigmaal een woordenwisseling of ruzie veroorzaakte, vooral wanneer er over bijbelstof gesproken werd. Hij deinsde er niet voor terug de wetten van de welsprekendheid te dwarsbomen en onder andere feiten in twijfel te trekken. Dan zei hij bij voorbeeld dat hém al op zijn vijftiende jaar de schellen van de ogen gevallen waren. Als zijn voortreffelijke kunst dit niet zou eisen, dan had zijn levenswijze ons al te zeer tegen- | |
[pagina 68]
| |
16. Emanuel de Witte, Het koor van de Nieuwe Kerk te Amsterdam met het praalgraf van Michielde Ruyter (1683)
| |
[pagina 69]
| |
aant.gestaan om hem hier een plaats onder kunstenaars toe te kennen. Trouwens, hij staat in dit opzicht niet alleen: wij hebben meer schurftige schapen onder de kudde ontdekt. Zijn eerzame schilderkunst moet men zien als een voorbeeld tot navolging, maar De Wittes levenswijze strekke tot afschuw en veroordeling! Evert van Aelst Willemsz te Delft heeft De Witte in de schilderkunst onderwezen. Toen hij de basisbeginselen beheerste, heeft hij zich zelf geoefend in het maken van portretten, figuurstukken en historieschilderingen. Wij kennen bij voorbeeld nog het portret van de vrouw van Jurriaen van Streeck, dat bij haar zoon te zien is. Later verhuisde De Witte naar Amsterdam en legde zich er geheel toe op het vervaardigen van kerkstukken. Daarin kon niemand hem evenaren wat betreft de perspectivisch weergegeven architectuur, de subtiele lichtwerking en de elegante figuurtjes. Het interieur van de meeste Amsterdamse kerken heeft hij eerst naar het leven geschetst en daarna geschilderd. Een preekstoel, een orgel, kerkbanken voor belangrijke en gewone mensen, grafstenen en andere versierselen-alles kan gemakkelijk geïdentificeerd worden. Op sommige stukken heeft hij een lopende kerkdienst afgebeeld, op andere doeken het binnenwandelen der gemeenteleden, allen gekleed in de hen kenmerkende kledij. | |
Ruwe omgangsvormenHet belangrijkste kunstwerk van De Witte stelde een gezicht op het koor en dat gedeelte van de Nieuwe Kerk voor, waar zich de tombe (het marmeren praalgraf) van admiraal Michiel de Ruyter bevindt. Dit stuk was hem tegen een flink bedrag in opdracht gegeven door jonker Engel de Ruyter, die echter overleed nog voor het voltooid was. De predikant Bernardus Somer, die met de dochter van de admiraal getrouwd was, bood onze Emanuel tweehonderd, en later zelfs driehonderd gulden voor | |
[pagina 70]
| |
aant.het doek, hoewel hij normaal gesproken niet veel om schilderkunst gaf. Koppig beriep De Witte zich echter op eerder gemaakte afspraken en hij schold de predikant uit voor alles wat lelijk was. Deze hield echter zo lang voet bij stuk, dat De Witte ten slotte uit kwaadheid een mes genomen heeft en het schilderij aan stukken sneed, ook al had hij op dat moment geen stuiver meer op zak. Het is maar een klein gebrek, zei ooit een wijs man, wanneer uw omgangsvormen ruw zijn, maar toch volstaat het om iedereen een hekel aan u te laten krijgen. Daarentegen is een ieder gevoelig voor vriendelijkheid. Door zijn prijzenswaardige kunst verwierf De Witte zich dikwijls goede vrienden, maar hij gebruikte, zoals de Spanjaard zegt, hun vriendschap niet langer dan dat hij er voordeel van had. Er werden op zekere dag twee werken bij hem besteld voor de koning van Denemarken. Toen de tijd waarbinnen zij klaar hadden moeten zijn reeds lang verstreken was, kwam de Deense consul navraag doen. Toen deze zei dat de gang van zaken zijn vorst weinig beviel, beet De Witte hem met een nors gezicht toe, dat hij de schilderijen wel aan een ander zou verkopen, wanneer de ossenkoning ze niet meer wilde hebben. Op deze manier maakte hij zijn vrienden door zijn scherpe tong tot vijanden: hij werd door iedereen, zoals men zegt, met de nek aangekeken. Dit gold zelfs voor zijn vakbroeders, omdat hij altijd met verachting over hun prestaties sprak. De schilderijen van Gerard de Lairesse vergeleek hij eens met de rood-wit-blauwe landsvlag, ja zelfs de beste kunst bleef zijn laster niet bespaard. Het gebeurde op een late avond dat De Lairesse een herberg binnenging waar ook De Witte zat. Met een stuk krijt trok hij enkele lijnen op een tafel om De Witte, die altijd op zijn kennis van het perspectiefliep te pochen, uit te dagen. Deze liet dit niet lang op zich zitten en tekende op hetzelfde tafelblad een kanon waarmee, zo zei hij, De Lairesse de neus was afgeschoten. Deze tilde zwaar aan die opmerking en De Witte moest de herberg zwaar gehavend verlaten. 's Morgens vroeg ontmoette hem een | |
[pagina 71]
| |
17. Emanuel de Witte, Kerkinterieur (1668)
| |
[pagina 72]
| |
kennis, die de opvliegende kunstenaar niet zozeer aan zijn uiterlijk, als wel aan zijn verwondingen herkende, want hij had weer eens twee blauwe ogen, een opgezette neus en verschillende halen over zijn gezicht. Hij zei tot de schilder: Nou, nou vader De Witt! Hoe kom je zo beschadigd en waar gaat het zo vroeg heen? Het antwoord luidde: Kijk, gisteravond is mijn portret in het donker in enkele lijnen geheel mismaakt opgezet. Ik ga nu opnieum naar de maker om het bij daglicht verder te laten uitmerken. Het lijkt erop dat De Witte leefde volgens het verkeerde adagium: de minste vrede best. | |
VerguizingHij kreeg te laat ogen, zoals men eveneens van mollen zegt, en merkte dat het geluk hem de rug toekeerde. De mensen ontliepen hem en hij werd als een vreemdeling met minachting nagezien. Toen De Witte ook nog tot armoede verviel, werd hij neerslachtig, zeker toen zijn huisbaas hem begon lastig te vallen en op betaling van zijn huurschulden aandrong. Hij verweet de schilder dat hij zelf oorzaak van zijn ongeluk was en dat hij het had kunnen ontlopen, als hij maar naar zijn raadgevingen had willen luisteren. Meer staaltjes van De Wittes optreden kunnen we hier beschrijven, maar als de voorgaande zouden het slechts bewijzen zijn van zijn weerbarstige aard. Ik wil nog één voorbeeld geven. Men zegt dat De Witte niemand zo vriendelijk heeft behandeld als de jonge schilder in de volgende situatie. Een zekere Janssens had een klein schilderij gemaakt waarvan hij zelf dacht dat het het beste was dat hij ooit geschilderd had. Daarom vroeg hij De Witte, immers een ervaren meester, het eens te bekijken. Deze Janssens verwachtte dat zijn ijver geprezen zou worden en dat De Witte op eventuele fouten zou wijzen om hem aan te moedigen op de ingeslagen weg voort te gaan. Toen De Witte het werk onder ogen was gekomen en de jonge schilder hem gevraagd had wat hij ervan dacht, antwoordde hij: | |
[pagina 73]
| |
Ik denk dat u een tevreden mens bent, want zelfs prullen blijken u te behagen! Meteen daarop liep hij weg. Zoals zijn levenswijze verschilde van die van alle andere schilders, zo week ook zijn levenseinde af. De rede leert dat ieder mens buiten zijn wil en eigen toedoen om op de wereld komt en dat niemand de keuze of het recht heeft zijn leven te beëindigen. Daarover beslist alleen de Schepper. Het ziet er echter naar uit dat De Witte tegen deze wet gezondigd heeft. Dat valt tenminste af te leiden uit de omstandigheden waaronder hij gestorven is, als ook uit de verklaringen van getuigen, die zijn laatste uren hebben meegemaakt. Al eerder maakte ik melding van de ruzies tussen De Witte en zijn huisbaas. Ook op de laatste avond van zijn leven hadden beiden woorden. Zozeer zelfs, dat zijn hospes met een dure eed zwoer dat hij de schilder niet langer onder zijn dak wilde dulden. Meteen stond De Witte op en zei dat hij al een manier bedacht had om te voorkomen dat dat hem nog een keer gezegd zou worden. Vervolgens liep hij de deur uit. Twee mensen uit het aanwezige gezelschap viel het op dat De Witte er maar neerslachtig uitzag. Op enige afstand volgden zij de schilder om te zien waar hij heen zou gaan, maar in de buurt van de Korsjesbrug verloren ze hem door de duisternis uit het oog. Diezelfde avond nog begon het hard te vriezen en gedurende elf weken bleef er ijs op het water liggen. Al deze tijd wist niemand waar De Witte gebleven was, maar toen het ijs smolt, vond men hem bij de Haarlemmersluis. Hij werd opgevist en men ontdekte dat hij een touw om zijn nek had. Daaruit werd geconcludeerd dat hij zich bij het sekreet aan de leuning van de Korsjesbrug heeft willen verhangen. Het touw moet echter gebroken zijn, zodat hij verdronken is. Men bracht zijn lichaam naar het hospitaal, en vandaar naar het pesthuiskerkhof aan de Overtoomseweg. Daar werd De Witte in 1692 op de leeftijd van vijfentachtig jaar begraven. |
|