Zegepraal der goddelyke liefde
(1709)–Jan van Hoogstraten– Auteursrechtvrij
[pagina 70]
| |
Amore langueo. | |
Ie meur d'amour mon cher espoux:
Ie le sens bien a vostre poux.
| |
[pagina 71]
| |
Liefdesmert. | |
Ik ben krank van Liefde. | |
XVIII. Gezang.Vois: Sont mille Tormenti. Of Ik hoorde dees dagen, een maagdeke klagen.
1.
HOe slaat gy / uit Liefde / te mywaars / aan 't kwynen?Ga naar margenoot+
De winter / is aan het / verdwynen.
Staat op dan / myn schoone / vriendinne / myn duyve.Ga naar margenoot+
Op dat eens / uw onheil / verstuive.Ga naar margenoot+
2.
O! dat is de stemme van mynen beminden.
Waar zal ik, waar zal ik hem vinden?
Hier in het gewoel van dit werreltse leven?
O neen! hy zit hoogerverheven.
3.
Zyn woning, waar in hem, alle Engelen loven,
Die gaat ons, begrip ver, te boven.
Wat schoonheit, op aarde, den pryz waand te stryken,
By hem is, geen schoon, te gelyken.
| |
[pagina 72]
| |
4.
De zonne, hoe schoon zy, haar glinstrende stralen,
Vol liefde op het aardryk laat dalen,
Ziet ylings haar glanssen vergaan, en verdwynen,
Zoo dra haar zyn glans komt beschynen.
5.
Uit hem is, al wat men hier schoon noemt, geboren:
En buiten hem gaat het verloren.
In hem is dat eewige, en Eenige Wezen;
Waar uit alle schoon is gerezen.
6.
En zou zulk een minnaar myn ziele niet blaken,
Om na zyne Liefde te haken?
Och! ging my dit vleeslyk gestel maar begeven!
In hem vond ik 't eewige leven.
7.
Ik sterf in uw Liefde: in uw kruis in uw lyden,
O Bruigom van 't eewig verblyden.
Vertrooster der zielen, ey! blus myn verlangen!
Ik leg op den kruisweg gevangen.
| |
[pagina 73]
| |
8.
Uw zugten, vol liefde, geloof en vertrouwen,
Die hebben, ô ziel u behouwen.
Uw beden die dringen myn Vader in de ooren.
Staat op dan: gy zyt uitverkoren.
9.
O Liefde des Vaders! ik zie uwe sterre.
Myn Bruidegom is nu niet verre.
Omhelst hem ô ziel! is zyn ligt u verschenē?
Hy tragt zig met u te vereenen.
Myn Bruidegom ik sterf van Liefde: ik ken niet meer.
Hou moed myn ziel: ik kom tot uwe hulpe neer.
| |
Toepassing.
VErwinnaar van de hel, en dood!
O troost, en toevlugt aller vromen!
Verdryver van onze angst, en nood
Tot yders hulp om laag gekomen:
O IESUS! schoone Bruidegom,
Van zoo veele uytverkore zielen!
Genadeschenker! kom, ay kom!
Eer ons de wellust doe vernielen.
Laat dog myn ziel, van 't aardse schuw,
Zig eens vereenigen met u.
|