Proeven van tekst en commentaar voor de uitgave van Hoofts lyriek. II. Gedichten voor Huygens
(1968)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||
[Commentaar] Vier en vlam en Koelte van antwoordtA. InleidingOp 26 november 1623 was Huygens aanwezig bij de huwelijksvoltrekking en de bruiloft van Tesselscha en Allert Jansz. Crombalch van Alkmaar. (Worp II, 42, notitie van Huygens onder zijn gedicht Aen de Heeren van Asperen ...). Daar ontmoette hij Machteld van Campen, dochter van Cornelis van Campen en Catharina Queeckel. Huygens is onmiddellijk en vermoedelijk oprecht verliefd op Machteld geworden, maar zij bepaalde haar keus op een ander. (Vgl. Amstelodamum, jrg. 44, p. 99.) Huygens dicht dan op 12 december zijn gedicht Vier en vlam, met de ondertitel: Aen Ioff. T. Visschers, niewgetroude met S. Krombalck om voorspraeck bij Ioff. Machteld van Kampen. Over de hss. deelt Worp (II, 42) mee: ‘In 2 Hss. Het eene heeft den titel als boven, het andere: Vier en Vlamm. Aen Ioff. Tesselschade Visschers, nie-getroude; Om voorspraeck by Ioff.w M. van Kapnem, evenals in Ot. (d.i. Otia 1625). In K.a. (d.i. Korenbloemen 1658): Aen Ioff.w Tesselschade Visschers, Nieuw-getrouwde; in K.b. (Korenbloemen 1672) is daaraan nog het woord: Jock toegevoegd’.
Worp drukte af naar één hs., en vergeleek het andere (èn de uitgaven in Otia 1625, Korenbloemen 1658 en 1672). Onder dit eerste hs. zette Huygens plaats en datum, Den Haag 12 Dec. 1623, èn de woorden: ‘Om den deun’. Vgl. hierover Worp II, 49 noot 1: ‘Niet in het andere HS. Maar daaronder staan, als in Ot., de woorden: Non lecta est operi, sed data caussa meo. Ovid.’. De plaats blijkt uit Heroides VIII, 47 vlgg ontleend, uit een brief van Hermione aan Orestes, waarin zij hem herinnert aan het doden van Clytaemnestra, dat Agamemnon van hem eiste en vervolgt: ‘Ik wou wel dat je je dapperheid getoond had in een betere zaak. De reden om dit te doen heb je niet zelf gekozen, het werd je opgedragen (nl. door de god Apollo)’. Huygens veranderde tuo van het oorspronkelijk in meo. Hij schijnt dus te willen zeggen: de reden van mijn dichten heb ik niet zelf gekozen, maar ik moest wel, 't werd mij opgedragen (door mijn verliefdheid). Ik kon geen weerstand bieden aan mijn luim, aan mijn verliefde bui, die mij dreef tot dit half-gemeend, speels gedicht. Reeds uit het hs. dus (later ook uit het ‘Jock’ in Korenbloemen 1672) blijkt dat Huygens het gedicht schertsend bedoeld heeft. Zijn verliefdheid zal zeker oprecht geweest zijn, maar ging niet diep, en woei snel over. De situatie is dus deze, dat Huygens in een speelse bui aan Tesselscha | |||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||
vraagt of zij Machteld van Campen zou willen polsen aangaande haar eventuele gevoelens voor hem. Uit het gedicht zelf blijkt m.i. duidelijk het onserieuze van dit verzoek. Het is een spel, 'n vrolijk poëtisch spel met woorden en gevoelens. Tesselscha ging dan ook niet op het verzoek in. Maar zij antwoordde ook niet, doch verzocht Hooft Huygens van repliek te dienen namens haar, en als sprak zij. Stond haar hoofd dadelijk na haar huwelijk niet naar deze scherts? Was zij bang dat Machtelds aanzien geschaad kon worden door dit dichtspel?
Hooft ging er wel op in. Wij worden nader hieromtrent ingelicht in zijn brief aan Huygens van kort na 7 Febr. 1624 (Van Vloten, I, 238) n.a.v. het sterven van diens vader op 7 Febr. Wij citeren: ‘De rijmerij ofte revelkal, daer UE van gedenkt, is mijn harssens ontsnapt, maer nog mijn handen niet. Ach, wat noodt UE deese dochter te hoof? 't en is er geen maxel nae. 'T is een geboorte, die ick liever te smachten had als te echten, ende zij is noch onder de ooghen van haer peet niet geweest, daer ze de naem af hebben zoude. Al valt het swaer den gek gansch af te leggen, t'is ten minsten mijn tijdt, om hem in de mouw te leeren houden. Maer wel magh ick leeren noemen, dat veel van kennen scheelt. Mij gedenkt, dat een mijn' goede kennis zeide tegens een jonge dochter alhier dat se waerachtigh fraeier van achteren als van vooren was. Alzoo dunkt mij van de mijne het besluit wel zoo toonbaer als 't aenheven, ende sal dat hieronder voeghen om te bewaerheden de noodeloosheidt van den arbeidt bij UE brief gedaen, om mij wt den hoofde te slaen, dat het vier en vlam ernst was. Mijn koelte stilt dan hiermede: (volgen de slotregels). Zoo UE van 't evel ziek is, daer etlijke grooten aen gaen, die liever dwerghen ende gelijke wangeboorten zien als rechtschaepenheidt, ick moet op UE overkomst d'eerbaere vrouwen slachten, die de schaemt overtreeden, om te believen dien zij liefhebben. Ende zal dese mijne schreumte te passe koomen om te matighen den ijver van mijn verlangen nae de jegenwoordigheit Uwer E, dien God, Mijn Heere, in waere voorspoedt doe wassen ende in haer gunste...’ Hieruit blijkt dat Hooft zijn gedicht (Koelte van Antwoordt), waar Huygens hem blijkbaar dringend om verzocht had (Huygens wist dus dat Hooft i.p.v. Tesselscha zou antwoorden), beschouwde als ‘rijmerij ofte revelkal’ (‘gedaas, dwaas gepraat’, niet bij Kiliaan of Verdam. Sewel geeft revelen = to rave, to talk idly, by reason of being light-headed). Huygens moet deze dochter (dit gedicht) maar niet naar Den Haag noden. Ik zou 't gedicht (dat ik wel gemaakt heb, maar nog niet vrijgegeven) liever vernietigen dan als 't mijne erkennen (Hooft gaf 't gedicht ook nimmer uit! Dit geschiedde eerst in 1671 door Brandt). Het gedicht is ook niet onder ogen geweest van ‘haer peet’ (Tesselscha), op wier naam | |||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||
het zou komen te staan. Het wordt tijd dat ik met al die gekheid ophoud, ik moet dat althans eens gaan leren (wat iets anders is dan die kunst reeds verstaan). Ik zal je 't slot van 't gedicht (dat m.i. toonbaarder is dan het begin) geven: (volgen de 8 slotregels van Koelte van Antwoordt). Huygens is nooit meer te weten gekomen van het gedicht. Men zie zijn ‘klacht’ in Otia 1625, p. 138 (na Vier en Vlam). ‘Ick beklaghe de Beminners van 't dichten, dat haer de Heere Drossard Hooft de antwoord onthoudt, die ick wete bij hem hier op gespeelt te zijn, hebbende ick self uyt sijne gunst daer van niet meer konnen te sien komen, als dit Slot van alles: (volgen de 8 slotregels van Koelte van Antwoordt)’. Hoe Huygens moeite deed om het antwoord los te krijgen, blijkt ook uit een brief van Jan van Baerle (broer van Suzanne van Baerle, Huygens' latere vrouw) van 29 Febr. 1624 (Worp Briefw. I, p. 145): ‘Ick en late niet te voorderen het gedicht van Vier en Vlam van mijne Heere den Drossart van Muijen, dan vruchte het swaerlyck becomen sullen, also hij difficulteert t selve wt syn handen te laten gaen; ick sal niet laten voort aen te houden ende hebbende U E te seijnden.’ Verder valt op dat Huygens schriftelijk Hooft uit 't hoofd heeft trachten te praten, dat Vier en Vlam ernst zou zijn. Maar Hooft merkt hier op dat dit nodeloze moeite was. Hij was daar reeds van overtuigd. Ook om dit te bewijzen voegt hij nu het slot van zijn gedicht toe (waarin twijfel wordt uitgesproken aan Huygens' oprechtheid). Uit het slot van de brief blijkt dat hij (Hooft) van plan is, als Huygens hem komt opzoeken, hem 't gedicht te tonen, maar graag doet hij het niet! (en blijkbaar is het er nooit van gekomen, zie het stille verwijt boven, in Otia 1625). Wat maakte Hooft zo weigerachtig om zijn gedicht aan Huygens te tonen? Was hij bang dat 't gedicht Huygens kon kwetsen of althans irriteren? In het hs. van Koelte van Antwoordt zijn een honderdtal verzen verdwenen. Lichtte Hooft deze voor de zekerheid eruit? (vgl. 't bij de bespreking van het hs. opgemerkte). Een andere overweging die kan geleid hebben tot 't niet uit handen geven van zijn gedicht, kan hierin gelegen hebben, dat ook Machtelds aanzien en eer in 't geding waren. Voor Machteld van Kampen zie men Amstelodamum, jrg. 44 (Sept. 1957), p. 99. Dochter van ‘Cornelis van Campen... en de gereformeerde Catharina Queeckel, die een grote bruidsschat had meegebracht. Uit hun huwelijk was één kind geboren, dat Machteld werd genoemd naar haar grootmoeder van moederszijde. Niet alleen van haar ouders was zij de oogappel. Huygens verloor zijn hart aan het blonde meisje bij de bruiloft op 23 (dit moet zijn 26 FLZ) nov. 1623 van Tesselschade, die een nicht van Cornelis van Kampen was (deze was eveneens op de bruiloft aanwezig, mededeling van Dr. J.H. van Eeghen). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||
Naar aanleiding daarvan is zij door hem en ook door Hooft in verschillende verzen vereeuwigd. Zij bepaalde haar keus echter op een ander. Kort voor de huwelijksvoltrekking overleed zij op jeugdige leeftijd. Op 13 Mei 1626 (blijkens het begraafboek van de Oude Kerk; mededeling van Dr. J.H. van Eeghen) werd Machteltyen Korneelys van Kampen vrijster, wonende in de Warmoesstraat, begraven en 2½ uur beluid. De bedroefde ouders, die hun enig kind zagen weggerukt, werden getroost door Vondel: ‘De Mai, veraard en slinks, die trof ons maagdepuik,
O Machteld, toen zij u benijdde 't jeugdig blozen’
(De datering Mei 1624 van haar stervan in de W.B. uitgave, II, 483 is onjuist en berust op verwarring van Machteld met haar Haarlemse nicht, die in 1624 stierf. Dat zij binnenkort zou huwen, blijkt uit Vondels lijkdicht: ‘Uw geest gebluscht is, en de fackel van uw Hymen’.) Huygens verving in zijn hs. de naam van Kampen door het anagram van Kapnem, Hooft volgde dit in zijn copie van Huygens' gedicht. Hieruit spreekt toch wel de vrees haar te beledigen. Maar zelfs zo achtte Hooft blijkbaar ongewenst dat zijn gedicht bekend werd.
Huygens' gedicht is op de volgende wijze opgebouwd: 1-6. Aanspraak, duidelijk resonerend de beginregels die Huygens schreef bij Tesselscha's ondertrouw (Worp II, 37):
Tesselschade,
Die uw' Gade
Niet te spade
Niet te vroegh
Hebt gevonden,
En verbonden
Van de wonden
Die hij droegh, ...
In vers 3 vlgg. van Vier en Vlam lezen we: Tesselschaede, die uw' gaede
Hebt gevonden niet te spaede,
Hebt verbonden niet te vroegh
Vande wonden die hij droegh;
7-30. Inleiding met als centrale regels vs 23 vlgg.: Leent mij drij der tooverwoorden
Die soo meenigh oor bekoorden,
Drie aen 'tschoone Kamperhooft
Dat het mijne van mij rooft.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||
In vs 31, 123, (211) en 233 volgen deze ‘drij ... tooverwoorden’, ingeleid door het repeterende: Seght haer. Hiermee is de indeling van het gedicht door de dichter gegeven. 32-123. Verliefd, eindelijk en plotseling. Vuur en vlam! Zijn hersens daveren. Beroofd van zijn verstand. Huygens noemt zichzelf een ‘Haegsche herder’. Wellicht wijst dit op zijn vertaling in 1623 van italiaanse herderspoëzie van Tasso (Worp I, 286 vlgg.). De dichter is maar een half mens. (Huygens leefde reeds jaren in de arcadische sfeer. In 1618 dichtte hij zijn Doris of Herdersclacht (Worp I, 116 vlgg.); van 1620 is een latijnse Ecloga (Worp I, 191 vlgg.).) vs. 99-122: Waarom heb je, Tesselscha, me uitgenodigd? vs. 123-230: Hierin wordt de vraag beantwoord, wie de dichter eigenlijk is en wat hij aan de beminde aan te bieden heeft. Achtereenvolgens spreekt hij over zijn leeftijd, zijn lichamelijke gesteldheid en huidskleur, zijn geld, zijn bemoeiingen met de letteren, zijn sterrekundige kennis, zijn stem, zijn snarenspel en zijn gedichten. Dan volgt er een samenvatting en de mening dat hij ‘haar schepsel is’. vs. 231-238: Als Tesselscha meent dat ze enig succes heeft, moet ze haar zeggen wat Allaert haar zei, toen deze haar veroverde. vs. 239-266. Wat moet er gebeuren als ze neen zegt? Dat zal zijn ondergang worden. vs. 255 vlgg. een afwegen van de mogelijkheden, van het ja en van het neen.
Koelte van Antwoordt is een vrij nauwkeurige reflex op het gedicht van Huygens. Men lette er bij lezing wel op dat Hooft spreekt, maar dat het eigenlijk Tesselscha is die antwoordt.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||
B. Tekst en variantenBij vergelijking van Hooft's copie van Vier en Vlam, waarvan hier vanzelfsprekend wordt uitgegaan, met de uitgave van Vier en Vlam door Worp naar de twee handschriften van Huygens (Worp II, 42 vlgg.), blijken naast verschillen in spelling (bv. ae bij Hooft i.p.v. a) en interpunctie, een aantal andere verschillen, die hier buiten beschouwing kunnen blijven en waarvoor men Worp's uitgave vergelijke. Koelte van Antwoordt werd voor het eerst gedrukt in de uitgave der gedichten van P.C. Hooft van 1671, door G. Brandt, blz. 295 vlgg. Brandt drukte het hs. nauwkeurig af, en veroorloofde zich slechts enkele spellingwijzigingen (bv. aa i.p.v. ae). In het hs. ontbreken de vss. 93 t/m 154. (Brandt moet over het volledige hs. beschikt hebben.) Wat hiervan de oorzaak is, lijkt mij niet vast te stellen. Misschien vond Hooft dit gedeelte iets te scherp, te vrij (of vrijmoedig). In 95 vlgg. kon een obscene toespeling gezien worden. De opmerkingen over Huygens' rijkdom konden hem (of anderen) kwetsen. Zie voorts wat in de Inleiding wordt opgemerkt over de aard van het gedicht in het algemeen. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||
C. woordverklaring
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||
Met de eenigheidt bezett
met ... bezett - omringd, omgeven, ingesloten door eenzaamheid, 't alleen zijn. (15)[regelnummer]
Spotte met des jongens toortsen,
des ... toortsen - de toortsen (fakkels) van Cupido (één van zijn attributen). Die v doch met zijner koortsen
Die - antec. jongen (Amor). Onverbiddelijken brandt,
Onverbiddelijken brandt - (dat. enk.) meedogenloze vuur. T' uwer beurten, heeft vermant;
T' uwer beurten - op uw beurt. Zijt ghij noch gedenkensmaghtigh
gedenkensmaghtigh - in staat om u te herinneren. (20)[regelnummer]
Hoe de harten heet en jaghtigh
harten - herten en harten! Nae de beek te koelen gaen,
Nae ... gaen - naar de beek gaan om af te koelen. Die de min ten doele staen;
Die ... staen - (antec. de harten ...) die het mikpunt zijn van Amor, die door de Min getroffen zijn. Leent mij drij der tooverwoorden
Leent ... - hoofdzin na de (functioneel) bijw. bijzinnen 7-22. Die zoo meenigh oor bekoorden,
(25)[regelnummer]
Drie aen 't schoone Kamperhooft
Drie ... Kamperhooft - drie (toverwoorden) gericht aan het schone hoofd van Machteld van Kampen. Tevens woordspelend: gericht tot het schone Kamperhooft = een kade aan het IJ. Machteld woonde daar niet zo ver vandaan, in de Warmoesstraat, bij haar ouders. Dat het mijne van mij rooft.
het mijne - mijn hoofd. Daer jck 't een en 't ander baeken
Daer ... baeken - waar (antec. Kamperhooft) ik de twee bakens (bij kade), tevens de twee bakens in haar hoofd, haar ogen. Onversiens heb darren naeken,
Onversiens - onvoorzichtig. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||
Oft het vier, dat blaeken most,
(30)[regelnummer]
Blaeken, zonder branden kost.
Oft ... kost - alsof het vuur dat (uit zijn aard) moest gloeien, zou kunnen gloeien zonder te branden (trans.). Zeght haer. Wie? Och vraeght niet verder
Zeght haer - De punt is afbrekingsteken. Huygens laat Tesselschade zijn woorden onderbreken. Levendig. Zeght haer hoe een haeghse harder
een ... harder - arcadische inkleding. Huygens is daar in deze jaren veel mee bezig.: 1618 Doris oft Herdersclachte, 1622 De uytlandighe herder. Hoe een overrompelt knecht
overrompelt - (door Amor) verrast, (door liefdesaandoening) overstelpt. knecht - jonkman. Min op 't minnen afgerecht
Min ... afgerecht - Minder bekwaam, kundig, ervaren in het minnen. (35)[regelnummer]
Als zijn lammeren op 't vlieghen,
Vrij en vaerdigh vander wieghe
Vrij ... vaerdigh - zonder binding door de min, vrij man en flink, paraat. Onbewoghen voor de vonk
Van zoo meenigh minnelonk,
Lonken die hij zagh haer punten
(40)[regelnummer]
Op zijn wederliefde munten,
die ... munten - (zinsvervlechting) die hij hun spitsen zag richten op zijn wederliefde, die hem trachtten te bewegen tot wederliefde. En belodderen de zijn,
Om van hun belonkt te zijn,
belodderen ... zijn - en de zijne (zijn lonken, zijn blikken, zijn ogen) verliefd aankijken, om door hen (= die ogen van mij) belonkt te worden. Eindelijk de fierer schichten
Eindelijk ... bién - vervolg van de lijdendvoorwerpszin; hoe ... (32). Het subj. van deze l.v.zin loopt van een haeghse herder (32) tot Eindelijk (43). Van haer ongemeene lichten.
ongemeene lichten - zeldzame ogen, ogen alle andere overtreffend in schoonheid en gloed. (45)[regelnummer]
Heeft onmoghelijk gezien,
D' onverwonnen borst te biên.
Heeft ... biên. - tenslotte geen kans heeft gezien (aan de felle pijlen van haar zeldzame ogen) de borst te bieden zonder overwonnen te worden (weerstand te bieden aan ...). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||
Daer zijn harssenen af daevren,
Daer ... af - Daarvan (nadruk). Even als de langste klaevren,
klaevren - klaverstengels. Off de helmen om den haegh
(50)[regelnummer]
Jn een dikke noordervlaegh
dikke - krachtige, stevige. Daerom nu zijn korte nachten
Swart' historien van klachten,
En zijn daeghen zonder schijn
Nachtsgelijk geworden zijn.
Daerom ... zijn - (nadruk op Daarom). (55)[regelnummer]
Daer hem nu de wijdste wallen
Aen den aemstel nauw om vallen,
Daer ... vallen - Daarom vallen hem nu de wijdste wallen (straten langs grachten) aan de Amstel (in Amsterdam) nauw. En de rujme kaeden schaers,
schaers - smal, eng. En de bruggen vol gevaers.
Zoo bedujslen hem de rooken
(60)[regelnummer]
Die den hartenbrand ontsmooken,
Zoo ... ontsmooken - Zo duizelig maakt hem de aan zijn hartebrand ontstijgende rook. Zoo en zijn zijn' ooghen schier,
Zoo en zien zij niet als vier:
Zoo ... vier - Zo zijn zijn ogen bijna niets dan vuur (en) zo zien zij bijna niets anders dan vuur (samentrekking). Zoo en kan hij niet bepejsen
Schoon ten einde van zijn rejsen,
(65)[regelnummer]
Schoon bij zujden 't zujdermeer,
Met den voorsten voet op 't veer,
Wie hem van het IJ geschejden,
Overtoovert heeft tot Lejden,
En de schipper die hem braght
(70)[regelnummer]
Staet en bedelt om zijn vracht.
Veerman, zeght hij, weest te vreden,
Loon voor arbejdt staet in reden,
Maer de rede maekt geen schult
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||
Voor de arbejd is vervult.
(75)[regelnummer]
Schaemte weighert v te wenschen
Heele vracht, van halve menschen,
En de mensche dien ghij ziet,
Ben jck half en daerom niet.
Gaet de beste weêrhelft zoeken
(80)[regelnummer]
Daer haer 't lieffelijk bevloeken
Van den zoetsten nederslagh
Dien ojt oogh in ooghe zagh
Wt de(n) borst heeft heeten schejden.
Harte zeght, komt voort nae Lejden,
(85)[regelnummer]
'T geldt mij noch een halve vracht,
'T geldt hem 't leven, die v wacht.
Zoo ... wacht - Zo (dit is een ander zo, zonder nadruk, een vb. gevend van zijn totale ontreddering) kan hij niet bedenken, schoon aan het eind van zijn reis, (van Amsterdam naar Leiden), schoon aan de zuidkant van (bezuiden) de Haarlemmermeer gearriveerd, en op het punt op de veerschuit van Leiden naar den Haag te stappen, wie hem van het IJ weggegaan, overgetoverd heeft in Leiden, terwijl (n.b.) de schipper die hem er gebracht heeft, om zijn vracht (passageprijs) staat te bedelen. Veerman, zegt hij, wees tevreden (dat je geen geld krijgt). Loon voor arbeid is redelijk, maar de redelijkheid stelt vast dat er geen schuld is, voordat het werk gedaan is. Schaamte laat u niet toe hele vracht te wensen van halve mensen, en de mens die je ziet, ben ik maar half en daarom ben ik die niet. Ga de beste andere helft (mijn hart) zoeken, waar de liefelijke betovering van de zoetste blik, die ooit oog in oog zag, haar (die wederhelft) bevolen heeft uit mijn borst te gaan. Zeg - dit tegen de schipper - Hart, kom meteen naar Leiden, het betekent voor mij nog een halve vrachtprijs, het betekent het leven voor hem die op u wacht. Schaetjen zegt ghij dat jck mijmer
Dat vergeeftmen aen een rijmer?
Schaetjen ... rijmer? - Tesselschaatje (aanspreking), zegt gij (misschien): Wat ik (daar) fantaseer, vergeeft men aan een dichter? Kont ghij 't met een zujr besien
(90)[regelnummer]
Aen een minnaer ook verbiên?
Kont ... verbiên? - kunt gij het (dan, nl. als gij dat eerste zegt) met een zure blik aan een minnaar verbieden? Voeght het rijmen en het minnen
Voeght - Voeg samen, breng bij elkaar (volgt opsomming). En mijn ongebaerde zinnen,
mijn ... zinnen - jonge, onervaren geest. En mijn onbejaert gemoedt
mijn ... gemoedt - jeugdig gemoed. En mijn onbedaerde bloedt
mijn bloedt - wilde bloed, jeugdig temperament. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||
(95)[regelnummer]
En mijn' onervaeren' ooghen,
Dunkt v dat hij min medooghen
Dunkt ... - reth. vraag waarbij 91-95 condit. bep. is: dat ... lijdt - dat die in zijn eentje aan al die dingen lijdt minder medelijden dan verwijt kan verdienen? (men moet eerder medelijden met hem hebben, dan dat men hem iets kan verwijten). Kan verdienen dan verwijt,
Die alleen van allen lijdt?
Maer bedenkt 'er bij, vriendinne
(100)[regelnummer]
Waer toe quam 't v in den zinne,
D' onbedachte' onnoselheidt
Van mijn' tegenwoordigheidt
D'onbedachte' onnoselheidt ... tegenwoordigheidt - de onnadenkende onbezonnen onnozelheid van mij zoals ik nu ben (?) Wt de vejle rust te haelen,
vejle - veilige. Daer ghij zulke, zulke straelen
Daer - Daarheen waar. (105)[regelnummer]
Om vw houwelijkschen troon
T' uwer luister hadt ontboon?
Vw beleeftheidt doet mij sterven,
beleeftheidt - vriendelijkheid. D' eerste steen van mijn bederven
bederven - ondergang. Heeft vw gunstigheidt geplant.
(110)[regelnummer]
Vijandvriendelijke handt
Vijandvriendelijke - als samentrekking op te vatten: vijandlijke en vriendlijke of als afleiding van copulatief vijandvriend. Hebt ghij d' eerste door ontslooten
door - deur Om mijn broosse borst t' ontblooten,
Hebt ghij d' eerste bijl gestelt
Die mijn vrijheidt heeft gevelt,
Hebt ... gevelt - conditionele ‘bijzinnen’ bij vs. 115 vlgg. (115)[regelnummer]
Laet v d' eerste zorghe lusten
D' eerste plaester toe te rusten,
Over d' eerste minnekneep,
Die mij eerst tot vwent neep.
Och, off oock die hoogher straelen
Och, off oock ... straelen - Och, als ééns óók de hogere (voor mij minder bereikbare, genaakbare) stralen van Machtelds ogen. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||
(120)[regelnummer]
Tot meêdooghen wilden daelen,
En de voedster van mijn pijn
Mijn geneester konde zijn.
Zeght haer, zoete voorspraek, zeght haer,
voorspraek - advocate, pleitbezorgster. Oft zij nijdigh onderrecht waer,
Oft ... waer - Indien zij (Machteld) gaarne ingelicht zou zijn. Nijdigh in de zin van gretig, fel, gaarne, enz. lijkt mij hier aannemelijk. Deze betekenis niet in W.N.T., Kil.; Verdam vermeldt de betekenis wel voor 't middel-ndl., daarbij wijzend op de verwarring met niedich, van ‘niet’ (begeerte). (125)[regelnummer]
Weetens willigh wie zich stout
Zoo veel darrens heeft betrouwt.
Weetens willigh ... betrouwt - gaarne willende weten, wie stoutmoedig zo'n waagstuk heeft ondernomen. 'T isser een, zeght van de jaeren
Die gebujren van 't bedaeren,
gebujren - dicht liggend bij, voorafgaand aan (Huygens, geb. 4 Sept. 1596, was toen 27). En de staetelijker vreughdt
staetelijker - bedaarder, beheerster, ernstiger. (130)[regelnummer]
Paelen aen de tweede jeughdt.
paelen - grenzen. 'T welgeval van schoone leden
Schreef hem niemandt toe met reden;
Aen het brujnen van zijn hujt
Kijkt de haeghsche harder wt.
Aen ... wt. - Aan 't donker zijn van zijn huid toont zich de Haagse herder. (135)[regelnummer]
Maer hij dunkt zich zelf te bloosen
Als de morge(n)stondsche roosen
Zedert hij den wederslagh
wederslagh - ‘terugblik’. Van haer oogh in 't zijne zagh.
Zoo verlicht der zonnen luister,
Zoo - Evenzo. (140)[regelnummer]
Aller weeghen, alle duister
Zoo is heel de hemel schoon
Om het bijzijn van de Goôn.
bijzijn - aanwezigheid. Overwight van gulde schijven
overwight - groot, zwaar gewicht. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||
Die 't ter wereld al bedrijven
Die ... bedrijven - die alles ter wereld doen, bewerkstelligen. (145)[regelnummer]
Meer als noodelijke munt,
Meer ... munt - meer geld dan nodig is. Heeft zijn' star hem niet gegunt.
Weinigh maejen, weinigh ploeghen
Klein bezit in groot genoeghen
genoeghen - tevredenheid. En dat middelmaetigh veel
dat middelmaetigh veel - dat middelmatige, dat toch veel is (door het ‘genoegen’). (150)[regelnummer]
Zijn gevallen tot zijn deel.
Maer zijn Kampersche gedachten
Heele daeghen, halve nachten
Zijn zijn' schatten in 't gemoedt,
Daer hij rijck om heeten moet.
(155)[regelnummer]
Voorraedt van gegeete lettren,
Om geleerde t' overschettren,
overschettren - overbluffen. Schujlt 'er weinigh in zijn hooft.
Waer het evenwel geklooft
'T waer vol letteren te vinden,
'T waer ... vinden - Het zou vol letters bevonden worden. (160)[regelnummer]
Letteren die harten binden,
Maer met hoope van genae,
Letteren ... genae - letters (woorden) die harten binden, gevangennemen, maar met de hoop dat die harten weer verlost worden (door de wederliefde). Zoete lettren M V K.
Starrestocken aen te stellen
Starrestocken aen te stellen - sterrekijkers te richten. Om de fackelen te tellen
(165)[regelnummer]
Om de kaerssen gae te slaen
Die het hemelhol begaen,
hemelhol - hemelgewelf. Zijn gesifte wetenschappen,
gesifte - verfijnde, erg moeilijke. Die zijn' harssenen ontsnappen,
En de geesten van zijn oogh
170)[regelnummer]
Weigheren haer vier zoo hoogh.
de geesten ... hoogh - de zeer fijne stoffen (‘spiritus’) die uit zijn oog uitgaan, kunnen met hun vuur niet zo hoog. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||
Maer twee helderer planeeten,
Zijn de doelen van zijn weeten,
En de starren, die hij schiet;
Hoogher hemel ken hij niet.
ken - andere hss. kent. (175)[regelnummer]
Stemmestreeling, snaerenkrabbling
Stemmestreeling - streling (van de hoorder) door de stem. Js een konstelijke brabbling,
konstelijke brabbling - beuzeling, tijdverdrijf, waarvoor kennis en kundigheid vereist is. Die zijn handen en zijn keel,
Niet en kennen als ten deel.
Maer, al stinkt het eighen roemen
(180)[regelnummer]
Kampen kan zijn keel niet noemen,
Off zij staet 'er af en drilt
Off ... drilt - Of zij staat ervan te trillen. Als een elsenrijs in 't wildt.
in 't wildt - in de vrije natuur, in 't wild groeiend. Snaeren kan zijn handt niet raeken
Die wat Machteldachtigh kraeken,
(185)[regelnummer]
Off zijn vingers gaen daer af
gaen daer af - gaan daardoor. Als een viervoet nae een draf.
nae een draf - (bepaling bij ‘gaen’) in een draf (vz. nae vreemd; niet in WNT.), beginnen te draven. Daer dan handt en keel vergaeren,
Kampen seggen al de snaeren
Kampen kort en Kampen lang
(190)[regelnummer]
Zijn de nooten van zijn zang.
Verr en verschgeraepte rijmen,
Verr ... rijmen - originele en nieuwe rijmen. Regeldicht aen een te lijmen
Regeldicht - zo dat regel aan regel sluit. Hoogher sweeven als 't geberght
Is zijn' pen te veel geverght.
(195)[regelnummer]
Krujpen kan hij, gaen en springen,
hij - zijn' pen (= zijn gewiekte dichtkunst). En gelijx der aerde zingen;
gelijx der aerde - gelijk met de aarde, heel simpel, laag bij de grond. 'T waeter dat de rijmers maekt
'T waeter ... maekt - het water van Hippocrene, de hengstebron. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||
Heeft zijn lippen nojt geraekt.
Maer de welgevoeghde giften
welgevoeghde - goed bij elkaar passende (200)[regelnummer]
Die de hemel door de siften
siften - zeven En het keurlijk ondersheidt,
keurlijk - kieskeurig, nauwkeurig. Van een milde gierigheidt
Over haer beminde kujven
Over ...kujven - over haar (M's) beminde hoofd. Nederwaerts heeft laeten stujven,
(205)[regelnummer]
Kittelen zijn aendacht nauw,
nauw - nauwelijks, of... 'T vlieghen wordt hem wel zoo gauw
wordt - gewordt, valt ten deel. Als de bestgewiekte vlieghers
(de Poëtelijkste lieghers)
En zijn afgevloghen dicht
afgevloghen - weggevlogen. (210)[regelnummer]
Rijst hem selven wt het licht.
Rijst ...licht - verliest hij zelf uit het oog (letterlijk: stijgt hemzelf uit de blik). Zeght haer dan hij heeft den zeghen
Van de schoonheidt niet gekreghen,
Noch de geestelijke gonst
Van gesooghe letterkonst;
Van ...letterkonst - van wetenschap, wijsheid die hij in zich heeft opgenomen. (215)[regelnummer]
Starren kan hij niet beroemen
Van de zeeven een te noemen,
Starren ... noemen - Hij kan zich niet erop beroemen een van (op) de zeven sterren te noemen. Op de nooten is hij schor
Op de snaeren vingerdor,
vingerdor - verlamd van vingers. Rijmens is hij onvervaeren
onervaeren - onkundig. (220)[regelnummer]
Als de ploegher in de baeren
Als de zeeman in de terw
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||
Als de blinden in de verw.
Evenwel 't bevallijk wesen,
't bevallijk wesen - het bevallig uiterlijk, voorkomen. 'T rijk, het rujmgelettert wesen,
'T rijk ...wesen - het vol wetenschap, wijsheid zijn. (225)[regelnummer]
'T speelen dat bij geen en lijkt,
dat ...lijkt - dat onvergelijkelijk is. 'T zingen dat maer 't vw' en wijkt,
't uw - moet logisch slaan op Machteld van K. Immers, Huygens legt haar (Tess.) deze woorden in de mond, gericht tot Machteld. Maar Huygens zal, tegen alle logica in, hier toch wel in de eerste plaats aan Tesselschades zang denken. 'T rijmen dat hij zelf kan achten
Houdt hij al van vwe krachten,
houdt ...van - ontleent, heeft te danken aan (oude feodale term - vgl. WNT VI, kol. 1148). Kunt ghij 't schepsel van vw zin
zin - gemoed, geest. (230)[regelnummer]
Min vereeren als vw' min?
Min ...min - minder schenken dan uw liefde. Schijntse nae de min te hooren
Schijntse ...hooren - Schijnt ze gehoor te geven aan de liefde(sbetuigingen). Vatse vaster bij die ooren,
Vatse ...ooren - boei haar nog meer. Zeght haer dan, als Alard zej,
Zeght ...zej - spreekt dan tot haar, zoals Allard Crombalch sprak. Doe zijn kraghtiger gevleij
kraghtiger - krachtiger dan de koelheid van de korsten enz. (235)[regelnummer]
Perste door de koele korsten
Van vw' overvroore borsten
overvroore - met een ijskorst overdekt. En vw' ijslijk' ongenae
ijslijk' ongenae - woordspelend: ijselijke en ijsachtige hardheid, onbewogenheid. Deede doijen in een jae.
Deese zijn de scharpste pijlen
(240)[regelnummer]
Die wij t' saemen konnen vijlen
Zoo haer dan de tegenstandt
Van een harder hart vermant
harder - harder (dan de pijlen). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||
Tesselschae, hoe zal jck 't herden?
Ghij vergeefsche tolck te werden,
(245)[regelnummer]
En ocharmen, jck, en jck
Proje van mijn eighen strick.
Ghij ...strick - Hoe (zult) gij ('t verdragen) 'n vergeefse tolk (van mijn gevoelens) te worden. Zullen niet mijn eighe schachten
Men den interest van krachtenGa naar margenoot+
Keeren op het broosche bloot
(250)[regelnummer]
Van den schutter diese schoot?
Zullen ...schoot - Zullen mijn eigen pijlen niet met vermeerderde (verdubbelde) kracht terugkeren op de zwakke naaktheid van de schutter die ze afschoot? Och, jck spel het lang te vooren,
Lieve tolk, jck zal 't besmooren,
besmooren - besterven (WNT i.v., met slechts dit citaat). 'K heb geen lauwer om de mutz
Tegens sulken blixembluts.
'K heb ...blixembluts - Ik ben niet zo'n beroemd man, dat ik bestand zou zijn tegen zo'n bliksem-slag. (255)[regelnummer]
Wils' haer dan in 't bloedt vermaken?
Jae zij: 'k zie de doodt genaeken.
Neen zij: 't is geen maeghdendeughdt.
Jae zij: 't is onnoosle vreughdt
't is ...vreughdt - Het (nl. 't zich vermaken in zijn ‘bloed’) is een onschuldige vreugde. Neen zij: 't moght haer naemaels rouwen.
(260)[regelnummer]
Jae zij: droefheidt kan verkouwen.
droefheidt ...verkouwen - droefheid (om het afwijzen) kan verkoelen, minder worden. Neen zij: 'k heb het niet verdient.
Jae zij: om een liever vriendt.
Foej! daer waggelt mijn vermoeijen.
Foej ...vermoeijen - Oei! Daar wankelt mijn vermoeden (Dit is 't punt waar ik niet zeker van ben). Tesselschae, om tijdt te spoejen,
(265)[regelnummer]
Korte moejt voor lang bediedt,
Korte ...bediedt - Getroost u een kleine moeite, in plaats van een lang verhaal, nl. Vraag haar... Vraeght haer off zij wil off niet. Constanter Hag. decemb. CIɔIɔCXXIII | |||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||
C. Woordverklaring
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||
Dat v teffens zijn ontrooft
teffens - tegelijk, met één slag. (5)[regelnummer]
Loddertong en troeteltaelen,
Loddertong - van lodder (adj.); aanlokkend, liefelijk, aanminnig, vriendelijk; dus: tong met 't vermogen om lokkende, liefelijke en hartveroverende woorden te spreken. En ghij hullep in moet haelen
Om voor vw te houden 't woordt
uw - U (pron. pers.). Opmerkelijk, i.z.v. Hooft reeds voor 1615 in het Granida-hs vaak possessief u veranderde in uw, hetgeen hij in 1636 consequent deed. (Zie Kossmann, Ts. 36, pag. 105, 111, 124). In zijn Waernemingen (nr. 66, 77) zijn u (pers.) en uw (poss.) scherp gescheiden. De Waernemingen zijn voor 't grootste gedeelte van 1635-'38. Ook G.v.V. 1636 vertoont telkens de verbetering van poss. u tot uw (bv. vs. 101, 187, 219, 340), pers. uw tot u (vs. 459). Afgerecht op maeghdoommoordt.
afgerecht - naast afgericht. Bepaling bij ‘'t woordt’; zeer geschikt om, bekwaam tot. (WNT I, kol. 959 bekwaam, bedreven, ervaren). Wilt ghij dat mijn' wóórden wóórden
(10)[regelnummer]
Strecken, die in fujk van kóórden
wóórden strecken - als woerden (gebruikt om vrouwtjeseenden te lokken) dienen. De woordspeling komt meer voor, vgl. WNT III2, kol. 3820. Kil. geeft woorde; Holl., Frs. j. endtrick. Lokken ander' enden, (mój)
(moj) - Waarom tussen haken? De betekenis is ook niet erg duidelijk. (Op een mooie manier? ironisch bedoeld). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||
Wijzend' hun den wegh te kóij,
kóij - eendenkooi (huwelijkskooi, huwelijksbed). Daer mij in een Adlaer lókte,Ga naar margenoot+
Adlaer - anagram van Alaerd (van Crombalch). Die zijn hartjen overdókte,
overdókte - overgaf. Accent op óver., van óver + dokken (geven). Zie WNT III2, kol. 2752. i.v. dokken dat ‘naar 't schijnt ...steeds een gemeenzamen en enigszins comischen klank gehad (heeft)’. Dit geldt ook van overdokken op deze plaats m.i. (15)[regelnummer]
En te gijsel stelde, dat
te gijsel stelde - als pand gaf. Het bedenkelijke padt
bedenkelijke - riskante. Dat zoo meenigh end doet schrejen,
end - eend (vrouw!). Mij met lieffelijk verleijen
Soud' door aller weelden oest,
aller ...oest - een oogst, opeenhoping, cumulatie van alle genietingen. (20)[regelnummer]
Brengen daer jck wezen moest?
Woorden maghtigh om besweeren,
maghtigh om - in staat om. Quaedt van bujtene te leeren,
quaedt - moeilijk (toverspreuken zijn duister, ingewikkeld). Zijn nojt opgezocht door mij,
Wt Armidaes boekerij.
Armidaes - Armida is de tovenares in Tasso's epos La Gerusalemme liberata, dat zij in die tijd bezig was met hulp van Hooft te vertalen (Van Tricht 169, Te Winkel Rep. I, 380). (25)[regelnummer]
Nojt en heb jck neus gesteken
I/Jn de snoô bibliotheken
snoô - slecht, boos (de toverboeken zijn ‘boos’). Van Medea', oft Cirçe. Trek
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||
Om van vlees te maken spek
van vlees te maken spek - zoals Circe deed, die de makkers van Odysseus in zwijnen veranderde. Had jck nojt. En zoo mijn gorgel
gorgel - keel (van Tesselschade als zangeres). (30)[regelnummer]
Die ghij prijst al waer 't een orgel
al waer 't - als ware 't IJet kolachtighs heeft gesejdt,
kolachtighs - heksachtigs, tovenaresachtigs. 'T moest mij wezen aengewejdt.
aengewejdt - aangewaaid. Speelnoots vande groote dieren
speelnoots - makkers, zij die vriendschappelijk omgaan met, kenners van (de sterrebeelden). Die het hemelhol beswieren,
(35)[regelnummer]
'T vollek dat den grooten kreeft
Oft den stier bereden heeft,
dat ...bereden heeft - dat vertrouwd is met... En die woeste slang van starren
die woeste slang van starren - de Draak. Onder 't óóghe kijken darren,
darren - durven; mv. (ad sensum), na 't enk. ‘heeft’ bij 't subj. ‘vollek’. Waer de man om met de Maen
waer de man - (zo iemand) zou de aangewezen persoon zijn, zou geschikt zijn. (40)[regelnummer]
En haer geesten om te gaen.
Mij zoud', midden onder 't kallen
kallen - praten (toverformules uitspreken). Lichtelijk de moedt ontvallen,
Zagh jck hooren maer, oft start.
hooren ...start - van die grote hemeldieren (ook toespeling op de duivel?). 'K ben een zoetemellex hart.
een zoetemellex hart - Hooft noemde Tesselschade ook zo in een brief aan Huygens van 7 aug. 1633 (Van Tricht, 171, Van Vloten II, 329). Bet.: Ik ben geen heldin. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||
(45)[regelnummer]
Dies v paste best het vloeken.
u - met klemtoon. 'T zingen moght ghij eens bezoeken,
bezoeken - beproeven. Dat zijn woordt meê reêlijk doet;
dat zijn woordt ...doet - dat ook zijn behoorlijk effect heeft, dat ook een goede uitwerking heeft. Hebt ghij tot geen zeggen moedt.
Hebt ...moedt - Zo gij geen moed hebt tot spreken. Laet voor Machtelt nooten kraeken
kraeken - Vgl. Vier en Vlam, 184. (50)[regelnummer]
Die vw meesterschap versaeken
I/Jn de min, daer A, be, çe,
Hoogher is als effen, E.
Laet ...E. - Als ge niet de moed hebt om te spreken, zing dan noten (‘Nooten kraeken’, naar Vier en Vlam 184: ‘snaeren ...Die wat Machteld-achtich kraken’), die niet zo mooi klinken als wij van U gewoon zijn, noten ‘In de min’ (liefdetonen), waarin (nl. in de min) A, B, C ('t heel gewone, naïeve, spontane, ongekunstelde) hoger is, van meer waarde dan F en E (het meer gekunstelde). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||
het groot octaaf). De woorden effen E zijn een woordspelende aanduiding van F en E. Hiet de straelen, die van bujten
Op vw staelen oogh afstujten
(55)[regelnummer]
Nevens 't helst van vw gezicht
Vinnigh vlieghen in haer licht:
Hiet de straelen ...licht - Beveel de zonnestralen die door Uw oogglas (dat gij voor Uw ene, slechtziende oog draagt) weerkaatst worden, verenigd met de helderste stralen, nl. die van Uw (goede) oog, fel in haar (Machtelds) oog te vallen. Reeds in April 1623 (Worp I, 297, noot 1) klaagt Huygens over zijn gebrekkig gezichtsvermogen, dat hij toeschrijft aan 't vele nachtelijke lezen. Hij spreekt hier over zijn ‘gelasen oogh’, een ‘geleende hulp’. Even als de spieghel draejen
Doet, de Maen oft zonneraejen,
Heenen, daerse 't aensight wendt;
(60)[regelnummer]
En de klaerste kijkers blendt.
Even als de spieghel ...blendt. - Zoals de spiegel de mane- of zonnestralen doet draaien daarheen, waarheen hij (de spiegel) zich richt, en de helderste ogen verblindt. Lichtlijk zoud 't dat licht verpeutren,
dat licht - vgl. 56. Dat haer harssenen aen 't leutren
dat - zodat. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||
Raeken moghten meê, gelijck
meê - ook (evenals de uwe reeds deden! Zie Vier en Vlam 47 vlgg.). 'T riedt doet aen de volewijk,
Volewijk - de buurt aan de overkant van 't IJ. (65)[regelnummer]
Dat van boven t' onder schier beeft,
Als de gootlingdonder vier geeft.
gootlingdonder - het donderend geschut (van de schepen op 't IJ); goteling = soort licht (gegoten) geschut. Zie WNT i.v. goteling, kol. 454. Moghelijk (wie weet?) door deesen
door deesen - hierdoor. Dat zij raekte t' overleezen
Vwer swarte klachten gról;
gról - gewrok, gemor (WNT V, kol. 913). (70)[regelnummer]
En die bijbel in haer ból.
En ...ból. - en Uw gedicht (die bijbel) in haar hoofd (raakte). Tevens: en zij (daardoor) niet goed bij het hoofd werd (WNT s.v. bijbel, 2586). Lukt dat, 'K wed z' wt vrees voor vallen
Vande smalle burreghwallen,
burreghwallen - te Amsterdam, waar zij woonde (ze zou dus bang zijn daar af te vallen!) vgl. Vier en Vlam 55: wien ‘de wijdste wallen Aenden Amstel nauw ...vallen’ (t.g.v. haar blik). Voor de beste bujrt aenschouwt
'T lof der linden in 't voorhout.
't lof der linden - 't lindenloof (Zinspeling op het Voorhout waar Huygens woonde). (75)[regelnummer]
Lichtlijk dat haer niet soud vaeren
haer ...vaeren - zij niet zou vrezen (haar niet vrees zou aanjagen). Het vervaeren, door de baeren
vervaeren - wegvaren, heenvaren. Van 't onminnelijke meer
't onminnelijke Meer - de Haarlemmermeer (waar 't kon spoken). Dat 'er lejdt in 't Lejder veer.
Dat 'er lejdt ...Veer - de Haarlemmermeer maakte deel uit van 't Veer van Amsterdam naar Leiden. Vastaertje beleefde baesje,
Vastaertje - Constantijntje (vgl. vs. 1). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||
(80)[regelnummer]
Wilje nu jujst op een aesje
op een aesje - haarfijn (aes = 1/200 g.). Weeghen, wat jck mij mishad,
wat ick mij mishad - waarin ik mij misdroeg, wat ik heb misdaan. Doen jck v te brujloft bad,
doen - toen. (In 1636 verving Hooft overal doen door toen). Aen des IJs en Aemstels zóómen?
Zegtme, wie zoud' darren dróómen,
(85)[regelnummer]
Wie zoud' darren dencken, dat
O(o)ghenvlam zoud' konnen vat
Op vw schootvrij borsjen vinne',
Daer de Baerelijke Minne
Baerelijke Minne - woordspelend tussen ‘baarlijke’ (in optima forma, in eigen persoon) en ‘met betrekking tot Suzanne van Baerle’ (met wie Huygens in 1627 huwde). En sijn schicht nojt meer op dee,
op dee - op uitrichtte, vermocht. (90)[regelnummer]
Als een taeije Dorrepee?
een ...Dorrepee - Slaat op de Haagse Dorothea van Dorp, waarop de jonge Huygens verliefd is geweest en waarmee hij later steeds de vriendschap bewaard heeft. Woordspeling met dorre wortel. Hebben niet als duistre kleuren
Moghen vwen hujt gebeuren,
gebeuren - ten deel vallen. Neemt daar inne geen verdriet.Ga naar margenoot+
Neemt ...verdriet - Verdriet u daar niet over. Koop en zal dat breeken niet.
Koop ...niet - Dat zal de koop niet verhinderen, de zaak geen schade doen. (95)[regelnummer]
Vaaken zagh ik 't meisjen tasten
't meisjen - het meisje in het algemeen, meisjes. Naa de karssen bruinst van basten.
bruinst ...basten - het donkerst van schil. (Vgl. Vier en Vlam, 133). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||
'T heeft zoo wel verstandt daar of,
Als de grootste van het hof.
grootste ...hof - de grootste hoveling (waarom deze vergelijking?). Zy behoeft u niet te bleeken.
Zy ...bleeken - Zij heeft niet nodig dat gij bleker (blanker) wordt (acc. c. inf.), voor haar is het niet nodig dat gij ‘bleekt’ (intr.). (100)[regelnummer]
Bruin by blank best af kan steeken.
best - heel goed. Laffe schilders vinden 't hart.
Laffe ...hart - (Alleen) laffe schilders enz. Konstigh diept men wit met zwart.
Konstigh - volgens de kunstregel. Hebt ghy niet te veel van duiten?
Dat doet meenigh huwlijk stuiten.
doet ...stuiten - doet niet doorgaan, verhindert (105)[regelnummer]
Maat in geldtkas luidt zoo wel
Niet, als maat in zangkappel.
zangkappel - zangkoor. Maat in zwijgen, maat in kallen,
Maat in wijs zijn, maat in mallen,
mallen - dwaas zijn. Maat in spijze, maat in drank,
(110)[regelnummer]
Maat in stilstaan, maat in gank,
Maat in winnen, maat in waaren,
waaren - bewaren. Maat in spillen, maat in spaaren,
spillen - uitgeven. Maat in moede, maat in min,
moede - toorn, boosheid. Maat in zuchte, maat in zin,
zuchte - tegenzin, afkeer (tgo. zin = lust). (115)[regelnummer]
Maat in slaapen, maat in waaken,
Magh men niet voor schaadlijk laaken.
Magh ...laaken - Kan men niet afkeurend als schadelijk bestempelen. Overmaat van moony baat
Overmaat van moony - een zeer grote hoeveelheid geld, meer dan vereist is. Om te worden meisjens maat.
maat - vriend. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||
Wil je jaagen zulk een wiltje,
Laat haar, door uw gulden briltje,
gulden briltje - gouden kijkertje, vergrootglas, loupe; vgl. 127: 't glaesjen daer nae zetten: de lens zo instellen; gouden passend bij de aanschouwde rijkdom. Niet kleen zandt, oft ander gruis,
Of de schoonheidt van een luis,
Maar tot onder in den rijken
Welgespekten geldkist kijken:
(125)[regelnummer]
'K wed u, dat dukaat en kroon
Straalen als mijn bruiloftstroon.
straalen ...bruiloftstroon - blinken als mijn bruiloftszetel (en dus ter bruiloft lokken). Kondt ghy 't glaasjen daar naa zetten
Dat goudtguldens pistoletten
Werden, 't waar noch wel zoo goedt.
(130)[regelnummer]
Zelf de Mingod, weet ghy, moet
Zelf - Zelfs. Hebben, zoo hy brandt zal stichten
Goude doppen aan zijn schichten.
doppen - punten, spitsen. Belght u dan niet dat ghy zoudt
Belght ...niet - Wees dan niet boos. Weenigh opdoen zonder goudt.
opdoen - verkrijgen. (135)[regelnummer]
Laat van geene zeedigheiden
zeedigheiden - bescheidenheid. U altoos zoo ver verleiden
geene ...altoos - geen enkele, volstrekt geen. Dat ghy minder zegt als 't is.
Dat ...is - Dat gij zegt minder geld te hebben, dan in werkelijkheid aanwezig is. Vgl. Vier en Vlam, 143 vlgg. Dat waar 't heele doelhuis mis.
Dat ...mis - Dat zou er volkomen naast zijn (doelhuis: WNT III, 2, kol. 2696: Gebouw dat bij een doelen hoort. Misschien dus hyperbolisch: niet slechts het doel niet raken, maar het hele doelhuis missen!) Vgl. de plank mis zijn. Veel van lettren te gewaagen
(140)[regelnummer]
Die ghy hebt te lijf geslaagen,
te ...geslaagen - verslonden. Weet ik nauw, of't is geraên.
Veel ...geraén - prolepsis van de semantische vulling van het subj. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||
Letters doch voor letters gaan,
Letters ...gaan - Letters gelden toch (immers) voor ‘letters’ (hinderaars, beletsels). En zy letten meest de vrouwen,
letten - hinderen, tegenhouden. Heb ik Katzen les onthouwen;
Katzen - (gen.) van Cats. (145)[regelnummer]
Die ten oorlogh heeft het boek
Doen ontzeggen van den doek.
Die ...doek - die aan het boek de oorlog heeft doen verklaren door de vrouwen. Vgl. de noot van L.-St. I, 200: Zie wellicht Cats: Houwelick, bl. 109, 110 (ed. 1655). Men vindt daar inderdaad op p. 110 een aantal vss., die de man aanraden zijn vrouw alle geleerdheid te besparen: Eevenwel en zoudt niet deeren,
Dat gh' haar averechts kondt leeren
T'zaamenspellen tot een stem,
(150)[regelnummer]
Uw' hooftletters K, V, M....
Eevenwel ...K.V.M.... - Toch zou 't geen kwaad kunnen dat gij haar kont leren uw ‘hoofdletters’ (de letters die voor u de voornaamste zijn, nl. M(achteld) V(an) K(ampen) omgekeerd samen te spellen tot één woord, (nl. Cave M(achteld) = Pas op, Machteld!). Maar wie plagh dus voort te stuiven
Als ik doe? die zoek te schuiven
Van my huwlijkmaakens last:
En, ik hijlikmaak al vast.
Maar ...vast - (Hooft bedenkt zich opeens: Waar ben ik eigenlijk mee bezig?) Maar wie draafde ooit zo door als ik, die tracht de last (moeite, moeilijke bezigheid) van het koppelen (een huwelijk tot stand te brengen) van mij te schuiven en intussen hard bezig ben te koppelen. (WNT alleen hijlikmaker. Smeedde Hooft uit de samenstellende afl. de, wat komisch aandoende, onscheidbare samenstelling hijlikmaken?). (155)[regelnummer]
'T welck, wanneer 't mij schoon moght voeghen,Ga naar margenoot+
Schaemte moest nochtans mij wroeghen,
'T welck ...wroeghen - (lat. constructie). Als dit mij al zou passen, zou toch schaamte mij moeten kwellen (Kil. wrooghen: urgere, torquere, angere). Dat jk onderwijz, die wis
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||
Over al mijn wijzer is.
Over ...is - op alle gebied mijn wijzere (wijzer dan ik) is. Venus kindt de loose stooker
Venus ...stooker - Cupido, de sluwe brandstichter (vgl. 131). (160)[regelnummer]
Betren pijl in vwen kooker
Vinden kan, dan jck v zen;
Al en waer het maer vw' pen.
Ghij zegt; zij zich niet begeeven
Dar te lucht, om hoogh te sweeven,
(165)[regelnummer]
En maer maetelijke vaert
maetelijke - matige, geringe. Weet te maeken bij der aerdt.
bij der aerdt - (dicht) bij de grond. Schoon, men schill' 'er af de veeren,
'T vlieghen zal zij niet verleeren
Schoon ...verleeren - Ofschoon, ook al schilt (plukt) men er de veren af, (van die pen), of eerder: Men schille er de veren schoon af, Al schilt (plukt) men er de veren schoon (helemaal) af. De komma achter Schoon kan een aanwijzing zijn van Hooft om schoon niet op te vatten als voegw., maar als zinsdeel (bijw. bep.). Vgl. een dergelijk geval, L.-St. I, p. LXVI! Het vliegen zal ze niet verleren (men lette voortdurend op de beeldspraak pen = metonymisch vleugel die kan vliegen). Aerdend' altijdt nae de grondt
(170)[regelnummer]
Daerze, doenze wies, in stondt.
Aerdend' ...stondt - daar zij altijd blijft aarden naar (de eigenschappen vertonen van) de grond waarin ze stond toen ze groeide; de pen blijft vliegen krachtens haar oorsprong (het dichterlijk talent blijft behouden). Jae, dat meer is, als ze speelen
Voer ten hemel, nae te queelen,
Lejd' jck haer noch toe, den swan,
Die haer aen zijn wieken wan.
Jae ...wan - Ja nog sterker: als ze (uw pen) spelend, zich vermeiend ten hemel zou varen (zich verheffen in de lucht, omhoog stijgen), zou ik nòg van haar denken, dat ze de zwaan nazingt, die haar aan zijn vleugels kreeg (iemand iets toeleggen = verwachten van, beweren dat iemand iets heeft (een eigenschap)). Vgl. WNT i.v. toeleggen kol. 539. (175)[regelnummer]
Woordtjes zoud zij op die wijzen
Lichtelijk zoo hoogh doen rijzen
Dat het galmen werd' gehóórt
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||
Tot ontrent den hooghen óórdt.Ga naar margenoot+
den ... óórdt - ‘een plaets aen 't IJ tot Amsterdam’, aant. van Hooft in margine. Machteld woonde daar niet ver vandaan in de Warmoesstraat. Mochten opgezonge spraekken
opgezonge spraekken - gezongen woorden (gedichten). (180)[regelnummer]
'T Camperhooft die ooren maeken,
Daer ghij wilt dat jk bij vat;
die ... vat - zo doen luisteren als gij wilt dat ik haar doe luisteren (vgl. Vier en Vlam, 232). Wel bequam v 't hoefslaghnat.
Wel ... hoefslaghnat - (dan) zou de dichterlijke inspiratie succes hebben, effect sorteren. Want al kout ghij, oft vw' lippen
oft - alsof. Niet en hadden moghen stippen
Niet ... stippen in - niet zouden hebben mogen aanraken, even maar beroeren. (185)[regelnummer]
Jn 't gewiekte paerdt zijn bron;
't gewiekte ... bron - bron door Pegasus gemaakt, Hippokrene (waarvan het water de dichters bezielt). Nojt in mij dat koomen kon.
Nojt ... kon - Dat zou ik nooit kunnen geloven. Recht daer tegens, ben jck reede
Op een lutjen nae, bij eede
Te verklaeren, dat ghij nójt
(190)[regelnummer]
Zoo veel wijns en hebt gepójt
Als van dese vocht geslobbert.
Recht ... geslobbert - Integendeel, ik ben bereid, op een beetje na, (schertsend!) onder ede te verklaren dat gij nooit zoveel wijn gedronken hebt als van dit vocht geslobberd (gulzig, in grote hoeveelheden gedronken). 'K zeg, ghij hebt 'er in gelobbert;
gelobbert - geplast, gewaad, geploeterd. Jae gedompelt vwen krujn.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||
D' afgeloope droppen bruin
(195)[regelnummer]
Van het smetten vwer haeren,
Ghij in eenen pót vergaeren,
Wel poëetsch en potzigh, gingt,
En ons smeeren aen, voor inkt.
D' afgeloope ... inkt - De (van uw hoofd) afgelopen droppen, donkergekleurd door het smetten van uw haren (die afgaven) gingt gij in een pot verzamelen om te dichten en te schertsen (op de wijze van een dichter en uw dichterluim botvierend) en smeerdet gij ons aan voor doodgewone inkt. Goedt hebt ghij dan blonde kujven
(200)[regelnummer]
Met poëetsche schaft te krujven
Datze blijder b/klinken schier,
Als de kant van vw papier.
Goedt...papier - Gij zijt dus best in staat om blonde haren (van Machteld) met uw dichterschacht (poëtische krulpen) te krullen, zo dat ze ras vrolijker glanzen dan de (blanke) marge van uw papier. Welgeschaepe zijn vw leden.
Treffelijke tooverreden
Treffelijke - voortreffelijke. (205)[regelnummer]
Dunken vwe letters mij
En vw starrekijkerij.
Maeken kundt ghij groot getokkel,
Met vw' ongeknoopte knokkel,
ongeknoopte knokkel - onduidelijk (L.-St. ‘lenig’, zonder bewijs). Die de snaer manieren leert.
manieren leert - leert hoe hij zich gedragen moet, mooie klanken ontlokt aan. (210)[regelnummer]
En vw keel is wel gesmeert.
'T rollen van vw koppelrijmen
koppelrijmen - aan elkaar gekoppelde rijmen, rijmende verzen; tegelijk woordspelend: rijmen die koppelen, tot het huwelijk bewegen. Vgl. vlg. vs! Heeft de kraft van afgod Hijmen.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||
Windt zijn meisjes. 'T moest 'er gaen
Windt ... meisjes - Nw. deel voorop. Tertium comparations: grilligheid. Zeldzaam, bleefz' in 't vriesgat staen.
bleefz' ... staen - als ze (de wind) in de vrieshoek bleef staan (het gaat nog wel eens dooien!); wind mnl., hier vrl. genomen als beeld voor meisje). (215)[regelnummer]
Zegt ghij dat vw gaeven meer zijn
Niet als van haer glans de weerschijn?
meer ... weerschijn - niet meer zijn dan de weerschijn van haar glans? (Vier en Vlam, 228). Goedt. Het is wel eer geschiedt
Dat van weerschijn ijs ontliet.
ontliet - smolt. Zoud' het als een ooven gaepen,
als ... gaepen - klaarblijkelijk, zonneklaar zijn. (220)[regelnummer]
Dat ghij zijt van haer geschaepen?
van ... geschaepen - (Vgl. Vier en Vlam, 229) door haar geschapen. Dat waer veel. De Liefd' is sterk,
Dat ... veel - Dat zou (al) veel zijn, Dat zou mooi zijn. Die men leidt op eighen werk.
leidt op - legt op, koestert voor. Vlejdt ghij mij om Alaerds vleijen?
Vlejdt ... vleijen - Vraagt gij mij met lieve woorden om de lieve woordjes (aan te wenden), die Alaerd gebruikte (toen hij mij vroeg en mijn ja kreeg)? Een aptekeker, aen 't bereijen
(225)[regelnummer]
Had den dagh van doen; niet min.
Zoo veel krujen gaen 'er in.
Een ... in - Een apotheker zou de hele dag nodig hebben om dat vleien (het recept van zijn huwelijksaanzoek) te bereiden, zóveel kruiden gaan erin. Al 't gelaetje stond belaentjes;
Al ... belaentjes - het hele gezicht (van Alaerd) stond bedrukt. Halve zuchjes, heele traentjes;
Stompe kusjes, lonkjes sneêgh;
Halve ... sneêgh - elliptische zinnen, de werkwoorden erbij te denken stompe - vluchtig, slap, zonder durf? | |||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||
(230)[regelnummer]
'T meeste zejd' hij, als hij sweegh.
als - toen, terwijl. 'T vier en moet hem zeer niet bijten,
Die zoo lujde brandt kan krijten,
'T vier ... krijten - (ietwat critisch tegenover Huygens luide klachten) brandt - (het woord) brand. Door een keel, daer hitt' in haert,
haert - verzengend waaien, blazen. Wil geen' stemme bovenwaert;
Wil ... bovenwaert - wil geen woord naar boven. (235)[regelnummer]
Dacht jck; in 't gelaet van deesen
deesen - zo iemand (als in 233, 234). Kunnen enkel' ooghen leesen,
enkel' ooghen - ongewapende ogen, ogen zonder bril (het ligt er immers dik op). Wat in 't hart geschreven staet.
Vaert ghij in den h aegh zoo, maet?
Vaert... binneblaên - Doet gij in den Haag (ook) zo, makker. Kunt gij daar (ook) duidelijk in het voorhoofd zien schitteren de duistere letters van het hart? Koop je geen bril, geen bril? Ik denk wel van niet. Zie WNT s.v. glas, kol. 40 voor deze uitdrukking: ‘Koopt gij (Koop je) geen glas? dikwijls gevolgd van: ik denk wel neen. Eene thans verouderde uitdrukking in antwoord op eene ongerijmde bewering. Misschien is de betekenis: moet je geen bril hebben?’ Volgen enige vbb. (Hij trouwe? Ja koop je geen glas? Ick denck wel neen). Nu is het eigenaardige dat hier geen ongerijmde bewering voorafgaat. Hooft speelt dunkt me met de hem bekende uitdrukking. Hier is het inderdaad niet nodig een bril te kopen. Het gaat immers om het zien van wat in 't hart omgaat, in het gelaat, met ‘enkel' ooghen’. Dat kan men in den Haag ook. Daar koopt men geen bril voor, inderdaad niet. Die zou niets baten (vs. 243-246). Kunt ghij daer in 't voorhooft schettren
schettren - schitteren, zich duidelijk vertonen (tegenstelling met duistre). (240)[regelnummer]
Duidlijk zjen de duistre lettren
Van het harte, koopt ghij geen
Glas, geen glas? Jck denk wel neen.
glas - oogglas, bril. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||
Glas en Cristalijn tot brillen
Moet ghij hoopen gelds in spillen,
Glas ... binneblâen - verklarend bij 242: Ick denk wel neen. (245)[regelnummer]
Zoo ghij 't hart eens op wilt slaen
't hart ... slaen - het boek des harten open wilt slaan. En doorsien de binneblaên.
En ... binneblâen - en de binnenbladen (van het harteboek) doorzien. Alaerds woordelooze praetje
Meest heeft wtgekipt het jaetje,
wtgekipt ... jaetje - uitgebroed het jawoordje. Dat wat laegher als mijn króp
wat ... króp - wat lager dan mijn keel (nl. in mijn hart). (250)[regelnummer]
Lagh als in een ijsendóp.
ijsendóp - dop van ijs. Evenwel jk kan niet zeggen
Dat ghij 't ook zoo aen moet leggen.
Hachelijk waer zulk een raedt.
Wat weet jck hoe zij 't verstaet?
't verstaet - 't wil (Vgl. MNW i.v. verstaen, kol. 12, waar gewezen wordt op het nog levende: Ik versta ( = wil, duld) dit van kinderen niet.) (255)[regelnummer]
IJdereene moetmen zoeken
Naer haer aengezicht te doeken.
IJdereene ... doeken - Iedere vrouw moet men in het gevlij trachten te komen, aan te pakken zoals zij het graag wil (letterlijk: de hoofddoek plooien zoals bij haar gezicht past). Mislijk oft zij waer gestelt,
Mislijk oft - Misschien dat. Op wat woorden voor haer geldt.
voor - in ruil voor (nogal scherp; een van de passages waarom Hooft het gedicht onder zich hield?). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||
Vastaertjen, hoe 't zal gelukken
gelukken - aflopen, uitslaan. (260)[regelnummer]
Zoud' mij konst zijn wt te drukken,
Zoud' ... drukken - Zou ik moeilijk kunnen zeggen. Altijd is het vraeghen vrij
En het weighren staet 'er bij.
.Zoudze zulk een' storrem afstaen?
storrem - stormaanval, stormloop. Neenze: zietgh' haer voor zoo straf aen?
straf - sterk, stoer, taai. (265)[regelnummer]
Jaeze: zij gelooft te laeuw.
zij ... laeuw - zij heeft te weinig vertrouwen in de zaak, gelooft (u) te weinig. Neenze: Vastaert is te gaeuw.
gaeuw - is haar te vlug af, verschalkt haar. Jaeze: z' heeft geen' zin in zoenen.
Neenze: Minnezon doet groenen.
Minnezon ... groenen - zoals de zon doet groenen, zo doet de Minnezon groenen (= tot de min geneigd, dartel, minziek) zijn. Jaeze: z' hangt haer' moeder aen.
(270)[regelnummer]
Neenze: dat kan over gaen.
Jaeze: z' is te jong van jaeren.
te ... jaeren - Machteld was nog jong. Haar ouders waren in 1602 getrouwd. Zij was dus maximaal 20 in 1623. Neenze: jone zietmen paeren.
Jaeze: zij zoekt maeghdooms lóf.
Neenz': een ijder steekt nae 't hof.
steekt ... hof - streeft ernaar dat haar het hof wordt gemaakt; misschien tegelijk ook: streeft naar het hof, is verlangend aan het hof te komen (in dit geval door een huwelijk met de diplomaat Huygens); hof: zoals in ‘het hof maken’ of vorstenhof; steken nae, zie WNT i.v. kol. 1211. (275)[regelnummer]
Jaeze: z' heeft te veele króónen.
Neenz': hij magh de zijn wel tóónen.
Jaez': hij heeft der daeghen veel.
hij ... veel - (Huygens was op 4 sept. 1623 27 geworden) hij is te oud. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||
Neenze: 't is het passe scheel.
het ... scheel - het passende verschil. 'K magh hier bij een speltje steeken.
(280)[regelnummer]
Als 't v moght aen jae gebreken
Lijden zoudt ghij, zoo jck meen,
Vastaert, v met dus een neen.
Als ... neen - Verschillende interpretaties zijn mogelijk: Als ge het jawoord niet krijgt, zoudt ge naar mijn mening u moeten neerleggen bij zulk een neen (afwijzing). Het is echter mogelijk dat Hooft tegelijk schertsend zegt: Als ge tekort komt aan ja (zoals in de vss. erboven, m.a.w. als zij u wil), moest ge m.i. u maar schikken in zulk een neen (nl. zoals in de voorafgaande vss. gebruikt, zij accepteert u dan dus). Lijden ... u - verdragen, zich schikken in. Zoetjes, toef wat: noch een woordtjen
Jck v bijten moet in 't óórtjen,
(285)[regelnummer]
Dat mijn hóófjes rammelrad
mijn ... rammelrad - omschrijving voor mond (vgl. rammelkast voor mond, WNT i.v. rammelen, kol. 240). Schoontjes schier vergeten had.
Schoontjes schier - bijna schoon, bijna helemaal. Spreekje 't mejsjen blond van haeren,
Past vooral haer te verklaeren
Past - Denk erom. Klaerder, dan ghij t mij bediedt,
bediedt - uitlegt, verklaart. (290)[regelnummer]
Vastaert, oft ghij 't meent oft niet.
1623. |
|