Warenar
(1978)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
VVare-nar
Dat is:
| |
[pagina 33]
| |
Voor-reden.Miltheydt. Giericheydt.
Ga naar voetnoot+
Miltheyt
Ghy Amsterdammer Burgers en ingheboren,
Ga naar voetnoot1
En die boven al hebt tot woonplaets verkoren
d'Edele Stadt, die deurboren gaet de wolcken met heur kroon,
Ga naar voetnoot3
Van Keyserlijcke handt ontfanghen te loon,
5[regelnummer]
Zijt niet verwondert of schoon mijn gewaed wat wilt,,
weyt,
Ga naar voetnoot5
Ick ben u mee Poortres, de ruymschottelde Miltheyt,
Ga naar voetnoot6
Die niet als een vilt,,leyt,,arm leven van groot goedt;
Ga naar voetnoot7
Maer vrolijck haer selven, en den behoeftighen voet
Van den overvloet. Ick sal u niet swyghen
| |
[pagina 34]
| |
10[regelnummer]
De reden waerom ick dus herwaerts koom styghen,
Ga naar voetnoot10
Het is om te kryghen dit Huys in mijn ghewout,
Ga naar voetnoot11
'tWelck mijn doodt Vyandin beseten hout,
Ga naar voetnoot12
En sit te broen op het gout, 'twelck daer in een Pot leyt
begraven,
Ga naar voetnoot13
Dwinghende den eyghenaer te leven als de Slaven,
15[regelnummer]
Daer hy wel met graven mocht maken goe cier.
Ga naar voetnoot15
Des Huys-heers Bestevaer begroef het eerst hier
Ga naar voetnoot16
Inden haert by't vyer, op dat het niemant sou kippen.
Ga naar voetnoot17
Iae doen hem de doodt quam op de lippen,
Ga naar voetnoot18
Wt vrees dat het soud slippen, en seyd' hy noyt woort
Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Teghen zijn eyghen Seun: daer nae sloech hem de moort,
Ga naar voetnoot20
En zijn Seun die moest hem voort op zijn renten gheneeren,
Ga naar voetnoot21
Die'er niet nae waren om wel op te smeeren,
Ga naar voetnoot22
| |
[pagina 35]
| |
Maer kost en kleeren had hy sober ghenoech,
Ga naar voetnoot23
En moest sich soo behelpen, tot dat hem de doodt oock
sloech.
25[regelnummer]
Over den selven boech,,zeylt nu dees zijn zoon mede,
Ga naar voetnoot25
Hoe wel't hem nu langh geenen noodt en dede.
Ga naar voetnoot26
Want verleggende de stede,,van den Ouden haert,
Ga naar voetnoot27
Heeft hy de Pot gevonden,,met het gout daer in vergaert.
De welcke hy bewaert,,oft hy nar waer te deghen,
Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Daerom heeft hy Warnar tot zijn rechte naem gekregen.
Ga naar voetnoot30
Op verscheyde weghen,,heeft dees dese schadt
Ga naar voetnoot31
Hier in huys tot meer mael begraven gehadt
En de penninghen glat,,heeft noch de vloer te bewaren,
Maer sijn Dochter heet Claertje die selse wel claren.
Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Soo s'er openbaren,,nae dat ick kan bevroen.
Ga naar voetnoot35
| |
[pagina 36]
| |
Dees is swanger (en weet niet by wien) te vermoen,
Ga naar voetnoot36
Dats immers een seltsaem doen,,doch sult ghyt bevynen,
Ga naar voetnoot37
Hoe leughenachtich oock dat het soud' moghen schynen.
De Iongman en de zyne,,zyn wel vermoghen Lien,
Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Van dit Paer soud' ick gaern een huwelijck zien.
'tWelck comende te schien,,salmen my beter eeren,
Ga naar voetnoot41
En ick in plaets des giericheyts, dit huys beheeren.
Ga naar voetnoot42
Alle kanssen keeren,,en alle tydt heeft zyn besteck.
Ga naar voetnoot43
Her uyt Oude toveres met jou mag're beck
Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Die u eygen Dreck,,wel van begeerlyckheyt soud eeten.
Ga naar voetnoot45
Ghy hebt dit huys langh genoech beseten,
Ghy moet het weten,, u tydt is verby.
Giericheydt
Vaert wel schoone gelt dat ick soo vierich vry,
Ga naar voetnoot48
Al schey ick van dy,,met droevich schreyen,
50[regelnummer]
Mijn hart en can daerom van u niet scheyen,
Ga naar voetnoot50
Och laetme wat beyen,,dat ick haer noch eens kus.
Ga naar voetnoot51
Miltheyt
Voort, u tijdt is om.
| |
[pagina 37]
| |
Giericheydt
Och hoe overvaljeme dus?
Ick sal noch flus,,beswymen door 't benouwen.
Ga naar voetnoot53
Miltheyt
Ghy hebt hier lang genoech mag're koocken gehouwen.
Ga naar voetnoot54
Giericheydt
55[regelnummer]
Och laet my den Ouwen,,noch leeren een Les.
Ga naar voetnoot55
Miltheyt
't Heeft veel te langh gheduert. Ich wacht my des.
Ga naar voetnoot56
Giericheydt
Soo sal ick hem het sles toe roepen van veere,
Ga naar voetnoot57
O Waernar,,Waernar,,onthout mijn Leere.
Siet datmen niet weere,,my heel uyt u gemoet,
60[regelnummer]
Gelijckmen my uyt u wooninghe doet.
Syts altijdt vroet,,al moet ick spoen mijn ganghen,
Ga naar voetnoot61
Ick weet hy heeft zijn hart soo vast aen mijn gehanghen
Ga naar voetnoot62
Dat hy sal blyven ghevangen,,met liefde tot my.
Al ist dat ick door dwang van synent ty.
Ga naar voetnoot64
Miltheyt
65[regelnummer]
Dit spel sal Pottery,,heeten soo ghy 't meucht veelen,
Ga naar voetnoot65
Spraeckmakende gemeent Plautus heeft het doen speelen.
Ga naar voetnoot66
| |
[pagina 38]
| |
Voor Burgers en eelen,,vant Roomsche bloet.
Ga naar voetnoot67
'tIs een huys-Godt die by hem de voor reden doet.
Ga naar voetnoot68
Maer om dat ghy van sulck goet,,niet veel hebt hooren segghen,
Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Soo heeft de Oversetter diens rol my Miltheydt toe
gaen leggen
Plautus stelt de gheschienis alhadmense t' Athenen
bespeurt,
Ga naar voetnoot71
Maer wat isser oock dat t' Amsterdam niet en beurt.
Ga naar voetnoot72
Dus nemen wy best bekende plaetsen en straetjens,
Niemant treck hem yet aen,,'t sijn maer hoofdelose praetjens.
Ga naar voetnoot74
|
|