Warenar
(1978)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |||||||||
Personagien
| |||||||||
[pagina 40]
| |||||||||
Eerste bedriif. Ga naar voetnoot+Eerste toonneel.Warnar. Reym.
Vvarnar
75[regelnummer]
HEr uyt, seg ick, her uyt: ick segje flucks her uyt.
Ga naar voetnoot75
Sy wroet mit heur oogen as ien varcken mit zijn snuyt.
Ga naar voetnoot76
Reym
O mijn rug, ó mijn kop, ó mijn neus, ó mijn
wanghen.
Vvarnar
Ia, jae, je backes moet altemet vlieghen vanghen.
Ga naar voetnoot78
Reym
En waerom slaejeme nou, mijn neus en mongt die bloen?
Ga naar voetnoot79
Vvarnar
80[regelnummer]
Vraechje waerom totebel? om dat ickje sier sou doen.
Ga naar voetnoot80
Reym
En waerom mach ick dan in huys niet langher bancken?
Ga naar voetnoot81
Vvarnar
Siet dese baviaen, wat heb ick hier veur rancken?
Ga naar voetnoot82
Sel ick jou, denck ick, reen gheven van mijn bedrijf?
Ga naar voetnoot83
| |||||||||
[pagina 41]
| |||||||||
Ick tyje tans wel mit ien kneppel op't lijf.
Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Spoeytme vande deur, flucks, of je backes sel vlieghen
vanghen.
Reym
Hoe wel waermen'er an die salich waer ghehanghen,
Ga naar voetnoot86
Ten minsten hoefd'men niet te dienen sucken geck.
Ga naar voetnoot87
Vvarnar
Wat preutelje?
Ga naar voetnoot88
Reym
Niet.
Vvarnar
Soo speult den nicker mit jou beck.
'tIerst dat ick weer wat doe, koomjeme dan daer op,,storen,
Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Ick selje mit ien avager de ooghen uyt de kop,,boren.
Ga naar voetnoot90
Flucx hier, of ick legje ien tang tusschen hals en buyck.
Ga naar voetnoot91
Hoe gaetse voort, as ien luys op ien terighe huyck.
Ga naar voetnoot92
Hier, bet hier nae toe, seg ick, nu nu ist te deghen,
Ga naar voetnoot93
Blijftme daer sitten spinnen, songer voet te beweghen,
Ga naar voetnoot94
| |||||||||
[pagina 42]
| |||||||||
95[regelnummer]
En kijckje om, of wijckje ien stroo briet van daer,
Ie krijcht goe koop de galgh totje nuwe jaer.
Ga naar voetnoot96
Ick bin dus out, en heb meughelijck vijftich maisjens versleten,
Ga naar voetnoot97
Maer van mijn leven noyt haers ghelijck gheweten:
s'Is argh as de droes, en wilse haer best,,temen,
Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Ick sorgh se selme noch iens uyt den nest,,nemen,
Ga naar voetnoot100
Soo deurtrapt slim isse, en soo duyvels beus.
Ga naar voetnoot101
Krijchtse de snof vande Pot mit ghelt inde neus,
Ga naar voetnoot102
Ick bin armer man as de ghevanghen slaven.
Nu moet ick de vloer iens weer op gaen graven,
105[regelnummer]
En sien ofse noch staet soo ickse heb e stelt.
Ga naar voetnoot105
As ick denck datter yemant mocht raken after 'tghelt,
Ga naar voetnoot106
Soo word ick kilkout van boven tot onderen.
| |||||||||
[pagina 43]
| |||||||||
Reym
Iae wel ick en weetme niet ghenoech te verwonderen,
Ga naar voetnoot108
Hoe mijn miester dus van sinnen komt berooft,
110[regelnummer]
Wat dulheyt mach hem wesen in't ydele hooft?
Ga naar voetnoot110
Tot mijn ellende, dus onlancks gheslaghen,
Dat hy mijn thienmael op een dach ten huys uyt gaet jaghen:
De man heeft een wonderlijcke worm inde kop;
Ga naar voetnoot113
Een hielen nacht leyt hy wacker, en staet vijftich mael op.
115[regelnummer]
Een hielen dach sit hy in huys, ghelijck as op de
winckels
De kreupele snyers met haer ghekruyste schinckels.
Ga naar voetnoot116
Nu ist immers ommekomen, en ick weet gheen raet,
Ga naar voetnoot117
Van Klaertjens eer te bedecken, die op haer uyterste gaet
Ga naar voetnoot118
Beladen met kindt, en haest sal moeten baren:
120[regelnummer]
Nu ist al verlooren, ick en sie't niet te klaren.
Ga naar voetnoot120
Wee my verneemt hy'er of 'tminste maer sles;
Ga naar voetnoot121
Best dat ickme verhangh hier erghens inde Nes,
Ga naar voetnoot122
Aen een Pastey-backers haeck, soo ben ick uyt het vresen;
Ga naar voetnoot123
| |||||||||
[pagina 44]
| |||||||||
Mijn tanden wateren als ick denck watten kalkoen dat ick souw
wesen.
Ga naar voetnoot124
| |||||||||
Tvveede toonneel.VVarnar. Reym.
Vvarnar
125[regelnummer]
Nu alle dingh behouwen is, en fijntjens op zijn stee,
Ga naar voetnoot125
Bin ick wat beter e moet als ick flus wel dee.
Ga naar voetnoot125/126
Ga naar voetnoot126
Gaet binnen Reym, nu ist datjet huys bevolen, wort.
Ga naar voetnoot127
Reym
Wel ick mach het bewaren dat het niet e stolen, wort;
Want voor dieven isser aers te halen niet een kruys,
Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Daer is toch niet as de wint en spinnerach in huys,
Of hy noch sorcht dat ymant die sel komen, taecken.
Ga naar voetnoot131
Vvarnar
Toch onse lieven Heer mochtmen om jouwent wil wel Paus van
Romen, maecken:
Ga naar voetnoot132
Of Koningh van Spangen, watje best quam te pas.
Bewaerjeme de Spinneraghen, na binnen toe ras:
135[regelnummer]
Arm ben ick, dat weet ick wel, en draech't lijdtsaem en
geduldich.
| |||||||||
[pagina 45]
| |||||||||
Wie datter komt kloppen en laet niemant in, weestme
sorchvuldich,
Ga naar voetnoot136
Ick loop om een bootschap, en kom terstont weer hier.
Reym
En offer een buerwijf quam een kooltje vier?
Ga naar voetnoot138
Vvarnar
Dooftme al 'tvuyr uyt so hebbense gien spreecken,
140[regelnummer]
Of ick selje selver met de kop inde doof-pot steecken.
Ga naar voetnoot140
Komter ymand om water, soo roept metter veech,
Ga naar voetnoot141
We meughen niet missen, onse back is leech,
Ga naar voetnoot142
Roept het de Luy deur de veynster, soo krijchtmen gheen sluyper.
Ga naar voetnoot143
Comter ien om een Emmer, s is tot de kuyper,
Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Om een dreg, om een puthaeck, of ander leur,
Ga naar voetnoot145
'kHebse op straet vergheten, de dieven zijnder me deur.
Ga naar voetnoot146
| |||||||||
[pagina 46]
| |||||||||
Want by gans doot, hoe schoon datse praten,
Ga naar voetnoot147
Als ick uyt bin wil ick niemant in hebben e laten:
Iae al quam 'tgheluck selver, ick waerschouwje, siet
150[regelnummer]
Ie meuchter op passen, doet gheen deur open niet,
Ga naar voetnoot150
Of je seltme te byster schrickelijck vertoornen.
Ga naar voetnoot151
Reym
'tGheluck, sonder sorgh, voor haer brand'men hoornen.
Ga naar voetnoot152
'tGheluck sou hier ande deur kloppen? poep.
Ga naar voetnoot153
'tLiep aerseling kreeght de lucht in de neus vanje stoep:
Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
En as noodigh hier verby moet haer wech zijn ghenomen,
Ga naar voetnoot155
Soo wacht sy haer wel an dees zy de middelstraet te komen,
Ga naar voetnoot156
Se kreegh wel een koorts op haer hals sachse de gevel maer
aen.
Vvarnar
Ie selt je mongt houwen en binnen gaen.
Reym
Ick hou mijn mongt en gae binnen.
Vvarnar
't Gheboeft loopt dapper snuyven,
Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Daerom selje bey de grendelen toe moeten schuyven:
| |||||||||
[pagina 47]
| |||||||||
Ick kom terstont weer, doetser eerder niet of.
Ga naar voetnoot159-161
Ga naar voetnoot161
Ick schey wel nood' van hier, maer ick moet nae't Princen Hof,
Ga naar voetnoot162
Daer selmen resolveren hoemen mit het ghelt sal spelen,
Ga naar voetnoot163
Ofmen't op de doelen verteeren sel, of an lepels ommedelen;
Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Compareer ick nu niet soo mach ick gissen wel,
Ga naar voetnoot165
Datmen al het resjen te samen opsnappen sel:
Ga naar voetnoot166
Daer en boven sellense niet anders dencken konnen
Waerom dat ick wegh blijf, als dat ick 't ghelt heb e vonnen.
Ga naar voetnoot168
Se hebbe me lang e kent voor suynich en vroet,
| |||||||||
[pagina 48]
| |||||||||
170[regelnummer]
Des sel het seer lichtelijck worden vermoet
Ga naar voetnoot170
Dat ick nu versuym haer te raden tot sparen,
Om dat ick doende bin mit wat grooters te winnen of te
bewaren,
En hoe nauw dat ick het heel, noch schijnt het dat meest
Ga naar voetnoot173
Al de Werelt dat droomen ken; met sulcken feest
Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Segghense góen dagh die my nu ontmoeten,
Daermen my te voren hiel magertjens pleech te groeten.
Ga naar voetnoot176
't Is góen dach Warnar, waer heen Warnar? hoe
vaertet al vaer?
Ga naar voetnoot177
Adieu, t'uwen besten, vaert wel, een goet jaer.
Ga naar voetnoot178
Ick sorgh sy ruycken longt, dit ken veur niet niet komen.
180[regelnummer]
Maer ick wil gaen daer ick voor heb e nomen,
En helpen daer ‘twerck op 'tspoedichst’ aen een zy,
Ga naar voetnoot181
Dat ick haest op de bien weer nae huys toe ty.
| |||||||||
[pagina 49]
| |||||||||
Derde toonneel. Ga naar voetnoot+Geertruyd. Rijckert.
Geertruyd
Ick wilde wel Broeder dat de woorden die ick huyden
Ga naar voetnoot183
Teghen u spreken sal, ghy my ten besten duyten,
185[regelnummer]
Gelijck een Broeder hoort te doen zijn Susters reen,
Hoe wel ick seer wel weet men acht ons vrouwen kleen,
En seght ghemeenlijck, dat ons meeste werck is kallen.
Ga naar voetnoot187
Ick laet dat voor 'tgheen het is, en heb daer niet met allen
Teghen te segghen voor dees-mael, maer is mijn begeer,
Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Datje denckt hoe ick jou Suster ben, die voor uw eer
En welvaert schuldich ben sorghe te draghen.
Rijckert
Wat hebje te segghen?
Geertruyd
Maer je wordt vast een man op jou daghen,
Ga naar voetnoot192
En soo ick jou verlies sonder kinderlijcke erven,
Soo sal de naem van mijn Vaders gheslacht heel versterven:
195[regelnummer]
Dus heb ick al de nacht vast legghen paynsen, hoe
Ickje best mocht uythylijcken.
Ga naar voetnoot196
Rijckert
Daer slae gheluck toe,
En tot meerder soeticheyt, een heel pont vyghen.
| |||||||||
[pagina 50]
| |||||||||
Geertruyd
Siet, je mocht schier of morghen een dut komen te kryghen,
Ga naar voetnoot198
En raken ergens an een Hoer vast, lichtvaerdich en vals.
Rijckert
200[regelnummer]
Mienje om't wats Suster?
Ga naar voetnoot200
Geertruyd
Iae ick, in eernst.
Rijckert
Och ick bin om den hals.
Geertruyd
Wel, hoe soo?
Rijckert
Maer sulcken reden kan ick niet ghedoghen,
Binjer op belust, siet daer, slaet mijn een paer blaeuwe
ooghen:
Niet mochtjeme segghen datme meer verdroot?
Ga naar voetnoot203
Geertruyd
Luyster.
Rijckert
Soo mennighen woort daer of, soo mennigen stien veur mijn poot.
Ga naar voetnoot204
Geertruyd
205[regelnummer]
Doet het op mijn woordt.
Rijckert
Raejet mijn? ick doet.
Geertruyd
Anders, licht datje sneefde.
Ga naar voetnoot205
Rijckert
'tMocht wel dattet salich waer als ick het slecht niet en
beleefde?
Ga naar voetnoot206
Geertruyd
Hoort eens nae mijn woorden, laetje raen, salighe man:
Ga naar voetnoot207
| |||||||||
[pagina 51]
| |||||||||
Slaet het niet inde wint, je welvaert hanghter an.
Rijckert
Wel ick ben te vreen, doetme morghen een Bruydt,,op;
Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Mits bevoorwarend' dat ickse overmorgen 'tgat uyt,,
schop?
Ga naar voetnoot210
Weetje daer raet toe, ick loop terstont nae de Barbier,
En laetme scheeren, adieu.
Ga naar voetnoot212
Geertruyd
Ghy deunter me, hoor hier,
Let'er iens te deech op, alle jocke laet varen;
Ga naar voetnoot213
Ick heb een Weeuw op spoor van veertich Iaren:
Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Hoe veel meer of min, weet ick niet, 'tis daer
ontrent,
Die door een seecker ghetrogghelt Testament,
Ga naar voetnoot216
Met temen en lemmen van haren Man heeft verworven,
Ga naar voetnoot217
Dat de beste plock van zijn goet op haer is verstorven:
Ga naar voetnoot218
Zy kan ryen en omsien, en maeckte dat klaer,
Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
Dat zy voordeel van hem hebben zou, en hy niet van
haer.
Rijckert
Die trijp?
Ga naar voetnoot221
Geertruyd
En steurtje niet, al lijckt het wat nae guyten,,spel,
| |||||||||
[pagina 52]
| |||||||||
Tis huydendaeghs de werelt, zy vaert vande duyten,,wel,
Wel ghereet, wel ghekleedt, en heerlijck behuyst,
Ga naar voetnoot223
Van onderen tot bovenen, alle dingh even juyst;
225[regelnummer]
En soo quicks te vryen alsmen een Vryster int Lant,,
siet.
Ga naar voetnoot225
Rijckert
Hels vuyr op een stockjen, soo verbrandtse haer hant,,niet.
Ga naar voetnoot226
Ick weet wel wieje mient, de Weeuw van Claesje klick:
Ga naar voetnoot227
We dienen mekaer niet, Lobberich en ick:
Ga naar voetnoot228
De valsche schoon-praet souw gheen Peert nae mijn stal,, wesen:
Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
En as ick ooc iens mal wil worden, so wil ick te degen
mal, wesen,
Het waer wel moghelijck dat ghy me had bekoort,
Hadje een Meysje van achtien jaer op e spoort,
Gelijc hier Warnar buers dochter, die mocht mijn kommer
stelpen.
Geertruyd
Asje daar an woud' ick mien je waert te helpen:
235[regelnummer]
Maer daer en sit niet ten besten, het volck is te
slecht.
Ga naar voetnoot235
| |||||||||
[pagina 53]
| |||||||||
Rijckert
Maer 'tMeysjen is goelick, en de Vaer is oprecht:
Ga naar voetnoot236
'k Wil gien Schoon-vaer die'er den heelen tijd'om zijn schulde
ren,
Ga naar voetnoot237
Noch een huys vol Meysjens om den gantschen dach te buld'ren
Ga naar voetnoot238
Ick bin die stoetery en dat ghevaert al moe.
Ga naar voetnoot239
Geertruyd
240[regelnummer]
Wel ist jou sinn'lijckheyt, God gheef ghelucker toe.
Ga naar voetnoot240
Rijckert
Kort beraet, goet beraet, ick gaer de Vaer af spreecken,
Ga naar voetnoot241
Ziet ginder komt hy juyst van daen, na huys toe gestreecken.
Ga naar voetnoot242
| |||||||||
Vierde toonneel.Warnar. Rijckert.
Vvarnar
Ick dacht het seecker wel, en 'tlagh my op mijn leen,
Ga naar voetnoot243
Zoo nood' wild'ick van huys, dat ick vergheefs gingh heen:
| |||||||||
[pagina 54]
| |||||||||
245[regelnummer]
Ick by 'tPrincen-Hof komende, noch binnen, noch buyten,
vant,
Ga naar voetnoot245
Corperael of Lanspezaet, Capiteyn, of Luytennant;
Ga naar voetnoot246
'tVolck past niet op haer tijt, het is seecker van 'tmal,
Ga naar voetnoot247
Nu ty ick weer na huys, want mijn hert isser al.
Rijckert
Warnar-buer, goe'n dach man, hoe staet het leven?
Vvarnar
250[regelnummer]
Heb ick jou daer Rijck-buer, goe'n dach wilje Godt
gheven.
Rijckert
En u een goet Iaer, datje gien verdriet, schiet.
Ga naar voetnoot251
Vvarnar
As de Rijcke d'arme soo toe spreecken, dat is om niet, niet;
Ga naar voetnoot252
De meyt sorch ick, heeft hem 'tspul vande Pot gemelt.
Ga naar voetnoot253
Rijckert
Hoe gaetet al?
Vvarnar
Hart ende swart, onbelaen met ghelt,
Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
Ghelijck slechte luytjens van mynen doene pleghen.
Ga naar voetnoot255
Rijckert
Wat het is juyst allemael aen het ghelt niet ghelegen;
Hebje goedt ghenoeghen, je hebt een goet lot.
Ga naar voetnoot257
Vvarnar
Hoe smeerich kan hy kallen, dits al om de Pot:
Ga naar voetnoot258
Zoo ras as ick t'huys kom, ten baet gheen smeecken
| |||||||||
[pagina 55]
| |||||||||
260[regelnummer]
Sel ick voor mijn eerste werck de meyt de ooghen uyt
steecken,
En daer na de tongh gaen tornen uyt heur keel.
Ga naar voetnoot261
Rijckert
Buer-man wat staeje en praet inje selven dus veel?
Ga naar voetnoot262
Vvarnar
Ick klaech over de armoed' die ick moet lyen;
Ick hebb' daer een eenighe Dochter te vryen,
265[regelnummer]
Daer ick niet me gheven kan, mijn lieve maet,
Ga naar voetnoot265
Zoo komt het toe datter oock niemant na staet;
Ga naar voetnoot266
En ick soudse gaern by mijn leven met een man besorghen;
Wangt ick vrees soo ick sturf datse schier of morghen,
In dese onghereghelde tyden mocht slaen op het wilt.
Rijckert
270[regelnummer]
Soo je anders gien noot hebt uw klachten vry stilt,
Ick willer wat by doen, gheeft den moet niet verloren.
Ga naar voetnoot271
Vvarnar
'kWeet wel waer hy wesen wil, maer dat gat sal hy niet boren,
Ga naar voetnoot272
Hy heeft het op het kats-hooft e munt, daerom ist dat hy vrijt.
Ga naar voetnoot273
Rijckert
Ick hebje wat sonders te segghen.
Ga naar voetnoot274
| |||||||||
[pagina 56]
| |||||||||
Vvarnar
Och ick bint ghelt al quijt.
275[regelnummer]
Hy heeft het opghegraven soud' ick ramen,
Ga naar voetnoot275
En nu komt hy quansuys alle vonghen me samen,
Ga naar voetnoot276
Om mitme t'accorderen; och hoe wee isme te moe.
Rijckert
Wel buur-man waer loopje soo nechtich nae toe?
Ga naar voetnoot278
Vvarnar
Ick heb in huys wat te bevelen dat ick vrees te vergheten,
280[regelnummer]
Ick koom terstont weer by je.
Rijckert
Als hy komt te weten
Dat mijn bootschap is om zijn dochter te versoecken tot
Mijn Huys-vrouw', hy sel dencken dat ick met hem spot,
Want soo onghelijck ghegoedt men selden siet trouwen.
Ga naar voetnoot283
Vvarnar
God sy ghelooft, de Pot is behouwen,
285[regelnummer]
Alle ding is soo't was, door mijn hert ging een
vlijm
Doen ick nae binnen trat, en ick vil schier in swijm:
Ga naar voetnoot284/286
Wat segje nou Rijckert.
Rijckert
Wilje wel antwoorden op mijn vraghen?
Vvarnar
Sy moghender nae wesen datse me wel behaghen:
Sy moghen oock wel soo wesen datje't weet,
Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
Ick en antwoordje van al den dagh niet een beet.
Ga naar voetnoot290
| |||||||||
[pagina 57]
| |||||||||
Rijckert
Onbillickheyt sel ickje te voren niet legghen.
Ga naar voetnoot291
Wat dunckje van mijn gheslacht?
Vvarnar
Daer is niet op te segghen.
Rijckert
Wat dunckje van mijn leven, schoeyt het wel op de selfde
leest?
Vvarnar
Wat je hebt al jou leven een goed slocker gheweest.
Ga naar voetnoot294
Rijckert
295[regelnummer]
De jaren die ick out bin weetje oock wel te micken.
Ga naar voetnoot295
Vvarnar
Die hebben vry wat tellens an, se slachten je bricken.
Ga naar voetnoot296
Rijckert
Wel ick heb oock van jou altijd ghedacht
Datje een eerlijck burgher waert, daer ickje noch voor acht,
Ga naar voetnoot298
Al binje van slechte luytjes, se waren onbesproken.
Vvarnar
300[regelnummer]
Ick weet niet waert hem lieght, maer hy heeft de Pot
gheroken.
Ga naar voetnoot300
Wat is nou voort Rijckert-buur jou begheer?
Rijckert
Daer toe gheef zijn seghen de opperste Heer,
Nae dien dat ghy mijn wel kent, en ick jou mede,
Soo hoop ick je seltme niet weygheren een bede,
305[regelnummer]
Dat is datjeme jou dochter te wyve wilt gheven.
Vvarnar
Maer Rijckert ick hoorde noyt van mijn leven
Datje sucken quant waert; heeft dit oock slot,
Ga naar voetnoot307
Mit een out arm man, as ick bin, te dryven de spot?
Heb ick dit opje verdient? ick kan't niet vermoeden.
Ga naar voetnoot309
| |||||||||
[pagina 58]
| |||||||||
Rijckert
310[regelnummer]
Ie moet mijn reden niet anders duyden als ten goeden,
Ga naar voetnoot310
Het versoeck is mijn eernst, ick segje dat ick het meen.
Vvarnar
Ey lieve, laet my en mijn dochter met vreen.
Rijcken
Ghelooftme buur-man, ick doet niet om te jocken.
Vvarnar
Ghelijck by ghelijck plech alderbest te focken.
Ga naar voetnoot314
315[regelnummer]
Den rijcken dient wat rijcks, den kalen dient wat kaels,
Ga naar voetnoot315
Ie soutme niet kennen willen, en maken mijn dochter
overdwaels,
Ga naar voetnoot316
Dan waer ick hiel in 't onderspit, my dunct het selme niet
gelijcken.
Ga naar voetnoot317
Rijckert
Dat is wel de mannier van sommighe rijcken:
Maer ick selje kennen voor een Vader alst behoort.
Vvarnar
320[regelnummer]
Beloofjeme dat?
Rijckert
Iae'ck.
Vvarnar
Vaerter wel me, daer isme woort,
Ie selt de mayt hebben, waer toe veel te sammelen.
Ga naar voetnoot322
Gans bloedt wat hoor ick daer binnen rammelen?
Ga naar voetnoot323
Daer isser voorseker een achter de buyt.
Rijckert
Wat het maysjens sinlijcheyt angaet: wel, hy vaerter weer
uyt,
Ga naar voetnoot324
| |||||||||
[pagina 59]
| |||||||||
325[regelnummer]
Deur is hy, waer mach hy daer zijn ghebleven?
Me dunckt hy speult neefjen, hebje van al jou leven,
Ga naar voetnoot326
Wie quammer oyt soo veer daer sulcks is e schiet?
'tIs mit hem, nou siejeme, nou siejeme niet,
Mit een wup is hy buyten, mit een wup is hy binnen:
Ga naar voetnoot329
330[regelnummer]
'tIs trouwen niet vreemt al maecktet hem beteutert van
sinnen,
Ga naar voetnoot330
d'Arme luy, als de rijcke haer spreken aen,
Mienen doch altijt sij zijn gheslaghen of ghevaen,
Ga naar voetnoot332
En soo versuymense somtijts een goe gheleghentheyt.
Vvarnar
Hout dit voor Euangely, je moocht dit overweghen meyt,
Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
En treck ickje niet mit wortel mit al uyt de lel,
Ga naar voetnoot335
Soo gheef ick jou last, vol macht, en sonderling bevel
Ga naar voetnoot336
Datje mit miester Ieurjaen de quacsalver, mit de kromme
rubben,
Ga naar voetnoot337
Accordeert de beste koop datje kent, om me te laten lubben,
Ga naar voetnoot338
| |||||||||
[pagina 60]
| |||||||||
Ick segtje mit een koele moet, zyter op verdacht.
Ga naar voetnoot339
Rijckert
340[regelnummer]
Wel buur-man me dunckt datje me niet en acht,
Waer heb ick dit verdient, datje mitme de geck sout
scheeren?
Vvarnar
Neen seker, ick houje veur een man mit eeren,
Indien ick mit jou geck soo slaetme de moort.
Ga naar voetnoot343
Rijckert
Hoe hebben wy't dan t'samen? staeje noch jou woort?
Ga naar voetnoot344
Vvarnar
345[regelnummer]
Iae; maer ghelijck gheseyt is, ick kan'er niet mee
gheven.
Ga naar voetnoot345
Rijckert
Dat weet ick wel, daer en leyt niet an bedreven,
Ga naar voetnoot346
Zy sal op die voorwaerd van my werden ghetrout.
Ga naar voetnoot347
Vvarnar
Hoor hier, beeldje niet in dat ick een Pot heb e vongen met
gout:
Ga naar voetnoot348
Rijckert
Wat een blaes, ick trouse om haer goede manieren.
Ga naar voetnoot349
Vvarnar
350[regelnummer]
Datje't dan wel verstaet, ick sel gien hylijcks goet
uytkieren.
Ga naar voetnoot350
Rijckert
Wy zijn't volkomen eens.
Vvarnar
Iae, maer ick kenje wel,
'tIs met de rijcke luy gheef stockje, neem stockje, stockje in
den hel,
Ga naar voetnoot352
| |||||||||
[pagina 61]
| |||||||||
Nou beloofjese me te nemen sonder beurs sonder bricken,
'Thans comen je de poppen in't hooft, so ist hylick an sticken
Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
Iy luy en houtje woort niet dan by gheval.
Ga naar voetnoot355
Rijckert
Ick seg wat ick beloof dat ick het houwen sal,
En tot meerder bevesting van mijn verclaren,
Ga naar voetnoot357
Soo laetme vrienden t'avont by de jouwe vergaren
Om het hylick te beschryven met ghemeen accoort,
Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
Ick sel gaen bestellen nu rechtevoort,
Ga naar voetnoot360
Datter wat comt daer wy of bancken meughen,
Ga naar voetnoot361
Want ick weet wel de costen daer keunje niet teughen.
Adieu tot flus toe, ick ty op de been,
En sal me mijn best spoeyen.
Vvarnar
Daer stapt hy heen.
365[regelnummer]
O lieven Heer, wat een dingh ist oock ghelt,,hebben.
Dese man sou op mijn dochter zijn sin noyt e stelt hebben,
En had' hy niet int hooft (denck ick) van de ghevonden
schat,
Soo comtet dat hy dus aenhout als een clat.
Ga naar voetnoot368
| |||||||||
[pagina 62]
| |||||||||
Viifde toonneel.Warnar. Reym.
Vvarnar
Waer benje snapster die over de buert hebt gaen verbreden,
Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Dat ick mijn dochter met groot goet ten huwelijck gae
besteden.
Flucx rept me jou handen nou en wachter niet mee,
Wascht knap de vaten om, schickt alle ding op zijn stee,
Ga naar voetnoot372
Voort, maeckter een eynd' of, en sonder te spotten,,lanck,
Ga naar voetnoot373
Schrobtme vaerdich de deel, en schuert de potte,,banck,
Ga naar voetnoot374
375[regelnummer]
Hemelt de Coocken op, en stoft het Voor-huys uyt,
Ga naar voetnoot375
Schuert de glasen wacker, maer breeckje ien ruyt,
Ga naar voetnoot376
Ick selse an jou huer korten, wit de muer inde kamer,
Ga naar voetnoot377
En haelt voor een pennewaerd sagheles tot de kramer,
Ga naar voetnoot378
Se meughent op de kerf-stock setten, 'tmacher nu wel of.
Reym
380[regelnummer]
Miester wiljer deur wesen, hoe gaeje dus grof?
Ga naar voetnoot380
Een hiel penningh aen sagheles om de vloer te bestroyen?
| |||||||||
[pagina 63]
| |||||||||
Dus doende selje al jou schoone goet wel vermoyen,
Ga naar voetnoot382
Denckt alsje dat noch iens doet soo ist een duyt.
Vvarnar
Dats alliens, 'tmoet nu vol staen, mijn dochter is de Bruyt.
Ga naar voetnoot384
Reym
385[regelnummer]
Daer slae gheluck toe: maer wie selse trouwen?
Vvarnar
Onse Buer-vryer Rijckert, t'avont sel men maeltijt houwen
Op't sluyten van't hylick met de vrienden van elcke zy.
Reym
Bylo dat sel wat costen.
Ga naar voetnoot388
Vvarnar
De Bruygom houtme vry,
'Tmach gien quaet, hy sel cost en dranck beschicken.
Ga naar voetnoot389
390[regelnummer]
Ick gae iens anden Dam, pasje op je sticken.
Ga naar voetnoot390
Ick koom terstont weer in, de deur dicht sluyt.
Siet toe maeckt het schappelijck, of je raecktet gat uyt.
Ga naar voetnoot392
Soo mach pas een ander het bruylofts stuck ghenieten.
Ga naar voetnoot393
Reym
Nu steecken ick en Claertjen ten ooren toe inde verdrieten.
395[regelnummer]
De Bruyt, de Bruyt te worden, en s'is op het uyterste
swaer,
Ga naar voetnoot395
| |||||||||
[pagina 64]
| |||||||||
Nu sie ick'er gien muyeren langher an mit me kaer.
Ga naar voetnoot396
Ick mach terwijl binnen gaen en doen mijn dinghen,
Verwachtende hoe 'tongheluck met ons om sel springhen.
|
|