3.
Deze tweede ‘Proeve van tekst en commentaar voor de uitgave van Hoofts lyriek’ is gegroeid uit mijn werk in de Hooft-commissie, afd. lyrische poëzie. Toen ik eenmaal Hoofts Koelte van antwoordt (op Huygens' Vier en vlam) in samenwerking met Dr. J.D.P. Warners had bewerkt, lag het voor de hand dat de andere gedichten van Hooft aan Huygens volgden. De voortdurende gedachtewisseling met Dr. Warners over alle moeilijkheden die zich voordeden bij de tekstinterpretatie en anderszins, is daarbij van grote waarde geweest.
De hier uitgegeven gedichten omvatten een periode van een kleine twintig jaar (1623-1640), waarin zij getuigenis afleggen van de hartelijke vriendschap en grote waardering die tussen beiden bestond.
Ik heb mij in deze uitgave beperkt tot de oorspronkelijke gedichten van Hooft aan Huygens. Vertalingen door Hooft van niet-nederlandse poëzie van Huygens zijn dus niet opgenomen (bv. Huwelyxhater, vertaald uit Huygens' Misogamos).
De gedichten van Huygens die in verband met die van Hooft moesten worden opgenomen, zijn afgedrukt naar de oorspronkelijke redacties uit handschriftelijke bronnen. Aanvankelijk wilde ik de tekst van Worp opnemen, maar Worp is in zijn editie van de gedichten waar het hier om gaat, uitgegaan van zeer ongelijksoortige hss. In sommige gevallen beschikte hij, behalve over de kopij voor de Otia, ook over andere hss en volgde deze dan. Daar behalve voor Huygens' Vier en vlam, waarvan Hoofts afschrift over is, niet gemakkelijk te bepalen is, over welke versie Hooft beschikt heeft, leek de eerste gedrukte versie, d.i. Otia 1625 de voorkeur te verdienen. Tenslotte bleek echter afdrukken naar de handschriftelijke bronnen verkieselijk.
De opmaak van tekst en commentaar is het resultaat van overleg met de uitgever, op wiens voorstel de tekst eerst integraal, en daarna nogmaals, echter onderbroken door de commentaar, wordt afgedrukt. Ik meen dat de voordelen van deze nieuwe wijze van presenteren opwegen tegen het nadeel van verbrokkeling van de herhaalde tekst door de tussengevoegde verklaringen.
F.L. Zwaan