Zegepraal der goddelyke liefde
(1709)–Jan van Hoogstraten– Auteursrechtvrij
[pagina 106]
| |
In Domino quies. | |
La Calamite de l'amant,
N'at que le coeur pour elemant.
| |
[pagina 107]
| |
In den Heer is myn rust. | |
XXVII. Gezang.Vois: Pourquoi faut il que je soupire.
1.
SChoon de Elementen samen zwoeren,Ga naar margenoot+
Zy stoorden hier myn ruste niet.Ga naar margenoot+
Want geen gewelt kan my ontroeren;Ga naar margenoot+
Wanneer ik deze rust geniet.Ga naar margenoot+
De stille rust in Jesus myn behagen,Ga naar margenoot+
Myn hoop, myn troost, en stut in gevaar.Ga naar margenoot+
Leert my al 's werrelts ongeval verdragen.Ga naar margenoot+
Op zyne borst valt niets my te zwaar.
2.
Daar zou ik schrikken nog bezwyken,
Al stond al de aard in vlam, en vuur.
Het mindre moet voor 't meerdre wyken.
Myn God is meester der natuur.
In hem alleen ziet alles zig verheffen.
De Hemel valt, als de aard hem te voet.
Wat donderbuy, wat blixem dreygt te treffen,
In hem te rusten is veylig en zoet.
| |
[pagina 108]
| |
3.
Daar vind de vrome zyn behagen,
Daar in ziet hy zyn ware rust.
Geen mens kan hem dien schat ontdragen.
In God is al zyn wens, en lust.
Hoe 's werrelts aanzigt hem tragt te betooveren,
Zyn ziel van all' haar ydelheen schuw,
Laat zig niet als van Jesus min veroveren.
Die oogt ô Heer! maar alleenig op u.
4.
Ach! Jesus! trouwe ziels beminde!
Gun ons in alle leed, en smart,
Noyt andre lust, of rust te vinden,
Als u te leggen aan het hart.
Gy zyt myn liefde, en hoogste welbehagen.
In uwe omhelzing blaakt myne ziel.
De rust in u kan al myn leed verjagen.
Ach! dat myn zugt uw genade beviel.
Verlaat het vlees, en zyn verderffelyken lust,
Gy vind ô ziel, in God, wel haast gewenste rust.
| |
[pagina 109]
| |
Toepassing.
GElukkig, die van weelde ontbloot,
En schuw van alle dwaze lusten,
In 's Heylands arm, en zagten schoot,
In alle veyligheit mag rusten.
Laat dan rumoeren, wat'er wil.
Hem zal geen ongeval genaken,
In IESUS liefde is alles stil.
Geen veyliger, geen wisser baken,
Voor 's werrelts ongetrouwe zee;
Wie vrede zoek, hier woond de vree.
|
|