De grote schouwburg
(1995)–Arnold Houbraken– Auteursrechtelijk beschermdSchildersbiografieën
Gerrit Dou: oog voor detailaant.Ouders of voogden nemen naar beste vermogen beslissingen over het latere beroep van hun kinderen en pleegkinderen. Sommigen worden daarom in een der kunsten opgeleid, anderen bekwamen zich in een of ander ambacht. Toch biedt een ouderlijke beslissing kinderen niet altijd de beste garantie op voorspoed en succes. Zij kunnen zich beter verlaten op hun eigen aangeboren neigingen, die van zich doen spreken wanneer ze de jaren des verstands bereikt hebben. Dan ontstaan persoonlijke voorkeuren en zullen kinderen zélf hun middelen van | |
[pagina 50]
| |
aant.bestaan willen uitzoeken. Dit blijkt bij voorbeeld uit de volgende levensbeschrijving. | |
JeugdVan Friese afkomst, maar geboren in Leiden op 7 april 1613, was Gerrit Dou de zoon van Douwe Jansz, glazenier van beroep, en Maria Jansdochter. Toen zijn ouders bemerkten dat hun zoon een grote voorliefde voor de schilderkunst aan de dag legde, hebben zij hem, zodat hij zich de beginselen der tekenkunst eigen kon maken, in het jaar 1622 in de leer gedaan bij Bartolomeus Dolendo, een graveur. Anderhalf jaar later hebben ze hem naar de glasschrijver Pieter Couwenhoorn gestuurd om zich te bekwamen in de glasschrijfkunst. Deze kunst zou de jongen dan later in de winkel van zijn vader kunnen uitoefenen. Een jaar of twee verbleef Gerrit Dou bij de genoemde Pieter Couwenhoorn. Zijn vaardigheden hebben zich in die tijd dermate ontwikkeld, dat zijn vader hem op zeker moment bij zich genomen heeft voor het bewerken en graveren van glas. De jongen verdiende op die manier veel geld voor hem. Het viel zijn vader echter op dat de jonge Gerrit onbesuisd en zonder enige behoedzaamheid over ladders naar boven klom om nieuwe ruiten in te zetten of oude te repareren. Hij was bang dat zijn zoon wel eens het slachtoffer zou kunnen worden van zijn eigen onstuimigheid. Daarom heeft hij het besluit genomen (hoewel hij eigenlijk anders wilde en het hem financieel schade berokkende) Gerrit in de schilderkunst te laten onderwijzen. Hij vertrouwde de jongen, die dan vijftien jaar is, op 14 februari van het jaar 1628 toe aan de destijds al beroemde Rembrandt. Bij hem is Gerrit Dou zo'n drie jaar gebleven, een periode waarin hij zoveel vorderingen maakte, dat men uit zijn eerste proeven van bekwaamheid al kon opmaken dat men van hem nog heel wat moois kon verwachten, zeker waar het ging om subtiel en gedetailleerd werk. Velen hebben zich erover verbaasd dat | |
[pagina 51]
| |
12. Jacob Houbraken, Portret van Gerrit Dou, gravure in: De Grote Schouwburg (1718-'21)
| |
[pagina 52]
| |
aant.uit de school van Rembrandt zo'n minutieus werkend schilder is voortgekomen. Zij vergeten echter dat Rembrandt zich in zijn eerste periode eveneens richtte op precisering en details. In de levensbeschrijving van deze kunstenaar lichten wij dat aan de hand van verschillende voorbeelden toe. Wat nu verder onze Gerrit Dou betreft, in alle rust en met het grootst mogelijke geduld schilderde hij naar het leven. Hij gebruikte daarbij een raamwerk waarin draden kruiselings gespannen waren. Dit is een goed hulpmiddel voor kunstenaars die het niet aandurven uit de losse pols te werken. Het werktuig wordt in onze tijd echter door niemand meer gebruikt, omdat men zich er al te zeer aan gewend langzaam te tekenen. Om dezelfde reden verwierp mijn meester Samuel van Hoogstraeten zelfs de passer. Alleen wanneer het absoluut noodzakelijk was, mocht men dit instrument gebruiken, bij voorbeeld bij het schilderen van gebouwen. Van Hoogstraeten zei altijd: Men moet het oog cirkels leren maken. | |
De mening van Joachim von SandrartJoachim von Sandrart, de auteur van de Teutsche Academie vertelt dat hij Dou eens in het gezelschap van Pieter van Laer, bijgenaamd Bamboccio, een bezoek bracht. De schilder ontving hen vriendelijk en toonde enkele van zijn schilderijen, sommige geheel voltooid, andere nog maar half klaar. Sandrart en Van Laer prezen het werk en roemden in het bijzonder het geduld dat Dou getoond had bij het schilderen van een bezemsteel. Deze antwoordde echter dat hij er nog wel drie dagen merk aan zou hebben! Omstreeks die tijd heeft Dou ook het portret van de kunstliefhebber Pieter Spiering Silvercroon vervaardigd. Hij wordt zittend te midden van zijn kunstverzameling voorgesteld, naast hem zijn echtgenote en haar moeder, die een boek aanreikt. Dit schilderij was zo gedetailleerd uitgewerkt, dat men sommige dingen nauwelijks met het blote oog kon ontwaren. (Om die reden gebruikte Dou bij het | |
[pagina 53]
| |
schilderen overigens al vanaf zijn dertigste een vergrootglas.) Wel moet gezegd, worden dat het uiterlijk van de personen niet al te goed getroffen mas. Bovendien heeft Spierings echtgenote zich beklaagd dat zij vijf dagen moest poseren voor haar ene hand die op de leuning van een stoel rust. Deze twee feiten ontnamen de meeste mensen de lust zich door Dou te laten portretteren. Zodoende heeft hij voor het merendeel eigen composities geschapen maarop, als in een stilleven, allerlei verschillende voorwerpen voorkomen. De modellen die voor hem poseerden, heeft hij voor het geduld dat tijdens de lange schildersessies van hen verlangd werd, veel geld moeten betalen. De eerder genoemde Spiering gaf Dou jaarlijks een toelage van duizend gulden. Daarnaast betaalde hij voor ieder werk dat hij van de schilder kocht nog eens zoveel als het in zilver waard was. Dou maakte zijn penselen zelf. Hij vermerkte zijn kleurstoffen op een glasplaat en bewaarde zijn verven zo vrij van stof als maar mogelijk was. Deze woorden kan men trouwens gemakkelijk zodanig verstaan, dat Sandrart Dou geen roem toemeet, maar de spot met hem drijft! | |
DetailleringWanneer we letten op de gedetailleerde uitwerking van zijn schilderijen, valt het bijna niet te begrijpen hoe Dou tijdens zijn leven zoveel werk heeft kunnen voortbrengen. We mogen ervan verzekerd zijn dat hij buitengewoon ijverig is geweest en zijn tijd goed heeft besteed. Wat zijn kunst betreft, die vormt het duidelijke bewijs van de vindingrijkheid van haar maker. Er bestaat dan ook geen werk dat zo algemeen gewaardeerd wordt. Dous schilderijen worden tegen hoge prijzen gekocht om te pronken in de beroemdste kunstverzamelingen. Het kleine schilderij dat bij voorbeeld het bestuur van de Verenigde Oostindische Compagnie voor vierduizend gulden van hem kocht, wordt door velen voor zijn beste werk gehouden. De voc heeft het ten geschenke gegeven aan Karel ii, nog | |
[pagina 54]
| |
aant.voordat hij vanuit de Nederlanden naar Engeland vertrok om er de kroon te aanvaarden. Anderen beweren echter dat de Staten-Generaal het doek hebben aangeboden, en wel in de loop van 1660 toen Karel ii al was aangekomen in zijn koninkrijk. Het schilderij zou tegen een grote som gelds verworven zijn uit de vermaarde collectie van Johan de Bye, Dous belangrijkste mecenas. Afgebeeld is een jonge moeder. Op haar schoot zit een klein kind, waarmee een meisje speelt. Het werk is later door koning-stadhouder Willem iii uit Engeland meegenomen en ondergebracht in paleis Het Loo. Waar het zich nu bevindt, weet ik niet. Het grootste schilderij van Dou dat zich tegenwoordig in Holland bevindt, is een drieluik dat te Amsterdam hangt bij de weduwe van de kunstverzamelaar Jakob van Hoek. Het is (de zijpanelen niet meegerekend) tachtig centimeter hoog en zeventig centimeter breed. Op het middenpaneel zijn twee vertrekken voorgesteld. In het eerste, waarvoor een zwaar gordijn hangt dat knap geschilderd is, bevindt zich een moeder die haar baby de borst geeft. Naast haar staan een rieten wieg en enkele manden. Op een tafel met een Perzisch kleed staat een sierlijke, zilveren lampetkan. Verder is een koperen kroonluchter te zien en andere voorwerpen als in een stilleven. Het achterste vertrek geeft een barbierswinkel te zien waarin een boer een centje lichter wordt gemaakt. Een oud vrouwtje staat erbij te huilen, te midden van enkele omstanders. De zijpanelen tonen rechts een studeerkamer, waarin een oude man bij kaarslicht een pen bijsnijdt. Op het linkerpaneel staat een lagere school afgebeeld. Eveneens onder het licht van kaarsen en een enkele lantaarn zitten er kinderen aan verschillende tafels. Het geheel en ieder object afzonderlijk is levensecht en expressief geschilderd. Het is ondenkbaar dat iemand méér aandacht voor het detail zou kunnen hebben dan Dou in dit werk. Op de buitenkant van de zijpanelen, die gesloten kunnen worden, heeft Jan Coxie in de grisaille-techniek vakkundig de personificaties van de Vrije Kunsten geschilderd. | |
[pagina 55]
| |
13. Willem Joseph Laquy, kopie naar Gerrit Dou, Drieluik met een allegorie op het kunstonderwijs, middenpaneel
| |
[pagina 56]
| |
Het dagelijkse levenaant.Het valt te betreuren dat Dou zijn talenten niet heeft aangewend voor belangwekkender themata. Hij heeft zich helaas niet toegelegd op waardevolle en leerzame mythologische of religieuze geschiedenissen. Ook al zouden we anders wensen, we klagen tevergeefs. De feiten liggen nu eenmaal zoals ze liggen en er kan niets meer veranderd worden. Dou is niet langer in leven en ligt al jaren met zijn tijdgenoten in het donkere graf. Er zijn twee redeneringen denkbaar die verklaren waarom Dou zich altijd beperkt heeft tot het schilderen van scènes uit het bestaan van alledag. In de eerste plaats kan men veronderstellen dat hij zich er zó aan gewend had naar het leven te werken, dat hij niets dan de realiteit wilde of kon afbeelden, zoals ook Michelangelo Merisi da Caravaggio. Immers, wie zich aan de uitbeelding van historiën waagt, kan zich niet altijd op de werkelijkheid beroepen en moet zich soms op zijn inbeeldingsvermogen verlaten. Een tweede verklaring zou kunnen zijn dat mythologie en geschiedenis voor Dou intellectueel te hoog gegrepen waren en dat hij wat zijn onderwerpskeuze betreft om die reden liever wat dichter bij de grond bleef. In een wat andere context doet de filosoof Bion, een tijdgenoot van de Macedonische koning Antigonus, hierover de volgende, niet onaardige uitspraak: Zoals de vrijers van Penelope bij de dienstmaagden bleven zitten toen ze zich niet op niveau met haar konden onderhouden, zo ook brengen degenen die weinig van de filosofie begrijpen, hun tijd met nietszeggend geklets door. Wie kan echter met zekerheid uitmaken welke uitleg voor Dou opgaat? Dit staat wel vast: zijn schildertrant dwingt overal in de wereld bewondering af en moet door elke schilder geprezen worden, vooral door diegenen die zich hebben gespecialiseerd in een nauwkeurige, minutieuze stijl. Zij moeten erkennen dat Dou meer heeft bereikt met zijn gedetailleerde verf- | |
[pagina 57]
| |
wijze dan anderen, die hun doel proberen te bereiken met vage contouren en in elkaar vervloeiende kleuren. Daarom heeft het werk van Dou een grote zeggingskracht, zelfs op enige afstand, terwijl de schilderijen van kunstenaars die op die tweede manier werken als in een nevel van mist verdwijnen.
Dou stierf op hoge leeftijd en liet niet alleen veel geld, maar ook veel roem na. |
|