Proeven van tekst en commentaar voor de uitgave van Hoofts lyriek. II. Gedichten voor Huygens
(1968)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 14]
| |
Autograaf + apograafEr zijn geen andere apografen overgeleverd dan alleen een afschrift van Huygens, onder de Hugeniana, van het slot van Koelte van antwoordt (Zoetjes, toef wat). De varianten hierin ten opzichte van de autograaf werden in de editie opgenomen. Hoewel zij het gevolg kunnen zijn van vrijheden van Huygens bij het overnemen, kunnen zij ook een redactie vertegenwoordigen die voorafging aan die van de overgeleverde autograaf. | |
Autograaf + Otia-editieDatzelfde zou ten aanzien van Hoofts Dankhebt (Wegh ghij) en de beide eerste verzen op de Otia het geval kunnen zijn met de varianten in de Otia-redactie ten opzichte van de autografen. In alle drie deze gevallen is de Otia-kopij echter niet overgeleverd, althans tot dusver niet bekend geworden. Voor deze uitgave werd een reconstructie volgens de beginselen van de ‘New Bibliography’ van deze kopij, het daarvoor noodzakelijke bibliologisch onderzoek van de Otia-druk als geheel en de verhouding tot de wel overgeleverde kopij, niet ondernomen. Van de Otia-redacties werd dan ook in deze gevallen voor de editie geen gebruik gemaakt. | |
Autograaf + editie-1636Van de gedichten van Hooft die hier naar een autograaf konden worden uitgegeven, is slechts het tweede op Huygens' Otia (Pooght ghij, met vliet van rouw) opgenomen in de Gedichten van 1636. | |
Editie-1636Weliswaar vormen de redacties in de editie-1636 de door de auteur geautoriseerde vorm waarin de poëzie van Hooft in een willekeurige kring in het openbaar bekend geworden is, maar de doelstelling van deze uitgave was noch om Hooft onder dit opzicht te presenteren, noch onder het opzicht van zijn wijzigingen en andere varianten in de editie-1636. Van de redactie in Gedichten 1636 werd dan ook in dit geval voor de teksteditie geen gebruik gemaakt. | |
Geen handschriftVan de Zang ter bruyloft van Heer Constantyn Hvigens (Hef aen, me Zanggodin) werd, bij ontbreken van een autograaf, de tekst afgedrukt | |
[pagina 15]
| |
naar Gedichten 1636; een poging tot reconstructie van de kopij werd ook hiervan in het kader van deze editie niet ondernomen. Het derde gedicht op Huygens' Otia (Oorenstrikken, zieljachts gaeren) en het sonnet Op 't rijmen vanden Heere Constantijn Huygens, in 't Legher voor Grol (Octaviaen, als hy verhit) zijn echter noch in handschrift overgeleverd, noch komen zij voor in Gedichten 1636. | |
Editie-1644Weliswaar zijn zij nog tijdens Hoofts leven opgenomen in de Gedichten van 1644, maar deze editie is in de eerste plaats een nadruk van die van 1636 en wijkt dan ook slechts in spelling en interpunctie af van de editie-1636 in de twee gevallen waarin in deze uitgave gepubliceerde teksten zowel in 1636 als in 1644 voorkomen, nl. het tweede vers op Huygens' Otia (Pooght ghij) en de Bruiloftszang (Hef aen). Voor de beide niet in handschrift overgeleverde gedichten die niet in 1636, maar wel in 1644 zijn opgenomen, is er alle reden om aan te nemen dat zij in de editie-1644 zijn overgenomen uit resp. Huygens' Otia van 1625 en de uitgave van Vondels Verovering van Grol van 1627 (Leendertz nr. 202), waarnaar zij in deze editie worden uitgegeven. (Reconstructie van de kopij werd ook daarbij niet beproefd.) Ook Hoofts Dankhebt (Wegh ghij) en het slot van Koelte van antwoordt (Zoetjes, toef wat), beide niet opgenomen in 1636, zijn in de editie-1644 kennelijk afgedrukt naar de Otia van 1625.Ga naar voetnoot1) (Het in de Otia met N.N. ondertekende ‘Nieuw, en niet her boore rijmen’ komt niet in 1644 voor.) De behandeling van de varianten in de editie-1644 ten opzichte van de editie-1636, resp. Huygens' Otia van 1625 en Vondels Verovering van Grol van 1627 behoort bij deze stand van zaken derhalve in de eerste plaats te geschieden in het kader van de Hooft-bibliografie. Van de editie-1644 werd dan ook geen gebruik gemaakt voor de huidige uitgave. | |
Editie-1671In één geval moest voor de teksteditie gebruik worden gemaakt van de Werken van 1671, en wel voor een aantal versregels in Koelte van antwoordt waarvoor de editeurs van die editie beschikten over een gedeelte van de autograaf dat thans niet meer voorhanden is. Daar bestudering van de verhouding tussen de overgeleverde kopij en de druk in 1671 het kader van deze teksteditie te buiten gaat, werd geen reconstructie beproefd van de kopij voor deze versregels en werden zij afgedrukt naar de editie-1671. Daar er in geen ander geval aanwijzingen waren dat Aernout Hellemans Hooft en Gerard | |
[pagina 16]
| |
Brandt over meer of andere handschriften beschikten en aan hun editie ten grondslag legden dan thans gebruikt konden worden, werd van de editie-1671 geen verder gebruik gemaakt voor deze uitgave. | |
De teksten van HuygensVan elk van beide gedichten van Huygens rond Hoofts Dankhebt van 1623, beschikte Worp voor zijn editie slechts over één handschrift, in beide gevallen de kopij voor de Otia van 1625Ga naar voetnoot1) en in beide gevallen geschreven in calligrafische hand, hoogstwaarschijnlijk niet door Huygens zelf en dan dus apografen, maar wel met correcties en/of wijzigingen van Huygens' hand. Thans kon worden beschikt over een tweede handschrift van elk, beide autografen, die waarschijnlijk een vroegere redactie bevatten dan de kopij-redacties van 1625. In het kader van de Hooft-editie kon echter het onderzoek naar de verhouding tussen deze telkens twee Huygens-handschriften niet in het breder verband van de Huygens-filologie ondernomen worden, noch manuscriptologisch door middel van het onderzoek der documenten zelf, hun objectieve kenmerken en hun provenance, noch filologisch door middel van interpretatie der wijzigingen in de redactie en der varianten van de bronnen ten opzichte van elkaar. Daar evenwel de in 1625 als kopij gebruikte handschriften althans in één lezing door Worps editie reeds voor ieder bereikbaar zijn, werd besloten de nieuw aan het licht gekomen en nog ongepubliceerde autografen uit te geven. Alleen van Huygens' Vier en vlam is een afschrift overgeleverd van Hoofts hand. Evenals in de editie-Leendertz (niet in Leendertz-Stoett), wordt in deze uitgave Huygens' Vier en vlam dan ook gegeven naar dit afschrift. Van de twee handschriften van dit gedicht onder de Hugeniana, waarvan één, de kopij voor de Otia van 1625Ga naar voetnoot1), in calligrafische hand en ook overigens soortgelijk aan de hierboven genoemde, werd om dezelfde reden als bovengenoemd voor deze editie geen gebruik gemaakt. Worp benutte beide voor zijn editie. Opmerking. Van de niet voor de editie gebruikte maar wel geraadpleegde bronnen werden de in een aantal gevallen genoteerde varianten ter beschikking gesteld van de annotator. |
|