Sonnetten. Reden vande waerdicheit der poesie
(1971)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
Verantwoording van de uitgave der sonnettenOnder Hoofts gedichten nemen de sonnetten een eigen plaats in. In zijn handschriften heeft hij er, behoudens in een enkel geval, steeds het opschrift Sonnet (of Sonnet) boven geschreven. In de bundel Emblemata van 1611 en in de herdruk daarvan in 1618, zijn zij zowel typografisch onderscheiden van de andere gedichten doordat zij in romein zijn gedrukt telkens na twee andere in Gothische drukletter, als ook door het opschrift Sonnet. In de uitgave van de verzamelde Gedichten van 1636 zijn zij als sonnetten bijeengebracht in een afzonderlijke afdeling. Die bevat er 29, waarvan er zes reeds waren gepubliceerd in de Emblemata van 1611. Deze 29 kunnen allereerst worden aangevuld met nog negen andere die in 1611 gedrukt werden, maar niet werden opgenomen in 1636. In het geheel heeft Hooft dus 38 sonnetten laten drukken. Deze kunnen verder worden aangevuld tot een totaal van 55 met 17 andere, waarvan er enkele ook tijdens Hoofts leven, maar zonder zijn toedoen, werden gedrukt. Twee bijvoorbeeld werden alleen gedrukt in de buiten Hooft om in 1614 uitgegeven toneelspelen Achilles en Polyxena en Theseus en Ariadne, waarin zij deel uitmaken van de tekst: nr. 4 en 6 in onze nummering.Ga naar voetnoot* Van de overige bleef een aantal ongedrukt totdat zij opgenomen werden in de uitgave van Hoofts Gedichten door P. Leendertz Wzn. van 1871-1875. | |
[pagina 74]
| |
In 1911 nam A.T.A. Heijting onder de 600 door hem in Het boek der sonnetten verzamelde Nederlandsche sonnetten van de zestiende eeuw tot Jacques Perk, er 52 van Hooft op. Behalve het Franse sonnet (nr. 44) ontbraken nr. 4 en 5 die in de editie-Leendertz en in de tweede uitgave daarvan door F.A. Stoett in 1899-1900, niet afzonderlijk, maar uitsluitend in de tekst van Achilles en Polyxena en Theseus en Ariadne waren opgenomen. Alle 55 sonnetten werden voor het eerst bijeengebracht en uitgegeven in 1923 door J. van Krimpen. Deze heeft toen de teksten opnieuw naar de bronnen vastgesteld. Hoewel Van Krimpens uitgave het voorbeeld voor de huidige is, zijn de teksten niet zonder meer herdrukt. De teksten zijn vrijwel alle uitgegeven naar Hoofts Rijmkladboeken en de overige autografen onder signatuur 11 C 14 in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam. Indien van andere bronnen gebruik gemaakt moest worden, is dit in de aantekeningen vermeld. In enkele gevallen heeft het handschrift in recente tijd door ondeskundig gebruik geleden en zijn de randen van het papier afgebrokkeld met verlies van tekst. Op deze plaatsen (in nr. 9 en 18) is de tekst aangevuld naar de lezingen van Leendertz, Van Krimpen en de P.C. Hooft-Commissie van 1950. Van nr. 49 en 50 is meer dan één autograaf overgeleverd. Hiervan is het jongste handschrift uitgegeven. Van de niet in handschrift overgeleverde sonnetten zijn de oudste drukken gevolgd. De nieuwe collatie op de handschriften, waarbij tevens de gegevens gecontroleerd werden van de P.C. Hooft-Commissie van 1950, voerde tot enkele nieuwe lezingen. | |
[pagina 75]
| |
Eén sonnet (nr. 4) wordt thans niet zoals bij Van Krimpen naar de oudste, buiten Hooft om tot stand gekomen druk van Achilles en Polyxena uitgegeven, maar naar het zg. Berlijnse handschrift. Dat is weliswaar geen autograaf, maar Hooft heeft wel zelf daarin correcties en varianten aangebracht. Een ander verschil van de huidige uitgave met die van Van Krimpen is het volgende. Op enkele plaatsen heeft Hooft bij een woord of een wending in zijn handschrift een variant bijgeschreven zonder een eerder geschreven lezing door te halen. Sommige van deze zg. ‘open’ varianten dateren duidelijk van later tijd en hebben betrekking op een herziening van zijn gedichten op enkele punten, die hij echter niet consequent in het overgeleverde handschrift heeft doorgevoerd. Van Krimpen heeft van deze varianten in de regel de laatste gekozen. Voor de teksten is nu echter steeds de eerdere lezing van de handschriften gevolgd, terwijl de bijgeschreven varianten in de aantekeningen worden vermeld. Tevens is thans de vorm van de sonnetten gehandhaafd zoals deze in de gebruikte bronnen voorkomt. Hooft heeft in zijn handschriften deze vormen welbewust aangegeven en na enkele experimenten later steeds de eerste regel van de kwatrijnen en terzetten laten uitspringen. De opschriften Sonnet of Sonnet zijn in de huidige uitgave weggelaten. Datzelfde is gebeurd met autobiografische notities die Hooft in vele gevallen in zijn handschriften onder gedichten plaatste. Door het bijeenbrengen van de sonnetten uit Hoofts dichterlijk oeuvre, worden deze immers niet alleen uit het verband daarvan gelicht, maar ook buiten het biografisch verband gesteld | |
[pagina 76]
| |
dat in de handschriften bepaalde groepen gedichten, waaronder ook sonnetten voorkomen, verenigt. Tot de weggelaten onderschriften behoren dateringen, initialen en door Hooft gekozen benamingen van degenen voor wie de gedichten bestemd waren of werden, waarbij in vele gevallen geheel onbekend is wie daarmee zijn bedoeld. Wanneer echter een onderschrift direct betrekking heeft of kan hebben op de inhoud of daaraan iets toevoegt, is het wel bij de tekst opgenomen (nr. 1, 2, 17, 20, 23 en 34), in twee gevallen ter verduidelijking aangevuld (nr. 17 en 20). Twee maal betreft dit een devies dat Hooft in zijn eigen handschrift onder een sonnet plaatste (nr. 1 en 34). De overige onderschriften en kanttekeningen zijn vermeld bij de aantekeningen. In enkele gevallen is een storende verschrijving verbeterd of is ter verduidelijking in de editie iets toegevoegd. Dit wordt verantwoord in de aantekeningen. De volgorde is chronologisch volgens de dateringen in de handschriften. Van de niet gedagtekende sonnetten is de datering in sommige gevallen bepaald door de oudste uitgave of door de gebeurtenis waarop het sonnet betrekking heeft. Voor de plaats van de overige niet gedateerde is hier de volgorde aangehouden, die Leendertz in zijn uitgave van de gedichten van 1871 op verschillende gronden heeft gemaakt. In de gevallen waarin Leendertz dienaangaande onzeker bleef of aanvechtbaar is, was er geen reden deze onzekerheid te vervangen door andere onzekerheden. Alleen Leendertz' tweede en derde sonnet zijn van plaats verwisseld. Wat bij Leendertz en Van Krimpen het tweede sonnet is, is hier het derde. Wat bij | |
[pagina 77]
| |
Leendertz en Van Krimpen het derde sonnet is, is hier het tweede. Door deze omkering staan de twee sonnetten die direct verband houden met de tekst van Achilles en Polyxena (nr. 3 en 4 in de huidige uitgave), thans bij elkaar. | |
SpellingHoofts spelling biedt de tegenwoordige lezer over het algemeen geen al te grote moeilijkheden bij de visuele herkenning van de woorden, behalve wellicht bij het afwijkende gebruik van v, w, j en ij. Als regel spelt Hooft de woorden die in modern Nederlands met u beginnen, met een v. Ook het persoonlijk voornaamwoord u, de meewerkend- en lijdend-voorwerpsvorm van ghij, spelt Hooft steeds v. Het bezittelijk voornaamwoord uw spelt Hooft eveneens v of, later, vw. De w gebruikt Hooft als klinker o.a. in wt (= uut, uit) en wren (= uren). De j schrijft Hooft ook in gevallen waar anderen in zijn tijd, evenals in modern Nederlands, een i spellen. Behalve in ej (= ei), uj (= ui of uu) en dergelijke combinaties, betreft dat meestal het begin van een woord en in het bijzonder het persoonlijk voornaamwoord jck (= ik). Ten aanzien van i/j, u/v en w is na overleg met de uitgever in deze editie Hoofts spelling overal gehandhaafd, behalve in een geval waar dat storend zou kunnen werken. Dit is verantwoord in de aantekeningen (nr. 36). Ten aanzien van de ij dient opgemerkt te worden dat Hooft in zijn handschrift geen onderscheid maakte tussen ij en y, zoals die wel in druk werden onderscheiden. Daardoor spelt Hooft in het Franse sonnet (nr. 44) overal ij, in dit geval consequent met punten er op, waar wij y zouden | |
[pagina 78]
| |
verwachten. Hetzelfde is het geval in klassieke namen: Pijthagoras (nr. 2), Amphijon (nr. 35). Daar dit storend zou kunnen werken, is in zulke gevallen Hoofts ij vervangen door y. Overal elders is de ij gehandhaafd, ook indien hij voorkomt waar modern Nederlands met i spelt, bijv. in reijs = reis, ijets = iets, drije = drie. In veel gevallen is niet met zekerheid vast te stellen of Hooft twee woorden al of niet als eenheid aaneen geschreven heeft en of hij een hoofdletter of een kleine letter heeft bedoeld. In zulke twijfelgevallen is voor deze uitgave een keuze gedaan die aansluit bij vergelijkbare duidelijke gevallen. Tenslotte nog twee opmerkingen. De accenttekens die voorkomen op o en oo, gaven een klanknuance aan, geen klemtoon (bijv. Hóóft, [ge]nót). De apostrof geeft soms aan dat twee woorden metrisch samensmelten: voede' Achilles = voed' Achilles, verhaelde' het = verhaelde 't. |
|