Gedichten. Deel 2
(1900)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend
[pagina 219]
| |
Geeraert van Velsen.
| |
[pagina 220]
| |
En is uw fakel schuw van boosheyts leelijckheden,Ga naar voetnoot17)
Ghy sult in dat vertreck uw marren bet besteden,Ga naar voetnoot18)
Dan oft uw hemelsch ooch voortvarende', alle daech,
20[regelnummer]
Der menschen goddeloos gheslachte' in 't aensicht saech.
Sinckt gouden Son, en wendt vry elders heen uw brallen:Ga naar voetnoot21)
Noch veel te helder my de duysternissen vallen,Ga naar voetnoot22)
En tintelt 'er een Star, die repp' haer hooft ghekruyft,Ga naar voetnoot23)
My dunckt s' een nevel neer tot op mijn harte schuyft:
25[regelnummer]
Soo naer vind ick het licht en soo seer ist my teghen.Ga naar voetnoot25)
Och oft den Hemel droef af storte een dichten reghenGa naar voetnoot26)
Van nachten, uyt de lucht; dan dunckt my droeve Vrouw,
Dat het benauwt ghemoedt lichtenis voelen souw:Ga naar voetnoot28)
Oft waer dit levend' lijck ghemetst, met dicke muyrenGa naar voetnoot29)
30[regelnummer]
In onderaerdtsche tomb' om d'ongheluckighe' uyren
Te brenghen aen een eyndt, en d'overmaet van tijdt,Ga naar voetnoot31)
Die 't straffe noodtlodt my weyghert te schelden quijt.
Nu kan ick niet alleen aenschouwt te zijn niet dooghen;
Maer ben, 'k en weet niet hoe, schuw voor mijn eyghen ooghen.
35[regelnummer]
En elck ghesicht vernuwt, waer 't op my valt, ghering,Ga naar voetnoot35)
Mijn eerlijcke' huwelijcx schandlijcke' ontheyliging.Ga naar voetnoot36)
Neen, neen, ick weet het wel: wie dat my komt t'aenschouwen,
Dien schiedt voort in 't ghedacht; dit 's eene vande vrouwen
Die 's Roomschen Konincx soon. o smart! o droefheyt! ach!Ga naar voetnoot39)
40[regelnummer]
Graef Floris, dat nu, op, de Koning Willem sach!Ga naar voetnoot40)
Hartsweer vol schaemte soud een vloedt van traenen dringhenGa naar voetnoot41)
Uyt zijn ghenaedich ooch, en dese woorden wringhen
Uyt zijn oprechte tong: Hoe ondiep schiet in 't bloedtGa naar voetnoot43)
De Deuchd haer wortel! Soon, gheen soone nae 't ghemoedt;
45[regelnummer]
Maer die my na den vleesch alleen bestaet, niet naeder,
En in het beste deel verloochent uwen Vaeder;
Ick hield een andren wech, doen 't vlieghende gherucht
Mijn loffelijcken naem uytbromde door de lucht,Ga naar voetnoot48)
Soo dat daer mee bekoort de grootste vander aerden
50[regelnummer]
My riepen om den Staf van 't Roomsche Rijck t'anvaerden.
Gheeft seecker 't jeuchlijck bloedt, en 't hoochste luck wat toe;Ga naar voetnoot51)
Men besicht inde ploech gheen Spaensch ghenet; maer hoe?Ga naar voetnoot52)
Vercrachten? een ghehuwde? een welghebooren vrouwe?
Een dochter van zijn vriendt? een lief van zijn ghetrouwe?
55[regelnummer]
Uyt minnes dulheyt niet, maer om de raeuwe smaeckGa naar voetnoot55)
Van een gulhartich woordt? en dat een boel te wraeck?Ga naar voetnoot56)Ga naar voetnoot56)
Hoe souwt, ghy Graef, hier op uw vaeder antwoordt bieden?
| |
[pagina 221]
| |
Hoe anders als met van zijn aenghesicht te vlieden?
Ghelijck ghy seecker souwdt, ten zy ghy onberaên,
60[regelnummer]
En eer en schaemt ghelijck ter aerden hebt ghedaen,Ga naar voetnoot60)
Op de' ongheluckighe' uyr, die bitter te vernuwenGa naar voetnoot61)
Den grondt leyde' om al mijn ellenden op te stuwen.Ga naar voetnoot62)
Wat is het sterffelijck gheslachte swack en broos?
O Godt, hoe licht vergrijpt een uyr, door 't radeloosGa naar voetnoot64)
65[regelnummer]
Bestaen van moedwil slincx, 't gheen eeuwicheyts verlenghen
Met alle 's wijsheyts Raedt niet weer te recht kan brenghen!
En die een schakel trock, uyt myner daghen reecx
Omse' uyt te spoelen in 't nat des verghetel beecx;Ga naar voetnoot68)
Dat haeres heuchde vriend nocht vyand, nocht my selven;Ga naar voetnoot69)
70[regelnummer]
Wat soud hy arghernis en ramps den wech op delven?Ga naar voetnoot70)
Nu is 'er niemandt van mijn Maeghen, noch mijn Man
Die 's lasters heughenis, helaes! af leeren kan:Ga naar voetnoot72)
Maer gramschap siedend' brouwt den schendere, met wrocken,Ga naar voetnoot73)
'T bederf, al soud' mer sich en al de zyne' in brocken.Ga naar voetnoot74)
75[regelnummer]
Dier sal, Hollandsche Vorst, u uwen hoomoed staen;Ga naar voetnoot75)
En voorbood is my 'thart van schrickelijcke quaên:Ga naar voetnoot76)
Maer men beveeltse my diep in mijn borst bedoovenGa naar voetnoot77)
Te sluyten: Ja de rouw, die alsoo qualijck hoovenGa naar voetnoot78)
En passen haren gang kan na gheveynstheyts ry,Ga naar voetnoot79)
80[regelnummer]
Te dwinghen binnewaerts; om na te bootsen 'tbly
Ghelaet, met dit aenschijn 'twelck door verdriet en vreesen,Ga naar voetnoot81)
In treurens kreucken nu al moest bestorven wesen.
Maer waer ick steelsghewijs van 't selschap wend mijn tredt,Ga naar voetnoot83)
Dan ist, dat eensaemheyt de sluysen open set
85[regelnummer]
Voor mynen vollen moedt; dan komt met grooter krachtenGa naar voetnoot85)
De droefheyt barsten uyt aen troosteloose klachtenGa naar voetnoot86)
Aen suchten al te diep, aen tranen siedend heetGa naar voetnoot87)
Dan sijgh ick t'eenemael, en smelt ick in mijn leedt.Ga naar voetnoot88)
Men laet niet toe dat ick af legghe de cieraden
90[regelnummer]
Des weelds, om aen te doen soo treurighe ghewaeden
Als mijn rampsalicheyt wel passen; en men lijdt
Niet, dat ick, mids in druck en kommers noodt, versmijtGa naar voetnoot92)
Sorghen, en sinlijckheên, daer voorspoedt bly van wanghenGa naar voetnoot93)
En groene frissicheyt des jeuchds mee zijn behanghen:
95[regelnummer]
Maer o myn Bruydegoom, myn uytverkooren schat,
Myn uytverkooren Heer, hoe seere ducht ick, dat
| |
[pagina 222]
| |
Ghy 't weeuwelijcke kleedt verbiedt in uwen daeghen,Ga naar voetnoot97)
Op dat ick 't korteling hebb' om uw doodt te draeghen!Ga naar voetnoot98)
Dat ick verwachtende' hier, op 't Huys te Muyden bleef
100[regelnummer]
'T welck in bewaering heeft, van Aemstel mynen Neef,
Was u bevel: maer in wat schijn ick sal aenschouwenGa naar voetnoot101)
Uw wederkoomst, dat heeft verhoolen my ghehouwen
Den Hemel, die den mensch soo weynich uytsichts laetGa naar voetnoot103)
In saecken daer de tijdt noch eerst mee swangher gaet.
105[regelnummer]
Ghy weet het rijcke Godt, wiens ooghen 't al ontsluytenGa naar voetnoot105)
Wat dicht is voor de Son; die, daer zijn straelen stuyten,
Passeeren sonder moeyt; ooghen die t'gheenen keerGa naar voetnoot107)
En wemelen van vaack; ooghen die nimmermeerGa naar voetnoot108)
Beswalcken vande nacht; ooghen die t'gheenen vlaeghen,Ga naar voetnoot109)
110[regelnummer]
En scheemeren van 't licht der schitterighe daeghen.
Och slaetse, slaetse doch met een beweeghen teer,Ga naar voetnoot111)
O Vader goedt, nu eens ten langhen laetsten neer,
Op dese' ellendighe gheschende' onteerde vrouwe,
Die t'eenemael, helaes! ghedompelt leydt in rouwe,
115[regelnummer]
Dien ramp volcht als haer schim, dien aenhangt eenen klisGa naar voetnoot115)
Van swaericheên, daer gheen doorredden aen en is.
En naedemael 't niet is uw goddelijcke wille
Dat ick van desen val erryse', oft opwaerts tilleGa naar voetnoot118)
Het overlaeden hoofdt, en beure' het door mijn quael;Ga naar voetnoot119)
120[regelnummer]
Soo gundt my dat de doodt het voorts heel onderhael,
En met haer killende' handt dees weenende' ooghen luycke;
En graeve' in d'aerd' een wech waer lancx dat ick ontduycke
Des levens leyde licht van alte stercken dach,Ga naar voetnoot123)
En al den druck, daer ick niet teghens op en mach.Ga naar voetnoot124)
125[regelnummer]
Doch, is de doodt, dien de gheluckighe vervloecken,
Te waerden gast, om my verfoeyde te besoecken?Ga naar voetnoot126)
Soo zijt ghy welkoom my in mynen banghen noot,
O sorchsachtende slaep naemaeghe vande doodt;
Die stillen kundt alleen het knaeghen van mijn smarten;
130[regelnummer]
Die u ontfarmen laet der afghepijnder harten;Ga naar voetnoot130)
En noodicht 't lichaem mat en 't treurighe ghemoedt
Nu tot vergheetelheyts volschoncken beecker soet.
Och oft de tooghen soo mijn harsenen bevinghen,Ga naar voetnoot133)
Dat 's lichaems rust den gheest beschutte, voor 't bespringhen
135[regelnummer]
Der beelden ijsselijck, voetstappen diep gheplantGa naar voetnoot135)
Van 's daechs verloopen anxt in 't weeckelijck verstandt.Ga naar voetnoot136)
twist.
Hier, opghedondert uyt het voorburch vander Helle,Ga naar voetnoot137)
Ben ick scheursiecke Twist: dien ghy met moeden felle,Ga naar voetnoot138)
| |
[pagina 223]
| |
Hollandsche Vorsten, hebt beswooren, om den kop,Ga naar voetnoot139)
140[regelnummer]
Teghen den Hemel vol van spijt, te steecken op.Ga naar voetnoot140)
En wordt hy noch niet paersch? beswalcken noch de starrenGa naar voetnoot141)
Niet van mijns adems gift? sal noch de Maene marrenGa naar voetnoot142)
Met saluw worden, van het gruwel dat zy siet?Ga naar voetnoot143)
En sweet van grooten anxt de banghe nacht noch niet?
145[regelnummer]
Zy doen 't ghewisselijck. 'tvergifticht aerdtrijck mede
Ghevoelt dat ick 'er ben: en waer ick het betrede,
Daer gheven haeren gheest de bloemen frisch, en 't kruydt;
En wat mijn voetstap deckt, daer smoort de wortel uyt.Ga naar voetnoot148)
De toorens schudden van het hooghe Huys te Muyden,
150[regelnummer]
Niet anders oft de windt van teghen over 't ZuydenGa naar voetnoot150)
In 's aertrijcks hollicheydt benauwt met onghemack
Om aemtocht woelde', en al zijn vinnen van hem stack.Ga naar voetnoot152)
Soo schrickt haer 't oopen doen van dese grijns: soo anghenGa naar voetnoot153)
Met giftich blaesen haer dese ghekrulde slanghen.
155[regelnummer]
Aerselen sie ick hier de Zuyder Zee vervaert;Ga naar voetnoot155)
En uyt verbaestheyt vliên zijn golven achterwaert,Ga naar voetnoot156)
Beghevende de strandt, al waer ick ben verresen.
Oft soud mijn achtbaerheyt dacht ick verwelleckt wesen?
En ghy verkeert Bedroch, en moedwillich GheweldtGa naar voetnoot159)
160[regelnummer]
Een eersleep die my staech met siel en sin verseldt,Ga naar voetnoot160)
En nu kort volghen moest, soo ghy my oyt verselden.Ga naar voetnoot161)
Waer blijfdy?Ga naar voetnoot162)
gheweldt. twist.
gheweldt.
Wacht u voor verlaeter my te schelden.
Verwijt my slappen moet nocht traecheyts ongherucht.Ga naar voetnoot163)
Uyt boosheyts lendenen is noyt ghesproten vrucht
165[regelnummer]
Die soo veel harde moeyt', en arbeyds heeft verswolghen,
Nocht ander soon soo fors, soo dapper, soo verbolghen.
In 't Oorloch treede' ick staech aen Mars zijn rechter zy
En nerghens houdt hy 't lijf verseeckert sonder my.Ga naar voetnoot168)
'Kheb niet vergheefs ghedoocht dat my de God der vonckenGa naar voetnoot169)
170[regelnummer]
In 't ruwe stael van hooft tot voeten heeft bekloncken;
En naghelvast aen 't lijf dit knarssende gheseetGa naar voetnoot171)
Met kraft ghedwonghen, dat van riem noch gesp en weet:
Maer om dat ick, my t'ontwapenen t'gheenen tyen
Gheswooren heb by d'Heylicheên der Raseryen,Ga naar voetnoot174)
175[regelnummer]
Dus gae, dus stae, dus waeck, dus slaep ick, nimmer uyt
| |
[pagina 224]
| |
Het yser bars, en bruyck het Harnas als mijn huyt.Ga naar voetnoot176)
Dit swaerdt is m'inde vuyst ghesmeedt; naaktarmde reusen
Op aenbeeldt, souden 't met gheen logghe mookers kneusen.
Mijn suster volcht met vlijt; en kan niet wesen veer.Ga naar voetnoot179)
twist.
180[regelnummer]
Bedroch komt voor den dach.Ga naar voetnoot180)
twist. bedroch. gheweldt.
bedroch.
Gheen ding en haet ick meer.
twist.
In dicke duysternis en wordt gheen Eer verkreghen.
bedroch.
Die jaech ick niet.Ga naar voetnoot182)
twist.
Noch ooc geen aensien.
bedroch.
Dats my teghen.
twist.
Lust valsheyt u alleen?Ga naar voetnoot183)
bedroch.
Daer ist.
twist.
Komt even graech.
bedroch.
In 't duyster tiertse best.
twist.
S'is aldergrootst by daech.
bedroch.
185[regelnummer]
Met weynich proncx en is het licht soo niet te mompen.Ga naar voetnoot185)
| |
[pagina 225]
| |
aant.twist.
Uw voorschoot is soo schoon.Ga naar voetnoot186)
bedroch.
Dat net is voor de plompen.
twist.
Blancketselkorst beveynst u aensicht om end' om.
bedroch.
Blancketsel liecht te blaeuw, wacht dat ick my vermom.Ga naar voetnoot188)
Mijn Sluyer, en het kap noch wat verschickt zijn moesten.
geweldt.
190[regelnummer]
Onsalighe Goddin, wat neemdy te verwoestenGa naar voetnoot190)
Voor bloeyend rijck, 't welck sloopt vermast van weeld' en schat?Ga naar voetnoot191)
Oft uyt te royen voor vermoghen groote stadt?Ga naar voetnoot192)
Oft voor Doorluchtich Huys en stamme te vernielen?
Werwaerts hebdy 't gemunt?
bedroch.
Wy volgen op uw hielen.
195[regelnummer]
Myn sinnen zyn, o al t'onderbrenghende Twist,
Ghescharpt tot uwen dienst op duysentderley list,
En valsheyt wayfelooch; al wat 'er in 't vermoghenGa naar voetnoot197)
Van blinde laeghen is, en van verbloemde loghen,
Van arghe schallickheyt, van dubbeltongsheyt stouwt,Ga naar voetnoot199)Ga naar voetnoot199)
200[regelnummer]
Van haetlyck vainsen, van deurtraptheyt meenichvouwt,
Van nydighe' achterklap; al wat, met slimme treecken,
Verradery vervloeckt is machtich te besteecken;Ga naar voetnoot202)
Wat met meyneedicheyt die Godt vergheeten pryGa naar voetnoot203)
Is door te dryven; laet dat komen aen op my.Ga naar voetnoot204)
205[regelnummer]
En zyt gherust, heb ick de Griecken konnen leeren,
De Goôn te roepen om een dackschaer, met haer sweeren;Ga naar voetnoot206)
Te leyden om den tuyn, de kindren door het spel,
De mannen door den eedt; en met het vossevelGa naar voetnoot208)
Behendich aenghenaeyt, te stoppen en vervanghen
210[regelnummer]
Al waer de leeuwenhuyt niet toe en mochte langhen:
Heb ick het Roomsche volck, nasaeten van dat vry,Ga naar voetnoot211)
| |
[pagina 226]
| |
Oprecht en preusch gheslacht ('t welck tot verraderyGa naar voetnoot212)
Te vroom, nauw anders streed als onder vliênde vlagghen)Ga naar voetnoot213)
Doen keeren tot vergif, en tot bedeckte dagghen:Ga naar voetnoot214)
215[regelnummer]
Heb ick den Helschen Jood bewaerder van de busGa naar voetnoot215)
Zyn Meester en zyn Godt doen levren door een kus:
Ick sal wel strecken nu een dochter van de boosheyt.
twist.
Aen werck ick helpen sal u vernuftighe loosheyt:
En u schendsiecken arm aen oeff'ning te ghelyck.
geweldt.
220[regelnummer]
'Tzy ghy ghegrepen aen wilt hebben 't Fransche ryck;
Tusschen Garonne' en Loyr de borgherschap ontuyen;Ga naar voetnoot221)
De Seyne krom van loop, teghen de Rosne' opruyen;Ga naar voetnoot222)
Oft witte' en roode Roos verhitten in 't gheschil,
En stoppen toe, den Tems, met lycken zynen kil;Ga naar voetnoot224)
225[regelnummer]
Oft Duytslandt schudden, dat de Vorsten haer versetten
Teghen de Steden op haer vryheyt trots; oft wetten
Den Portugeeschen haet teghen den Castiljaen;Ga naar voetnoot227)
Oft in het averouwdt Italien klaeuwen slaen,Ga naar voetnoot228)
En ryten het van een, door 't doodelijck krackeelen
230[regelnummer]
Van Guelf, en Gibelin de schaedelijcke deelen:Ga naar voetnoot230)
Oft dat u lust den Turck teghen den Tartar rap;
Teghen den Mameluck der Persen ridderschap;
Den geelen Indiaen teghen het rijck van Chine;
Den schenstraet Arabees teghen den Abissine;Ga naar voetnoot234)
235[regelnummer]
Teghen den Christen kloeck des Moors verbolghen krop;
Strandt teghen Strandt, Zee teghen Zee te maecken op;Ga naar voetnoot236)
De Koninghen vol prachts, Hertoghen grof van haven,Ga naar voetnoot237)
Te doen in haer bederf, met arren moede draven;Ga naar voetnoot238)
't Aertrijck in vier en vlam te stellen; en in roer
240[regelnummer]
Weerspannich overeyndt 's ontsetten werelts vloer:Ga naar voetnoot240)
Mijn handt en wederstaen noch waepenen, noch wallen;
S'is reedt, gheeft als ghy wilt teecken om aen te vallen.Ga naar voetnoot242)
Mijn spieren joocken.
bedroch.
Ick van grooten yver swoech.
geweldt.
Waer leyd de tocht?
| |
[pagina 227]
| |
aant.twist.
Ghy zijt voor dees tijd ver genoech.Ga naar voetnoot244)
245[regelnummer]
Legt krachten ghy te kost, ghy konst en listicheden,Ga naar voetnoot245)
Aan 't plaeghen van dit Volck. op Aedel, Graef, en Steden
Uw raeserye veldt. gaet haer, met loose grondtGa naar voetnoot247)
En gladde stricken aen; en brengt met helsche vondtGa naar voetnoot248)
De voorsichtichste by. bedreyt haer de ghedachten;Ga naar voetnoot249)
250[regelnummer]
Dat zy niet weeten waer vertrouwen, waer haer wachten,
Door al te scheeven gang verbijstert in het spoor.
Houwt mijn voetstappen warm, ick treed' u moedich voor.
T'hans sullen haer oock by koomen de Krijch moordaedich,Ga naar voetnoot253)
De leedtkauwende wraeck, de wreetheyt onghenadich,Ga naar voetnoot254)
255[regelnummer]
De rouwe roodooch, en den honger slytevleesGa naar voetnoot255)
Met haeren quaeden raedt, de verweloose vreesGa naar voetnoot256)
Met archvermoên haer naeste bloedt, den armoe smaelijck,Ga naar voetnoot257)
De kortademende moeyt, de doodt van opsicht laelijck.Ga naar voetnoot258)
Elck schricklijcker om sien als ander, met een swermGa naar voetnoot259)
260[regelnummer]
Van sorghen knaeghende' en te machtich alle scherm.Ga naar voetnoot260)
Scheuren, en schenden sullen zy, rooven en rucken
Vellen, en villen elck om strijdt, scheeren en plucken
'Tbetoverde gheslacht.Ga naar voetnoot263)
bedroch.
Voochdesse treedt voorheen.
geweldt.
Wy volghen onvermoeyt met evenwyde schreên.
rey van amstellandsche joffrên.
265[regelnummer]
Wie sal in Prinssen dienst voortaenGa naar voetnoot265)
Sich quyten vroom, oprecht, en heylich?
De beste 't booste loon ontfaên,Ga naar voetnoot267)
En nerghens is de trouwe veylich.
Den Heere van Velsen in vreemden landt
270[regelnummer]
Lach onder onbekende daecken,
Als nyver, en nechtich, en trouw ghesant;Ga naar voetnoot271)
En dreef des Graefs van Hollandt saecken.
| |
[pagina 228]
| |
Om 't voordeel zijns Landtsheeren, liet
Hy 't soete slaepen alle nachten;
275[regelnummer]
Zijn nieuwe bruydt en had hy 'er niet,Ga naar voetnoot275)
Die hem zijn sorghen kon versachten.
Hoe luttel vermoed hy, dat ouwden haet
Hem had soo verre doen versenden,
En middeler tijdt, met oevelen raedt,Ga naar voetnoot279)
280[regelnummer]
De Graef zijn eere socht te schenden?Ga naar voetnoot280)
O saet des Roomschen Konincx waerdt,
Wat oorsaeck had uw onbesweecken
En moedich hart van eelder aerdt,Ga naar voetnoot283)
Met soo verwoeden brandt ontsteecken?Ga naar voetnoot284)
285[regelnummer]
Dat was een antwoort alte strafGa naar voetnoot285)
En quaelijck op zijn hoofs behouwen,Ga naar voetnoot286)
Dat d'altevrypostighe ridder gaf,Ga naar voetnoot287)
Doen ghy hem verchd' uw boel te trouwen.Ga naar voetnoot288)
Dat ick (Godt lyd het nimmermeer)
290[regelnummer]
Zy teghen die schand opghewassen;
Sprack Geeraert van Velsen tot zyn Landtsheer,
Uw slete schoen myn voet niet passen.Ga naar voetnoot292)
De Graef verbeet zyn leedt, tot dat
Men d'adelycke Maechdt van Woerden,
295[regelnummer]
In staetlyck selschap, uyt haer stadt,
Voor Vrouw op 't Huys van Velsen voerden.
Doen raackte, door verspeeten smart,Ga naar voetnoot297)
De Vorstelycke Boel aen 't rasen;
En heeft het smoockend vier, in 't hart,
300[regelnummer]
Weer door zyn ooren, opgheblasen.
Hoe selden sal, in Minnes gloedt,
Smeeckende mondt haer bede missen?Ga naar voetnoot302)
En ghy Hovaerd, en Overmoedt,
Hoe kundy 's menschen bloedt ophissen?
305[regelnummer]
De Grave reed na 't Slotelijn
Dat in 't gheboomt verschuylt zyn kruynen;
Daer Hollandt op zyn smalst mach zijn,
En krimpt voor 't stuyven vande Duynen.
| |
[pagina 229]
| |
De Duynen die by verwaeyt onweêr,Ga naar voetnoot309)
310[regelnummer]
Met grondt met al de vruchten snoepen,Ga naar voetnoot310)
Als de Noordzee en Wijckermeer
Elck met oneven keel beroepen.Ga naar voetnoot312)
Vrouw Machtelt staeckte' haer naeldwerck knap,Ga naar voetnoot313)
Als zy de tyding heeft vernomen,
315[regelnummer]
En daelde vande wenteltrap,
Om haer Landtsheer te moet te komen.
Nieuws van uw Man, myn Nicht, seyd hy
Niet lang ghy spaenen sult uw Minne;Ga naar voetnoot318)
Leydt my daer 'tis om spreecken vry.Ga naar voetnoot319)
320[regelnummer]
Zy gaet, hy volcht ter kamer inne.
Mits dat de grendel gaf een kras,Ga naar voetnoot321)
Hoe seer ontsetten al haer leden?
De Graeve werd ghewaer wel ras,
Dat woorden daer gheen proef en deden.Ga naar voetnoot324)
325[regelnummer]
Zy riep soo luyd kracht, en gheweldt;
Wat maeckt ghy mijn edele Landesheere?Ga naar voetnoot326)
Waer daer een man op my ghestelt,Ga naar voetnoot327)
Ghy soudt hem met uw swaerdt afkeeren.
Hoe zy meer riep, en kermd', en badt,
330[regelnummer]
Hoe dat hy dwong en drieschte grover;Ga naar voetnoot330)Ga naar voetnoot330)
Tot dat de' Heylloose lust was sat,
En gaf zyn hart der wroeghinghe' over.
Nu, ducht ick, brouwt de wraeck versteurt
Den gantschen Lande quaedt met hoopen:Ga naar voetnoot334)
335[regelnummer]
O Godt wat d'Overheydt verbeurtGa naar voetnoot335)
d'Onnoosele' al te dier bekoopen!Ga naar voetnoot336)
| |
Tweede bedrijf.
geeraerdt van velsen. schildknaep.
G. v. Velsen.
Myn paerdt staet by de brug vast aen de teughelsnoeren;
Men doe 't terstondt gherack met havenen ende voêren,Ga naar voetnoot338)
Eer het de kouwd bevang.
| |
[pagina 230]
| |
schildknaep.
Met blydschap ick aenschouw
340[regelnummer]
U wederkomst myn Heer, hoe ist vergaen?Ga naar voetnoot340)
G. v. Velsen.
De wouw
Plach eens de schrick te zyn van kieckens mack en duyven.
Ghekeert ist, en hy self benaghelt inde kluyvenGa naar voetnoot342)
Van moedigher gediert.
schildknaep.
Wat, is de Graef in 't net?
G. v. Velsen.
Hy is ghevanghen; en sal hier haest wesen, met
345[regelnummer]
De schaer van Edelliên en Heeren bondtghenooten,
Hem voerend' ordentlijck; ick koom voor uyt ghestootenGa naar voetnoot346)
Met volle ren, om dees gheschiedenis bewustGa naar voetnoot347)
Te maecken, aen mijn Vrouw. Waer is zy?
schildknaep.
S'is te rust.
G. v. Velsen.
Ick gae ter kamerwaert. Ontwaeckt mijn uytverkoren.
geeraerdt van velsen. machtelt van velsen.
M. v. Velsen.
350[regelnummer]
Oyme. Wie weckt my? o mijn Heere wel gheboren,
Myn Troost zyt welkoom. Maer, dus inde naere nachtGa naar voetnoot351)
Myn trouwen Bruydegoom, en waerdy niet verwacht.
Wat komdy met ghevaer, door duysternis ghereden?
G. v. Velsen.
En ghy wat weygherdy, mijn lief, uw waerde leeden
355[regelnummer]
De sachtheyt vanden bedde', en rust dus inde stoel?
M. v. Velsen.
Ach wat kan maecken meer dat ick uw af zijn voel,Ga naar voetnoot356)
Als 't bedde? ach wat meer doen naer u byzijn haecken
Met smart, als 't bedde? wat kan meer indachtich maecken
My mynen droeven val, als 't bedde sonder u?
| |
[pagina 231]
| |
G. v. Velsen.
360[regelnummer]
Verandert is het met den Vrouwenschender nu:
Ghevanghen is hy die te dwinghen plach voor desen.Ga naar voetnoot361)
M. v. Velsen.
Van hoe veel quaets, helaes sal ick al oorsaeck wesen!
G. v. Velsen.
Misschien oock van veel goedts: indien de Prinssen pratGa naar voetnoot363)
Haer spieg'len willen maer. zy moghen leeren, datGa naar voetnoot364)
365[regelnummer]
Niemant het recht ontwast. Die schrick van ondersaetenGa naar voetnoot365)
Die onlancx hield voor spel, te hoonen bey de staetenGa naar voetnoot366)
Adel en Borghery; met smaedich onbescheydt,Ga naar voetnoot367)
Te terghen 's Ridderschaps waerdy en achtbaerheydt:Ga naar voetnoot368)
Is een ghevanghen man. De Dwinghelandt nu leere,
370[regelnummer]
Wien hy onsuyver heeft verreuckeloost zijn eere.Ga naar voetnoot370)
Doet u ter venster; en versaet met wraeck den gheest.Ga naar voetnoot371)
Hy komt terstond.
M. v. Velsen.
Ach wraeck geen schennis en geneest!
G. v. Velsen.
Men sal hem dat hy proef, wat leedt is, leedt toe dryven.Ga naar voetnoot373)
M. v. Velsen.
Ach nimmer moet ghy in leedt doen zijn meester blyven.
G. v. Velsen.
375[regelnummer]
De smaeck van 't leedt sal hem doen leedtdoens lust vergaen.
M. v. Velsen.
Dat hoord ick liefst, dan ick sach zijn ellenden aen.Ga naar voetnoot376)
G. v. Velsen.
Goedt is die 't quaedt verdraecht, en weldaadt weet te loonen.
Maer, wie met danck, en wraeck van beyds sich dapper toonenGa naar voetnoot378)
Kan vriendt en vyandt, leeft doorluchtich en vermaerdt.Ga naar voetnoot379)
M. v. Velsen.
380[regelnummer]
't Doorluchtich leven zy my nimmer soo veel waerdt.
| |
[pagina 232]
| |
G. v. Velsen.
Tijdt is het, vindy't goedt om vensterwaert te pooghen.Ga naar voetnoot381)
M. v. Velsen.
Ach! neen gheen grooter schrick en weet ick voor mijn ooghen;
Die, om hem noyt ghehadt te hebben in 't ghesicht,Ga naar voetnoot383)
Soo gaeren souden, (laas!) verwenschen 't lieve licht,Ga naar voetnoot384)
385[regelnummer]
Kunnen, in gheenen schijn, hem aensien met vernoeghen.
G. v. Velsen.
Luyster, ick hoor ghewach en gae my derwaerts voeghen.
M. v. Velsen.
Godt gheve dat ghy u ten besten moocht beraên.
geeraerdt van velsen. graeve floris. gijsbert van amstel. harman van woerden.
H. v. Woerden.
Uw hooghe spronghen zijn, Heer meester, nu ghedaen.Ga naar voetnoot388)
Ghy sult nae desen tijdt, der voeren niet meer dryven:
390[regelnummer]
In onser hand' ist, u te spaeren of t'ontlyven.Ga naar voetnoot390)
G. v. Velsen.
't Is daer ghekoomen toe dat ghy vervloecken sult
En uyr en stondt, doen wierd verdicht de valsche schuldt,Ga naar voetnoot392)
Teghen mijn broeder vroom; en 't trouwloos lack ghewevenGa naar voetnoot393)
't Welck ghy hem op den hals deed werpen, om, nae 't leven
395[regelnummer]
Hem smaedelijck ontrooft, uw klaeuwen klem van bloedt,Ga naar voetnoot395)
Met holle giericheyt, te slaen in 't wettich goet:Ga naar voetnoot396)
Verrader eerloos, streep, en schandtvleck aller grooten.Ga naar voetnoot397)
G. v. Aemstel.
Onsalich Prins, hoe ver heeft moedwil u verstooten
Van d'edel gloory, daer ghy toe gheroepen waert,
400[regelnummer]
Door hoochgheboorenheydt, en door den vroomen aerdt
En 't Vorstelijck gheluck van staetlijcke' overouwderen:Ga naar voetnoot401)
Die tot pylaeren van 's Lands welvaert uwe schouwderen
| |
[pagina 233]
| |
Verkooren hadden: en u inder handt ghebreydtGa naar voetnoot403)
Den erffelijcken toom, om, met rechtvaerdicheydt,Ga naar voetnoot404)
405[regelnummer]
Te stieren volcken trots: die tot verheven trooneGa naar voetnoot405)
U hadden opghevoerdt; van waer uw deuchd ten toone
Mocht, (nevens 't loon beset in een vernoechd ghemoedt)Ga naar voetnoot407)
Van yder zijn aenschouwt, en loffelijck begroedt.
Belooninghen dus hooch hebbense niet vermooghenGa naar voetnoot409)
410[regelnummer]
Dy 't hart te trecken, nocht gheneeghentheyt ghebooghenGa naar voetnoot410)
Tot weldoen, door het welck soo talleloosen tal
Bedeeghen soude zijn, en vry van ongheval?Ga naar voetnoot412)
In steede van uw Graeflijck hulsel te verlaeden,Ga naar voetnoot413)
Met dese perlen soo minlockende cieraeden,Ga naar voetnoot414)
415[regelnummer]
Hebt ghy u selven (laes!) een vuylen hoedt besmet
Met ongherechticheydt, op 't reuckloos hoofdt gheset,
Verdoemende de gheen dien vry sprack u ghewisse.Ga naar voetnoot417)
Maer wie daer op den mondt klopt het ghetuyghenisse,Ga naar voetnoot418)
Zijns eyghenen ghemoeds, verdelght, met onbescheydt,Ga naar voetnoot419)
420[regelnummer]
Het leven vande ziel, dat is de reedlijckheydt.
O gruwel, Eelmans eer te doôn met valsche schulden!Ga naar voetnoot421)
H. v. Woerden.
'Ten bleef daer by niet.
G. v. Velsen.
Dat heb ick verdient met dulden,
Men passe' het den Tyran. Wie door gheen vreese swichtGa naar voetnoot423)
Maer dapper is van deuchdt, hy op zyn hoornen licht:Ga naar voetnoot424)
425[regelnummer]
En wie dat lijdsaem 't juck ontfangt met heelen lyve,
Daer ist laed op, laed op, tot hy daer onder blyve.Ga naar voetnoot426)
Maer oft ghy my al aensaecht voor soo slap van moedt,
Verrader, dacht ghy niet dat yemandt van mijn bloedtGa naar voetnoot428)
In hoogher eer verweent, en ridderlycke maeghen,Ga naar voetnoot429)
430[regelnummer]
Die haer in duystre' en licht ghewoon zijn preusch te draeghen,Ga naar voetnoot430)
Dat yemandt van myn grootte' en edle swagheryGa naar voetnoot431)
Den Lande deur ontsien, dat yemandt van dit vry
En vranck Hollandsche volck zijn dagghe soud' ontblootenGa naar voetnoot433)
Om, door zyn eyghen borst oock, dy in 't hart te stooten;Ga naar voetnoot434)
435[regelnummer]
Tot lossing van dit alderwaertste Vaderlandt,Ga naar voetnoot435)
En wraecke vande God, en Eervergheten schandt,
Die van uw moedwil heeft mijn Eerbre Vrouw gheleeden?
| |
[pagina 234]
| |
H. v. Woerden.
Daer toe gheboren wy, dat uwer dartelhedenGa naar voetnoot438)
Verwaende woesticheydt, die veel te weeldrich klom,Ga naar voetnoot439)
440[regelnummer]
Met onse Naem, en Haef na lust soud springhen om?
Dat wy in dienstbaerheydt verbluffet soude[n] teelenGa naar voetnoot441)
Voor beulen onse soons, ons dochters voor bordeelen?
W'en zyn van de' Helden vroom en braeve stammen, die 'tGa naar voetnoot443)
Noyt vaylich was te smaên, die bastaertspruyten niet.
445[regelnummer]
En dat het Naeneef zy, Godt gheve' het t'gheenen stonde.
Nu treckt den Dwingheland den Handtschoen uyt den monde:
Wat wil hy seggen?Ga naar voetnoot447)
G. v. Aemstel.
Welcke' uytvluchten dicht uw geest?
Graeve Floris.
Ghy Heeren ben ick niet uw wettich Vorst?
H. v. Woerden.
Gheweest.
Ghy waert het, alsoo lang ghy eer en eedt betrachte:
450[regelnummer]
Doen die versturven in uw goddeloos ghedachte,Ga naar voetnoot450)
Verstorf aen ons de staf des Vorstelijcken hands.Ga naar voetnoot451)
G. v. Aemstel.
Aen ons, die Leden zyn der Staeten deses Lands,Ga naar voetnoot452)
Dien ghy 't voorneemste der voorwaerden hebt ghebroocken
De welcke waeren op uw Huldinghe besproocken.Ga naar voetnoot454)
455[regelnummer]
Ghy swoert met daeghing Gods, en by ghestaefden eed,Ga naar voetnoot455)
Dat ghy dit vrye volck, in oorloch en in vreed,
Trouwlijck berechten soudt en vroomelijck beweyren;Ga naar voetnoot457)
Eer dat het Graeflijck gouwdt ghenaecken mocht uw heyren.Ga naar voetnoot458)
Daer zydy op ghehuldt; en is uw toegheseydtGa naar voetnoot459)
460[regelnummer]
By eede wederom, daer op, ghehoorsaemheydt:
'Twelck doen ghy maeckte los, los wierden d'ondersaeten.Ga naar voetnoot461)
Graeve Floris.
Soo stelt my dan te recht voor 'tlichaem vande Staeten.
'Tgheen my mijn Kransse gaf, dat oordeel van mijn krans.Ga naar voetnoot463)
| |
[pagina 235]
| |
G. v. Velsen.
De minste van het volck is Halsheer des tyrans.Ga naar voetnoot464)
H. v. Woerden.
465[regelnummer]
Des rechts uytroyer is onwaerdich 's rechts weldaden.
Graeve Floris.
Uw Broeder is ghedoemt by wettich Hof, en Raeden.Ga naar voetnoot466)
G. v. Aemstel.
Wettich ghekooren, maar wel wetteloos van stem.Ga naar voetnoot467)
Graeve Floris.
Zy streecken 't vonnis.Ga naar voetnoot468)
G. v. Velsen.
Uyt ghy voerd' het teghens hem.
Graeve Floris.
Ist recht vervalscht, zy deên 't: verhaelt het op haer alle.
G. v. Aemstel.
470[regelnummer]
Dat's eerst de schelm, wien schiedt het schelmstuck te ghevalle.
G. v. Velsen.
Welcke' onbeschaemtheydt? dart ghy Vrouwenschender snoodtGa naar voetnoot471)
Ontschuldigingh bereên?Ga naar voetnoot472)
Graeve Floris.
Mijn leven, en mijn doodt
Zijn Heeren in uw macht, en wildy my ghebieden
Te swyghen, 'k weet ick moet ghehoorsaem zyn u lieden.
475[regelnummer]
Indien ghy my ghebiedt te spreecken, ick beken
Dat ick ghevallen, en niet sonder schuldt en ben.
Oordeelt het ghy hoe ver die schuldt moet zijn ghetrocken.
Dit darr' ick bidden, dat ghy niet en laet verrockenGa naar voetnoot478)
Uw reedlijckheydt, door tocht en hevicheydt van moe.Ga naar voetnoot479)
| |
[pagina 236]
| |
H. v. Woerden.
480[regelnummer]
Het gheene dat ghy wilt dat nu een ander doe,
Stont te betrachten dy, doen ghy uw korselhedenGa naar voetnoot481)
Door een vrypostich woordt en gulhartighe redenGa naar voetnoot482)
Gheraeckt aen 't hollen, smeet den toom los inden neck;Ga naar voetnoot483)
Daer zy niet waeren self dan veel te hardt van beck.
Graeve Floris.
485[regelnummer]
My leert mijn schae mijn feyl, u leer zy niet te feylen.Ga naar voetnoot485)
G. v. Velsen.
Bevaeren loodsman, sal ons uwe sorghe peylen
Te vooren onse Zee? van waer dit hart soo goedt?
Graeve Floris.
Ick acht dat wijsheyt nut aen vriend en vyandt doet,
Des wensch dats' u versel: al hadse my verlaetenGa naar voetnoot489)
490[regelnummer]
Doen ick in mijn ghemoedt verbolghen boven maeten,
Besloot te doen den stap, die my aen 't glissen bracht.Ga naar voetnoot491)
Laet werden yet verschoont mijn misslach onbedachtGa naar voetnoot492)
Van d'uytsteeckende plaets daer ick op was gheseeten:Ga naar voetnoot493)
En wilt gheen Vorst zijn ruymt, naer all'mans deunheyt meeten.Ga naar voetnoot494)
H. v. Woerden.
495[regelnummer]
Wat ruymt? De woesticheyt van uwe lusten boos,
En moedwil?
G. v. Aemstel.
Wettich Vorst en was noyt wetteloos.
Hoewel hy, sonder het ghemeene best te steuren,Ga naar voetnoot497)
Mach onghehouden, jae moet wesen in veel keuren,Ga naar voetnoot498)
Voor welcke 't vollick heeft te buyghen met gheduldt;Ga naar voetnoot499)
500[regelnummer]
Want wetten stelt altijdts de gheen die wettich huldt:Ga naar voetnoot500)
Te weeten 't eyndt, waer toe hy yemandt gaet verheffen.
Dat is op dat die 't volck in deuchdt soud overtreffen;
Met meerder wijsheydt, goedt bejaeghen, quaedt verhoên,Ga naar voetnoot503)
En stieren 't alterecht, dan de ghemeent soud doen.Ga naar voetnoot504)
| |
[pagina 237]
| |
505[regelnummer]
Dees wet verknoopt den Prins, oock binden hem de wettenGa naar voetnoot505)
Die ons den Hemel gaf; en die Natuyre setten
Met diepe letters deed, in 't reedelijck verstant.
Dees moet hy volghen: al waert maer ten spieghel. want
Den ondersaat is op de wet ghewendt te luyeren,
510[regelnummer]
Maer yder soeckt den Vorst, zijn wandel na te kuyeren:Ga naar voetnoot510)
Gheoorloft achtmen 't gheen dat hy ghebooden heeft:
Maer eerlijck eerst en schoon, het gheen dat hy beleeft.Ga naar voetnoot512)
H. v. Woerden.
Den harder als hy dwaeldt met reuckeloose beenenGa naar voetnoot513)
Beslommert sich en 't vee, in moerachtighe veenen.Ga naar voetnoot514)
Graeve Floris.
515[regelnummer]
Wat eyscht ghy, voor de schuldt, dat ick tot beet'ring doe?Ga naar voetnoot515)
G. v. Velsen.
Uw leven, staat en bloedt zijn te ghering daer toe.Ga naar voetnoot516)
H. v. Woerden.
Dit is het voordeel vande grootste schelmeryen,
Dat nimmer na verdienst de straf haer kan doen lyen;
En altijdt d'arme wraeck vindt haer verhael te kleen.Ga naar voetnoot519)
Graeve Floris.
520[regelnummer]
Heeft dien zijn misdaedt rouwt, dan niet ghenoech gheleên?
G. v. Aemstel.
Ghenoech voor hem; maer niet tot beternis van andren.Ga naar voetnoot521)
H. v. Woerden.
Leydt ghylie binnen t'saem den queller der Holland'ren;
Ick gae de ronde doen, en selve nemen acht
Hoe brug en poort versorcht, en toorens zijn bewacht.Ga naar voetnoot524)
525[regelnummer]
Verseeckert hem terwijl, ick sal my herwaert spoeyen.
G. v. Velsen.
Waer is mijn Schildknaep? brengt hier ysers om te boeyen,
Men kan bewaeren den verrader niet te vast.
G. v. Aemstel.
Den Schildknaep is daer al.
G. v. Velsen.
Daer dient wel op ghepast.
| |
[pagina 238]
| |
eendracht. trouw. onnooselheyt.
eendracht.
Mijn heuchelijcke troost, o lieve ghesellinnen;
530[regelnummer]
Ghy die met suyver snoer, ghewent zijt op te winnenGa naar voetnoot530)
Uw vlechten silververw ghebleeckt van menigh' eeuw,Ga naar voetnoot531)
En met den sluyer wit ophuyft dit hayl'ghe sneeuw;Ga naar voetnoot532)
Wiens loffenisse noyt quetsuyren leed oft breucken;Ga naar voetnoot533)
Die nocht van lief, noch oock van leedt uw woordt laet kreucken;Ga naar voetnoot534)
535[regelnummer]
Te' eenvouwdich om te doen 't ghelaet, met schallickheydt,Ga naar voetnoot535)
Ja segghen tot het gheen daart harte neen toe seydt;
Wel grootmoedighe Trouw. En ghy, dien, t'allen tyden,Ga naar voetnoot537)
Ondrachelijcker valt het letten dan het lyden,Ga naar voetnoot538)
Voldoend' Onnooselheyt. ghy siet om heind en veerGa naar voetnoot539)
540[regelnummer]
Wat nemen, in dit landt, de saacken voor een keer.
De Twist met grooter feest ontfaên, is heel aen 't woeden,Ga naar voetnoot541)
Zy heeft doen barsten uyt d'onsteeckene ghemoedenGa naar voetnoot542)
Der eedellinghen trots; en niet een groote stadt,Ga naar voetnoot543)
Oft daer en heeft het gift haers adems op ghevat;
545[regelnummer]
Den besten leden sit de smet diep in 't ghebeente,
En loopt gheweldelijck voort onder de ghemeente,
Die morrend t'saemen rot. t'Aerdtrijck, dat ick betree,
Roept oorloch oorloch, en ontseydt mijn soolen vree:
Des ick mijn hielen licht, beslooten te vertrecken
550[regelnummer]
Vanden ghevloeckten grondt, om 's Hemels held're plecken
Te winnen; en van daer een volleck te bespiên,Ga naar voetnoot551)
Wiens open arm my troont, en my, te jonnen dien.Ga naar voetnoot552)
trouw.
Ghy die de Staeten sticht, en spoedich doet bedyen;Ga naar voetnoot553)
Die zijt der Steden hayl, en gheest der burgheryen,Ga naar voetnoot554)
555[regelnummer]
Der Volcken vaylicheyt, der Koninckrijcken kracht;
Goddin des Landtbestiers, o wereltwyse' Eendracht:
Waer ghy bevochten wordt ontseydmen ons ten stryde;Ga naar voetnoot557)
Wy missen al te noodt de luwt van uwer zyde.Ga naar voetnoot558)
onnooselheyt.
Grootmoghende Vorstin, 't vernielende Gheweldt
560[regelnummer]
En 't eereloos Bedroch zijn meesters van dit veldt.
Reyst ghy, wy reysen mede', en zyn van hier verbannen.
| |
[pagina 239]
| |
aant.eendracht.
Aensienelyck ghesticht des Hemels wyd ghespannen,Ga naar voetnoot562)
Die buyten zyt omheynt met muyr van diamant
Ghedopt met levend goudt; en binnen d'heldre want,Ga naar voetnoot564)
565[regelnummer]
Met Son, by Son verciert, aen d'hooghe welfsels keurich;Ga naar voetnoot565)
Deurvrolyckt met den galm van liefdes aedem geurich,
Die d'aldergoedichst is der krachtelheden schoon.Ga naar voetnoot567)
Uw armen opent ons, o gloryrycken throon
Des Alderhoochsten, voor wien alle schepsels knielen:
570[regelnummer]
Der sael'ghen weeldich huys, en burch der vromer zielen:Ga naar voetnoot570)
Ontfangt, ontfangt, o ghy heerlycken Tempel groot,
Ons uw poortressen ouwdt in uw gherusten schoot.Ga naar voetnoot572)
rey van hemellieden. eendracht. trouw. onnooselheyt.
rey van hemellieden.
O Heylighe Drietal wellekom,
Die 't wereltlyck beswaeren,Ga naar voetnoot574)
575[regelnummer]
Komt ontvaeren:
En hebt den wech ghekooren, om
Met ons volnoechde schaeren,Ga naar voetnoot577)
Te vergaeren.Ga naar voetnoot578)
Op opwaerts stycht, al hoogher, tot
580[regelnummer]
In dit verheven blinckend slot
Vervult door alle leeden,Ga naar voetnoot581)
Met weeld' en wel te vreeden,Ga naar voetnoot582)
Vrolijckheden.
eendracht.
Ghelucksaelighe reyen,
585[regelnummer]
Die 's Hemels vloer beswiert met suyvre voeten,
Daer ongeneucht met schreyen
Haer selven wars, aen niemant kan ghemoeten:Ga naar voetnoot587)
Noch wrevelheydt,
Met prickend' leydt;
590[regelnummer]
De vensters darf ghenaecken;Ga naar voetnoot590)
Noch nestelt 't saeghen,Ga naar voetnoot591)
Nocht sorghe met haer knaeghen,
Aende daecken.
| |
[pagina 240]
| |
rey van hemellieden.
Sweeft in, sweeft in, ghy zijt verwacht
595[regelnummer]
In d'hoochverdiepte saelen
Vry van quaelen;Ga naar voetnoot596)
En als 't ondanckbaer aertsch gheslacht
U quaelyck sal onthaelen,
In haer daelen,
600[regelnummer]
Soo sullen u, o landliên mijn,Ga naar voetnoot600)
Dees vaederlycke poorten zijn
Gheslooten t'gheenen tyen.
Sweeft in, en wilt u vlyen,
Tot verblyen.
rey van aemstellandsche jofferen.
605[regelnummer]
O Rome rijck van roem, o dochter 's hoochghemeldenGa naar voetnoot605)
Grootmoedicheyts, van soo kloeck opgheschooten leên;
Vruchtbaere Moeder der ouwling vergooder helden,Ga naar voetnoot607)
Die zijn door deuchdes kerck ten eerslot inghetreên!Ga naar voetnoot608)
Die inde wolcken hebt eertijdts u stoel verheven;
610[regelnummer]
En 't hooft te kroonen met blinckende starren plaecht;
En met de necken trots des aertrijcks opgheheven,Ga naar voetnoot611)
En's t'onderbrachten Zees, uw voeten hebt gheschraecht.
Ghy die hebt uytghestreckt u armen kloeck ter daede,
Daar selden te vergheefs het gladde staal aan blonck,
615[regelnummer]
Van 't rooseroodt prieel der gulden Daegheraede,Ga naar voetnoot615)
Tot 's laeten avonds scheemervallighe spelonck;
Godin ghebeden aen van allerleye standen;
Ontsichbre tuchtichster der Koninghen vol prachts;Ga naar voetnoot618)
Voochdes der Volcken; schrick der feller Dwinghelanden;Ga naar voetnoot619)
620[regelnummer]
Heyl, en bevreedichster des menschlijcken gheslachts.Ga naar voetnoot620)
Nu zydy immers meer niet, dan een onbegraven
Ghebalsemt lijck, verselschapt met bestoven kleên,
Beraechde Croonen, opghehanghen Scepterstaven,Ga naar voetnoot623)
En waepens uytghedient, en swaarden afghestreên.Ga naar voetnoot624)
625[regelnummer]
Dan peynse niemandt dat hy sal te boven raeckenGa naar voetnoot625)
De mooghentheydt des lucx; oft trouwe' haer wayflen yet:Ga naar voetnoot626)
Haar speelkindt, daer zy lang in minnen om te blaeckenGa naar voetnoot627)
En op verslinghert scheen, ten laetsten zy verliet.Ga naar voetnoot628)
| |
[pagina 241]
| |
Sich niemandt en beloof dan, eenich ding ter hoedeGa naar voetnoot629)
630[regelnummer]
Te brenghen, teghens quets van droeve sterflijckheydt;
Door sorghen kommersieck, oft stortinghe van bloede,Ga naar voetnoot631)
Oft staedich sloven van besweeten arrebeydt:Ga naar voetnoot632)
't Zy dat hy onderstaat de Volcken t'haeren bestenGa naar voetnoot633)
Te stichten burgherlijck door wetten wijs; oft trachtGa naar voetnoot634)
635[regelnummer]
Voor eyndeloosen tijdt, Adel en eer te vesten,Ga naar voetnoot635)
In zijn doorluchtich huys, oft Vorstelijck gheslacht;
Oft dat hy besich wroedt om schatten te versaemen,
Voor zijn naeneeven dwaas, soo verre boven maat,Ga naar voetnoot638)
Dat zy in 't darde lidt haer zynes sullen schaemen,Ga naar voetnoot639)
640[regelnummer]
En dichten ouwders valsch van heerelijcker staat.Ga naar voetnoot640)
Ghestellet zijn al t' onverwickelijcke paelenGa naar voetnoot641)
Den aartschen grootheên, van den noodt onwinnelijck.Ga naar voetnoot642)
Die parst ten gronde 't swaar, en dwingt het hooch te daelen:
Die doemt het murwe fruyt ten pluyck, het ryp ten slijck.Ga naar voetnoot644)
645[regelnummer]
Der saacken beurten, en der Staeten wissellinghen
Roert om haar handt gheswind en nimmer woelens sat.
Dees heeft ten laatsten u, o Rome grootst der dinghen,
Door onontworstelbaere stormen afghemat.
Och had zy konnen oock de boose lusten breecken
650[regelnummer]
Daer uwer Koninghen gheslacht is toeghewendt!Ga naar voetnoot650)
En had doch Brutus, met het loffelycke wreecken,Ga naar voetnoot651)
Omsiende vreese den naekoomers ingheprendt!Ga naar voetnoot652)
Soo souden nu ter tydt de vreese wy ontbeeren,
Die ons beleeghert heeft met anxten en verdriet.
655[regelnummer]
Maer, laes! het lichte luck noch trouwe wraack verleerenGa naar voetnoot655)
Der grooten kinderen haar woeste moedwil niet.
Nu is 's Lands rust ghesteurt, de swaarden uyt de scheeden.
Ghy Helden hoochghemoedt, ghy Burghers trots, besietGa naar voetnoot658)
Erlegt in u ghedacht, besint, eer verder treeden,Ga naar voetnoot659)
660[regelnummer]
Aen welcken gruw'len ghy der poorten sleutels biedt.
Keert buyten, buyten keert dat beest onstelt van harssen
Den goddeloosen Krijch: en bouwt hem gheenen brug,
Dien 't met bebloeden beck in 't yser lust te knarssen.Ga naar voetnoot663)
Men kan wel nauwlycx, doch men kan nu noch te rug.
| |
[pagina 242]
| |
665[regelnummer]
Maar t'hans als 't al vervuldt sal zijn met schrick en duchten,Ga naar voetnoot665)
Door 't overromplen en verwoesten van het landt,
Der schuyren droeve smoock, en het verbaesde vluchtenGa naar voetnoot667)
Der huysliên opghejaecht, der slooten lichten brandt;Ga naar voetnoot668)
Sal yder achten, dat zyne' is de grootste schaede,Ga naar voetnoot669)
670[regelnummer]
En zijn de beste kans, in 't wrockighe ghemoedt;
En luchtich oopen doen zijn ooren tot het quaede,
En niemandt luystr'en nae verdrach oft vreedes goedt.
| |
Derde bedrijf.
harman van woerden. geeraerdt van velsen. gijsbert van aemstel.
H. v. Woerden.
Ick koom het inder ijl daar alles deur ghevlooghen.
De poort is wel bewaart; de brugghen opghetooghen;Ga naar voetnoot674)
675[regelnummer]
Op elcken tooren is een schildwacht uytgheset;
Het wachthuys vol kryoels; een yder rustich, metGa naar voetnoot676)
De waepens byder handt; en niemandt suf van allen:Ga naar voetnoot677)
Verseeckert houd ick ons voor schielijck overvallen:Ga naar voetnoot678)
Ten zy selfs 's Hemels haet ten oorloch ons ontseg.Ga naar voetnoot679)
G. v. Velsen.
680[regelnummer]
'Ten is de meening niet te wachten na beleg.Ga naar voetnoot680)
Maer, om bequaemelijck de saacke te voltrecken,Ga naar voetnoot681)
Vereyscht den tijdt, dat wy 't verborghen nu ontdecken,Ga naar voetnoot682)
Aen neef van Aemstel, als een treffelijck medelidt
Van ons verbintenis.
G. v. Aemstel.
Wat's dat verborgens?
H. v. Woerden.
Dit.
685[regelnummer]
Van al die 't vaederlandt ghetrouwe liefd toe draeghen,
De gulden vryheyt, en gherechticheyt naejaghen,
Ick wel gheen aenstoot vrees, zy prysen ons verdrach:
Maer op haer hulp men oock sich niet verlaeten mach.
In quaeden saecken wert den hevighe bedryver,Ga naar voetnoot689)
690[regelnummer]
Met haesten aenghevoert, van zijn verblinden yver:
| |
[pagina 243]
| |
Gherechtighe' aenslach sloert, onder beleydt, en raedtGa naar voetnoot691)
Des juysten redens, die nauw uyt haer tredt en gaet.Ga naar voetnoot692)
Soo sullen zy: des waer daer op te wachten, doolen.
D'onkundighe ghemeent heeft d'ooghen inde soolen;Ga naar voetnoot694)
695[regelnummer]
En blindeling verkiest, en blindeling versmijt;
En vaeck vive ma mort, meure ma vie krijt.
Des vaylich nerghens wy in 't landt zijn vande Graeve.Ga naar voetnoot697)
G. v. Aemstel.
Hoe dan doch toe?Ga naar voetnoot698)
G. v. Velsen.
De Vorst die onder zynen stave,
't Ghehoorsaem Eng'landt buycht, en heeft in zyner macht
700[regelnummer]
De kindren effen rijp te scheyden, van gheslachtGa naar voetnoot700)
En ouwders eeuwelijck (hoe seer het oock doorsnyde
Haer overhangend hart) en prestense ten stryde,Ga naar voetnoot702)
Met booghen handich tay, en flitschen scharp van dop:Ga naar voetnoot703)
't Zy dat hy drieghe met beschreylijck oorloch, opGa naar voetnoot704)
705[regelnummer]
Te koomen den Franchoys, wiens speer hy niet laet roesten;
Oft met verslinnende' heyrtocht Schotlandt te verwoesten;
Oft te versteuren, met het yser blanck en 't vier,Ga naar voetnoot707)
In zyne nachten lang, den ongastvryen Yer:
Dees heeft hem vast ghemaeckt by schriften, en by spraeckeGa naar voetnoot709)
710[regelnummer]
Van eeden dier, ghelooft te' handthaven onse saecke.
Des den verraeder hem te geven inde handtGa naar voetnoot711)
Wy hebben, ons in zijn bescherming ende landt.Ga naar voetnoot712)
H. v. Woerden.
Daer is des Graeven soon de Prince Ian met naemen,
Dien d'eer ghebeurt is van in echte te versamenGa naar voetnoot714)
715[regelnummer]
Met 's Konincx dochter; dees als vande rechte struyck,
Een onbesproocken spruyt, salmen naer ouwdt ghebruyck,
Doen sweeren 't onderhouwt van alle vryicheden,Ga naar voetnoot717)
Die 't land oyt had voorheen, oft hebben mocht met reden;Ga naar voetnoot718)
En soo bemoffelen zijn handen, dat hy 't spel,Ga naar voetnoot719)
720[regelnummer]
Door hoochmoed, echter ons niet weer in 't war en stel;Ga naar voetnoot720)
Maer heb eerbiedelijck d'Enghelsche Croon te vreesen.
En als hy sal ghehuldt op dese voorwaerd wesen,
| |
[pagina 244]
| |
Verheffen tot den naem zijns vaders. Desen vondtGa naar voetnoot723)
Is d'eenighe' uytcoomst die wy hebben. des terstondt,
725[regelnummer]
(Want ons gheen ding soo quaet als sloffen is oft slepen)
Bestelt ons, neve, drie vande beseylste schepen.Ga naar voetnoot726)
Ghy kendt dees hoeck, ghelyck u volck de schipliên doet.Ga naar voetnoot727)
G. v. Aemstel.
Schepen? Ick ben ghescheept daer ick med' over moet.Ga naar voetnoot728)
En vind my soo ver t'Zee met u verhaeste kielen,Ga naar voetnoot729)
730[regelnummer]
Dat ick, helaes! vergheefs nu omsie nae mijn hielen.Ga naar voetnoot730)
Maer weeldich Wtrecht, o Bisschoppelijcke stadt!
In ick noch binnen uw strijdbaere vestens sat;Ga naar voetnoot732)
Ick brachte den Tyran in handen niet den gheenen,
Die min het vaderlandt als eyghen wraecke meenen.Ga naar voetnoot734)
735[regelnummer]
De waerheyt is (ghelyck ick gheensins en beneen)Ga naar voetnoot735)
Dat ick in handeling en vruntschap ben ghetreên,Ga naar voetnoot736)
Op uw aenhouwden, met de Vorsten ons ghebuyren,
Eer datmen yets bestonde'; om binnen haere muyrenGa naar voetnoot738)
Uytvlucht te vinden, en eenighen toeverlaetGa naar voetnoot739)
740[regelnummer]
Te weten, by al dien misluckt waer onsen raedt,Ga naar voetnoot740)
En aenslach vol ghevaers: die 'k helpen heb beginnen,
Met goeden yver, om gheleghentheyt te winnen,
Tot het vergaederen der Staeten, 't welck dus lang,
De schalcke Dwinghelandt door slimmer treecken gang,Ga naar voetnoot744)
745[regelnummer]
Door dreyghen en ontsich, gheweeten heeft te weeren.Ga naar voetnoot745)
Maar toegang inden land t'oopenen vremden Heeren,
Om groote steeden met drieschende slooten vastGa naar voetnoot747)
Te dwinghen; 't platte landt parssen met overlastGa naar voetnoot748)
Van knechten tuchteloos, en Overzeesche koppen;Ga naar voetnoot749)
750[regelnummer]
Met oorlochsvolck uytheemsch ons vestinghen te stoppen;Ga naar voetnoot750)
Te setten d'Eedlen van haar ampten; Borghers rijckGa naar voetnoot751)
Van haar vryheeden oudt; Huysluyden op den dijck:Ga naar voetnoot752)
't Was noyt mijn meening.
G. v. Velsen.
Wie kan ordentlijck verquicken
Een staat ter doodt toe kranck, en weêr in orden schicken,
755[regelnummer]
Als d'Opperoverheyt onordlijck wordt beliedt?Ga naar voetnoot755)
| |
[pagina 245]
| |
H. v. Woerden.
Dat konde d'eerste nocht de tweede Brutus niet.Ga naar voetnoot756)
Nocht die in 't vrouwenkleedt als mannelijck bevryderGa naar voetnoot757)
Zijns Vaederlants hem droech. En waar 't dat het een yderGa naar voetnoot759)
Soo nauw soud nemen als Epaminond en ghy;
760[regelnummer]
Doen Thebe', en Hollandt nu, bleven in slaverny.Ga naar voetnoot760)
G. v. Velsen.
Dan waer het straffeloos de volcken te verslinnen.Ga naar voetnoot761)
G. v. Aemstel.
Onordens al ghenoech, laet orden eens beginnen.Ga naar voetnoot762)
H. v. Woerden.
Dat sal 't, wanneer de Graef sal zijn in 's Konincx handt.
G. v. Aemstel.
Siet toe, siet toe, ghy scheept 's Lands welvaart uyt het landt.
G. v. Velsen.
765[regelnummer]
Wie is dat? de Tyran, dien wy te samen vinghen?
G. v. Aemstel.
's Lands hoocheyt ist, die ghy verraedt aen vremdelinghen.
G. v. Velsen.
Men set een billick Prins, in Dwinghelandt zijn stoel.Ga naar voetnoot767)
G. v. Aemstel.
Hoe lang doch billijck? tot dat hy sich meester voel?
H. v. Woerden.
Zijns levens heele loop doet hem voor goedt befaemen.Ga naar voetnoot769)
G. v. Aemstel.
770[regelnummer]
Het zy soo: wie wil borgh zijn voor zijn erfghenaemen?
| |
[pagina 246]
| |
G. v. Velsen.
Dat is te ver ghesorcht. In tusschen dach en raadt.Ga naar voetnoot771)
G. v. Aemstel.
Noyt sorchde' hy ver ghenoech, die sorchde voor een staat.
H. v. Woerden.
Ghemeen'lijck komen voort de vroomen vande vroomen.
G. v. Aemstel.
En als die reghel mist dan is het omghekoomen.Ga naar voetnoot774)
G. v. Velsen.
775[regelnummer]
Men kan een Vorst zyn macht bepaelen by verdrach.Ga naar voetnoot775)
G. v. Aemstel.
Volvoert dat, als zyn vremdt krijchsvolck u overmach.Ga naar voetnoot776)
H. v. Woerden.
Wat middel soudt ghy dan goedt vinden te ghebruycken?
G. v. Aemstel.
Den Graaf, en Graaflijckheyt haer wiecken wel te fnuycken;Ga naar voetnoot778)
Doch niet door vremdt gheweldt: maar nae voorouwders seên,
780[regelnummer]
Beschrijft de ridderschap, beschrijft de groote steên,
Daar d'opperheyt by staat: en laat die wederhaelenGa naar voetnoot781)
De buytenspoorsche macht in d'ouwbesette paelen.Ga naar voetnoot782)
Ick waarschuw. noch ist tijdt, verblindt u niet de wraack.
H. v. Woerden.
En soo de Staeten haar niet kreunen onse saack?Ga naar voetnoot784)
G. v. Velsen.
785[regelnummer]
Oft soo zy, den Tyran ten dienst, ons teghen spannen?Ga naar voetnoot785)
G. v. Aemstel.
Wil 't beste deel des volcx verheert zijn van TyrannenGa naar voetnoot786)
Het oordeel staat an haar: des dulden zy, elck eenGa naar voetnoot787)
Die dulde dan met haar, oft geev' hem elders heen.Ga naar voetnoot788)
| |
[pagina 247]
| |
Want, stootmen dit om, 't schuym van Burghers en van BoerenGa naar voetnoot789)
790[regelnummer]
Sullen, ghelyck als ghy den Prins te land uytvoeren;Ga naar voetnoot790)
En soo zy 't vinden goedt, met lasterlyck bedryf,Ga naar voetnoot791)
Hem tasten aen zijn croon, hem tasten aen zyn lyf.
Des soo gh'u niet en wacht hier verder in te moeyen,Ga naar voetnoot793)
Soo sullen eeuwelyck verspuwen, en verfoeyenGa naar voetnoot794)
795[regelnummer]
De tydtghenooten en naeneeven uwen naem.Ga naar voetnoot795)
En, oft ick 't met u stond, soo waer 't noch onbequaemGa naar voetnoot796)
Dus inder yle, volck en schepen toe te reeden.Ga naar voetnoot797)
H. v. Woerden.
Dewyl de saeck by u dus staet, ick ben te vreeden
Dat wy ons inde rust van dese nacht beraên.
G. v. Velsen.
800[regelnummer]
Soo ghy my overstemt, ick moet'er onder staen.Ga naar voetnoot800)
Maar sal doch nimmermeer hier blyven vaylich vinnen.
G. v. Aemstel.
Noyt isser heyl ghevolcht uyt raadt van bystre sinnen.Ga naar voetnoot802)
Ay reddet d'uwe' en toont van reden wat meer blycx.Ga naar voetnoot803)
H. v. Woerden.
Goe nacht soon.
G. v. Aemstel.
Neef, goe nacht.
G. v. Velsen.
Ick wensche' u desgelijcx.
geeraerdt van velsen. machtelt van velsen.
G. v. Velsen.
805[regelnummer]
't Was wel dat wy de grondt voor Aemstel eerst versweeghen,Ga naar voetnoot805)
Wy hadden anders hem niet in 't verbondt ghekreghen.
't Is quaat yet aen te slaan met nauw ghesette liên.Ga naar voetnoot807)
| |
[pagina 248]
| |
G. v. Velsen.
't Schynt oft Aemstel soud beswycken.
M. v. Velsen.
810[regelnummer]
Hoe dat?Ga naar voetnoot810)
G. v. Velsen.
Hy nycht tot raadt die geensins vaylichlyken
Te wercke zijn ghestelt, noch billijck wesen kan.Ga naar voetnoot811)
M. v. Velsen.
Wat doch?Ga naar voetnoot812)
G. v. Velsen.
Maer sachtelijck te' hand'len den Tyran.
M. v. Velsen.
Indien een vrouw betaemt te segghen haer ghevoelen,
Soo bid ick laet den brandt van onse smart bekoelen,
815[regelnummer]
Soo veel, dat onse leedt, en de besondren haet,Ga naar voetnoot815)
Niet boven liefde van 't ghemeene best en gaet.
G. v. Velsen.
'k Heb groot verlanghen na mijn Schildknaeps wederkeeren,
De welcke' ick henen heb, om antwoordt te begheeren,Ga naar voetnoot818)
Dat d'uytcoomst vande saeck ontdecke naeckt en klaer,Ga naar voetnoot819)
820[regelnummer]
Nae Muyderberch gheschickt, aen Timon tooveraer.
Ick gis, hy is nu wel ten eynde zynen paede.Ga naar voetnoot821)
M. v. Velsen.
Wat quaeder raetsman, lief, daer ghy mee gaet te raede!Ga naar voetnoot822)
G. v. Velsen.
Wat sal ick maecken? een begheerte sonder maet,Ga naar voetnoot823)
My 't harte nimmermeer te snerpen af en laet,Ga naar voetnoot824)
| |
[pagina 249]
| |
825[regelnummer]
Om weten wat gheluck wy hebben te verbeyden.Ga naar voetnoot825)
't Zy dat wy laeten ons van Aemstels sinne leyden;Ga naar voetnoot826)
Oft datmen 't aende gunst der winden hanghen sal;Ga naar voetnoot827)
't Is rondom vol ghevaers en 't gelt my boven al.
M. v. Velsen.
Helaes!
G. v. Velsen.
Soo niet mijn troost, mijn siele, spaert u traenen.
830[regelnummer]
Van vaeck ick my en van vermoeytheydt voel vermaenen.Ga naar voetnoot830)
M. v. Velsen.
't Is wonder dat u die bevinghen niet veel eer.
G. v. Velsen.
Treedt in.Ga naar voetnoot832)
M. v. Velsen.
Ick volch, mijn lief treedt in en geeft u neer.
schildknaep.
Myn leven, hoord ick vaeck en meenichmael ten breestenGa naar voetnoot833)
Van spoock ghewaeghen, en van toovery en gheesten:
835[regelnummer]
Maer ondervond noyt yet. doch 't hooren en het sienGa naar voetnoot835)
Van sulck bedrijf somwijl ghetuyghen kloecke liên,Ga naar voetnoot836)
En die niet zijn ghewoon de waerheyt te bemeuselen:Ga naar voetnoot837)
Des ick wel 't meeste deel, maer al niet houd voor beuselen.Ga naar voetnoot838)
Als ongheluck my parst, vind' ick my heuchlijck som,Ga naar voetnoot839)
840[regelnummer]
En somtijts treurich, dat ick niet kan sien waerom.
Komt dat by gheesten toe, die swyghend inne sluypen,Ga naar voetnoot841)
En onse sinnen door haer binnenste, becruypen?
Oft maecken sonneschyn, oft buyich weêr onstuymGa naar voetnoot843)
Den menschen nu een droeve' en dan een blyde luym?
845[regelnummer]
Doet al uw best, somtijts een licht ding sal u missen:
En somtijts rolt een saack van selven teghens gissen.
Zijn 't gheesten, die alsoo beschertsen ons verstant?Ga naar voetnoot847)
Oft is het wildt gheluck des werelts allerhandt?Ga naar voetnoot848)
Som schynt te picken yet op ons van alle zyen:Ga naar voetnoot849)
850[regelnummer]
Som waarschuwt yet; oft helpt; en schynt met ons te lyên.Ga naar voetnoot850)
| |
[pagina 250]
| |
aant.Wanneermen daar op let, dunckt my gheloovens waardt,
Hoe datter gheesten zyn, van goede' en quaeder aardt.
Den quaeden gheesten eer van wijsheyt toe te schryven;
Aan haar te soecken heyl en raadt in ons bedryven;
855[regelnummer]
En is na dat ick kan bevroên, niet wel ghedaen:
Nochtans belast myn Heer my daarom uyt te gaen.Ga naar voetnoot856)
Een ander van zyn hals dus duydend had gheschovenGa naar voetnoot857)
Zijns Heers bevel: Ick leg de toortsen inden oven.Ga naar voetnoot858)
Hoe dat ick naarder koom aen Muyderberch ghegaen,
860[regelnummer]
Hoe dicker lucht; of laat ick 't my te vooren staan?Ga naar voetnoot860)
Hier, in verlooren hol en hegghen naer beloocken,Ga naar voetnoot861)
Timon de Tooveraer van niemant onbesproocken
Verschuylt zyn haetlyck hooft. 't verkeerde schepsel leydtGa naar voetnoot863)
En wallecht vanden dach en alle lieflijckheyt.
865[regelnummer]
Zyn eyghen lichaem niet en wenscht hy wel te tieren:Ga naar voetnoot865)
Maar scharp ghebeent bekleedt met onderaertsche spieren,Ga naar voetnoot866)
Is schoonheyt in zyn sin: een kinne dien de schayr
Haar ruycheyt noyt besnoeyde', en onghekemmet hayr,
En van gheschroockten huydt de rimpels hem vermaacken;Ga naar voetnoot869)
870[regelnummer]
Lantaernhoornich ghesicht, holle' ooghen, hooghe kaecken.Ga naar voetnoot870)
Onsaelich mensche' is dan uw wysheyt onghemeenGa naar voetnoot871)
Ghebonden, aen dusdaenighe wanschaepenheên?Ga naar voetnoot872)
Oft kan de dwaesheyt yl van jonghers en van vrouwen,Ga naar voetnoot873)
Aen desen woesten schijn lichtlijcker toe vertrouwenGa naar voetnoot874)
875[regelnummer]
Verborghen weetenschap? voorwaer het mochte wel,Ga naar voetnoot875)
Dat dit, en al uw doen niet waar dan guychelspel.
Ick sal 't doorsien. Wat kan 't my meer als u doch deeren?
Hou, luystert, constenaer die met afgrijslijck sweeren,Ga naar voetnoot878)
't Haylloose vollick dwingt des afgronds, naer ick hoor.Ga naar voetnoot879)
timon.
880[regelnummer]
Ick hoor.Ga naar voetnoot880)
schildknaep.
Ghy die mijn eyghen stem te rugghe kaetst, in 't oor,
En antwoordt met mijn mondt, waer zydy met u wonder?
timon.
Onder.
| |
[pagina 251]
| |
schildknaep.
Indien ghy u vermeet te wesen een vermonderGa naar voetnoot884)
885[regelnummer]
Van 't gheen dat sal gheschiên, soo gundt dat ick coom in.
timon.
Coom in.
schildknaep.
Op saecke van ghewicht ick hooren soud' uw sin.
Wat raet om 't hol zijn deur te vinden in dese' hoecken?Ga naar voetnoot887)
timon.
Soecken.
schildknaep.
890[regelnummer]
Ick soeck vergheefs, en soud mijn ooghen schier vervloecken.
Maer hier is 't duyster, leydt de wech hier nae beneên?
timon.
Neen.Ga naar voetnoot892)
schildknaep.
Al is het dicht, waer ick het loch te vinden meen.Ga naar voetnoot893)
Seght vanden ingang my, bid ick, een merreckteycken.Ga naar voetnoot894)
timon.
895[regelnummer]
Eycken.Ga naar voetnoot895)
schildknaep.
Hier staetse. maer het oogh gheen ingang can bereycken.Ga naar voetnoot896)
Komt buyten liever ghy, verwachten u ick sal.
timon.
Ick sal.
schildknaep.
Waer wildy dat ick toef, beneden in het dal,
900[regelnummer]
Dat vol van liesen staet, oft liever hier ter stede?Ga naar voetnoot900)
timon.
Ter stede.
| |
[pagina 252]
| |
schildknaep.
Ick bid u helpt my voort. 't is middernacht alreede,
Wanneer soo sal u const doch coomen voor den dach?
timon.
Voor den dach.
schildknaep.
Beginnen sult ghy dan al sonder lang verdrach;Ga naar voetnoot904)
905[regelnummer]
De Son, om dees tijdt 's jaers is niet ghewoon te luyen.Ga naar voetnoot905)
Wat sien ick? d'eycken leeft. Het aerdrijck met de cruyen,
Rondom de wortel schudt. de boom springt uyt zijn grondt:
Die waesemt roock, en vlam. och dit's den hel zijn mondt!
Och, dreyghen vande doodt my noyt soo seer vervaerde.
schildknaep. timon.
timon.
910[regelnummer]
Hier ben ick Timon, die in waeter, lucht, en aerde,
Voer, over gheesten, spoock, en ickers heerschappy.Ga naar voetnoot911)
Al, waer de wereldt af verschrickt, dat schrickt voor my:
In 't diepe vander Zee, door cracht van heylloos rymen,Ga naar voetnoot913)
Becommer ick de Son. Ick doe de Maen beswymen,Ga naar voetnoot914)
915[regelnummer]
Dat zy haer doodtveruw set. de winden, sonder toomGa naar voetnoot915)
Aen 't rennen schut ick cort, en maeck een doode stroom.Ga naar voetnoot916)
En mits het my beliefdt, help ick haer weer aen 't hollen,Ga naar voetnoot917)
En schud den Hemel, dat de starren suysebollen.
Ontbinden can ick de ghemoeden vande min:Ga naar voetnoot919)
920[regelnummer]
En andren weder stuyr ick harde sorghen in.
By naere middernacht mijn eunjers ick doe dravenGa naar voetnoot921)
Het kerckhof om, en driesch de dooden uyt de graven,Ga naar voetnoot922)
En breeck haer ysren slaep; en dwing haer vaerdich, dat
Zy my aenwysing doen, van een verborghen schat,
925[regelnummer]
Oft van cleynoodien voor veel jaeren al verlooren.
Oft wil ick weten 't eyndt eer dat het is ghebooren,
Van eenighe' aenslach; sulcx sal by een gheest gheschiên,Ga naar voetnoot927)
Die door d'omstandicheên vervollichs noot can sien.Ga naar voetnoot928)
Eyscht wat ghy weten wilt.
schildknaep.
De Velser heer ontsteecken
930[regelnummer]
Met eedel gramschap, om de schennisse te wreecken,
Bedreven aen zyn vrouw, heeft als een moedich man,
| |
[pagina 253]
| |
Zijn handen cloeck ter daedt gheleydt aen den Tyran:
En houwdt op 't Muyderslot ghevanghen den misdaedighen.
't Gheluck wat dreycht het? sal 't zyn aenslach begenaedighen?Ga naar voetnoot934)
935[regelnummer]
Oft waer het beter noyt in dit ghevaer ghetreên?
timon.
Vertoeft soo lang dat ick behoorlijck toe mach reên.Ga naar voetnoot936)
De mondt van eenen gheest u 't antwoordt sal verclaeren.Ga naar voetnoot937)
Verschrickt niet, wat haer voor ghedaenten openbaeren;Ga naar voetnoot938)
Want alles is in dwang van dese roedes cracht.Ga naar voetnoot939)
schildknaep.
940[regelnummer]
Daer coome wat het zy; al 't gheen dat ghy verwacht,
Dat ben ick wel ghetroost; en zijt ghy voor de schaeren
Der hellen veylich self, ghy sult my wel bewaeren.Ga naar voetnoot942)
timon.
Nu luystert nae my, ghy driekoppigh' Hecate,Ga naar voetnoot943)
Som vol, nu rechts, dan slincx van trony hallef snee;Ga naar voetnoot944)
945[regelnummer]
O grootste dwaelstar, die de duyster mindt, van sessen;Ga naar voetnoot945)
Ghy die in u ghewouwt hebt alle tooveressen,Ga naar voetnoot946)
En let van liever leede' op beevaert, en ghelol;Ga naar voetnoot947)
Nachtloopster, luystervinck, weermaeckster, groote kol.Ga naar voetnoot948)
En ghy ghekroonde draeck, vol van verbolghen steuring;Ga naar voetnoot949)
950[regelnummer]
Die 's Hemels burghery afvallich bracht tot scheuring,
En worpt u op tot hooft des heyrs dul opgheruydt;Ga naar voetnoot951)
Die 't muyten suyrst bequam, en noch ghestaedich muytGa naar voetnoot952)
Aenhissende' Hemelwaerts uw boos wanschaepen schimmen,Ga naar voetnoot953)
Hoe wel nu t'sinck soo diep als ghy dacht hooch te klimmen.Ga naar voetnoot954)
955[regelnummer]
Tyran des sulphurpoels, voor wien den afgrondt beeft,Ga naar voetnoot955)
En al wat, onder Maen, de wereld ommesweeft,
Van toovergheesten tuck op kruyden en venynen;Ga naar voetnoot957)
Oft onderaertsch ghedrocht gaet waeren inde mynen.Ga naar voetnoot958)
U lieden ick besweer, door dese teeckens plat.Ga naar voetnoot959)
960[regelnummer]
Door dese beelden die ghemaelt staen op dit bladt,
| |
[pagina 254]
| |
Door dese naemen groot by Arabiers en Mooren,Ga naar voetnoot961)
Door dese roed', en door de kracht daer in beswooren,
En door 't versteurt ghebeent van desen circkel rondt,Ga naar voetnoot963)
Dat ghy verschynen doet, alhier voor my, terstondt
965[regelnummer]
Een gheest, gheswind op reys, deurtrapt, rondommeswierich,Ga naar voetnoot965)
Betweeter, tydingsieck, bemoeyal, en nieusgierich,
En die van looghentael te spreecken voor myn schrickt.Ga naar voetnoot967)
De maen ghehoorsaemt reed', zy heeft my toegheknickt:
Der hellen Koning meede', oft ick ben onervaeren;
970[regelnummer]
Want d'aerde loeyt van anxt, en arbeydt om te baeren.Ga naar voetnoot970)
schildknaep. timon. helsche gheest.
helsche gheest.
De Vorst der diepten schickt my, uyt den helschen brandt,Ga naar voetnoot971)
Onwillich, maer door dwang zyn vaerdighe ghesant,Ga naar voetnoot972)
Timon, om op de vraech, die ghy hebt voor te stellen,
t' Antwoorden. Vraecht maer cort, en oorloft my ter hellen.Ga naar voetnoot974)
timon.
975[regelnummer]
Den Heer van Velsen houdt, d'Hollandsche Graef ghevaên,
Te Muyden op het slot, seght hoe 't hem sal vergaen.
helsche gheest.
't Is wel van hem versint,Ga naar voetnoot977)
Dat hy 't sich onderwindt.Ga naar voetnoot978)
timon.
Vaert heen ghy hebt voldient.Ga naar voetnoot979)
helsche gheest.
Ick vaer.
timon.
Dees tyding draeghen,
980[regelnummer]
Ghy jongman moocht u Heer, dien zy wel sal behaeghen.
Op looghen ghy den Gheest sult vinden nimmermeer.Ga naar voetnoot981)
schildknaep.
Ick gae dan, Timon, dit laet u te loon mijn Heer.Ga naar voetnoot982)
't Is onghelooflijck dat soo wonderlijcke saecken
| |
[pagina 255]
| |
Niet inder daadt gheschiên, maer dat haer menschen maecken,
985[regelnummer]
En gheven valschen schijn. Nochtans haer maackt verdacht,
Dat zy dusdaenich spel niet spelen dan by nacht;
Een tijdt die gunstich heelt 't litteecken vande looghen.Ga naar voetnoot987)
Laet sien, hoe sprack de Gheest? ick soudt vergheten mooghen.Ga naar voetnoot988)
't Is wel van hem versint, dat hy 't sich onderwindt.
990[regelnummer]
Hoe nu? het woordt versint, men dubbelduydich vindt.Ga naar voetnoot990)
Ist van mijn Heer versint, met sinnen wel ghesleepen?Ga naar voetnoot991)
Oft heeft hy sich versint, en wel te deech vergreepen?Ga naar voetnoot992)
Wie leydt my uyt, hoe ick dit nemen sal? Ja, ja,
Nu dat het ommekomt vind' ick my even na.Ga naar voetnoot994)
rey van amstellandsche joffrên.
995[regelnummer]
Och hoe veel beter waer het noyt te zijn ghebooren,
En 't licht te missen,
Welcx min soo meenich meenich mensche doet bekooren,Ga naar voetnoot997)
En schendich glissen:
Als uyt voorouwders snoodt te zijn ghesprooten;Ga naar voetnoot999)
1000[regelnummer]
En wesen van 't veracht,
Onsuyvere gheslacht,Ga naar voetnoot1001)
Verworpen looten?
Al wie dat het ghenot van haer begheerte vynenGa naar voetnoot1003)
Door boose daeden,
1005[regelnummer]
Dien moet haer lust, met naesmaeck quaet, in 't cort verdwynen,Ga naar voetnoot1005)
Den Heer tot schaeden.Ga naar voetnoot1006)
En 't leelijck ongherucht sterft t'gheenen stonden,Ga naar voetnoot1007)
Maer wispelt naer, en voorGa naar voetnoot1008)
Met vaele wiecken, door
1010[regelnummer]
Der menschen monden.
Gheen ding en isser dat soo seer verleydt de vroomen,Ga naar voetnoot1011)
Van vroomheyts weghen,
Als slimme voorgang; meest van ouwders, en van oomenGa naar voetnoot1013)
Tot quaedt gheneghen:
1015[regelnummer]
In haerliêr spoor, zijn voeten onghebonden,Ga naar voetnoot1015)
Elck licht verreuckeloost,
En met 't gheselschap troost
Sich inde sonden.
Hoe veele doen te cort, helaes! dan haeren nevenGa naar voetnoot1019)
1020[regelnummer]
Naecomelinghen,
| |
[pagina 256]
| |
De gheen, die door bedompte tocht des moeds ghedrevenGa naar voetnoot1021)
In schanden springhen!
Ghelijck de Velser heer, die gaet besluyten,
Dat hy, om wraex versaên,
1025[regelnummer]
's Lands hoocheyt wil verraên,
Aen macht van buyten.
My lust in 't claechbadt, laes! weemoedelijck te treeden
Nae drucx vermaenen,Ga naar voetnoot1028)
En my te wasschen heel van boven tot beneeden,
1030[regelnummer]
In laeuwe traenen:
O menschen broosch, hoe glad is voor u allen
Heylsaeme deuchdes baen;
Daer niemandt seecker staen
En can voor 't vallen!
1035[regelnummer]
Tot noch toe Velsen ging, soo 't scheen, dat niemandt vaster
Zijn treeden spande.
Nu is, helaes! helaes! zijn lof verkeert in laster.Ga naar voetnoot1037)
Zijn roem in schande.
Voortaen sal elck, die plach te prysen, smaelen;
1040[regelnummer]
Voortaen sal niemandt meer,
Om d'onbesproocken eer,
Zijn huys op haelen.Ga naar voetnoot1042)
O Ghijsbrecht waerdich Heer van onsen vaderlande,
Wijs, goedertieren;
1045[regelnummer]
Die daer den claeren Aemstel met zijn groenen rande
Hebt te bestieren;
Hoe is den inslach u bedeckt ghehouwen?Ga naar voetnoot1047)
Hoe zydy ingheleydt,Ga naar voetnoot1048)
Door uw trouwharticheydt,
1050[regelnummer]
En goedt betrouwen?
Nu vreese' een yder, die ghetroont werdt om gheswoorenGa naar voetnoot1051)
Aenslach te maecken,
Dat daer yet anders schuylen mach, dan 't schijnt gheschooren,Ga naar voetnoot1053)
In 't hol der saecken;Ga naar voetnoot1054)
1055[regelnummer]
Soo datmen lichtlijck comt, door 't valsch bedieden,Ga naar voetnoot1055)
Niet in ghevaer alleen;
Maer nae te jaeghen 't gheenGa naar voetnoot1057)
Men meent te vlieden.
Niemandt verlaet sich hier op edel oft oneele,Ga naar voetnoot1059)
1060[regelnummer]
Vrienden oft maeghen.
Want, die te saemen spannen, doen 't, ten meestendeele,
| |
[pagina 257]
| |
Door haet te draeghen;
Oft hoop tot hoogher luck, bey d'eer vergheeten:Ga naar voetnoot1063)
Neemt Aemstel uyt haer rot;Ga naar voetnoot1064)
1065[regelnummer]
Wiens wit sal liefde totGa naar voetnoot1065)
's Lands welvaert heeten?
| |
Vierde bedrijf.
gheest van velsen. graef floris.
geest van velsen.
Wee Graef van Hollandt, wee Graef Floris, wraeck, wraeck, wraeckGa naar voetnoot1067)
Zy over u, die in mijn bloedt vondt sulcken smaeck.
U, die my afghesneên den draedt eerst aengheheven;Ga naar voetnoot1069)
1070[regelnummer]
My uyt den arm ontruckt het alderliefste leven;
En my ontweldicht hebt des blyden lichts ghenot;
En schendichlyck berooft van 't costlijck overschot
Der soete', en van natuyr my noch ghejonde daeghen;
Van 't selschap smaeckelyck van vrienden, en van maeghen;
1075[regelnummer]
En alles waer het hart soo teeder overhing,Ga naar voetnoot1075)
Met bitter scheyden en verlies van alle ding.
Ghy die daer hebt ghemaackt myn lichaem tot een leêghe
En maxeloose romp; ten akelighen wegheGa naar voetnoot1078)
Ghesleten van het spoor dat nae beneden leydt,Ga naar voetnoot1079)
1080[regelnummer]
My stuyrend henen af, in myner eensaemheyt;
Om met de binnensmontsspreeckende te vergaeren,Ga naar voetnoot1081)
En sonder sonneschijn en sonder lucht te waêren.Ga naar voetnoot1082)
Ghy rechter rechteloos, nu is uw tijdt naeby,
Wee Floris, Floris wee, te wraeck ontseg ick dy.Ga naar voetnoot1084)
1085[regelnummer]
Dit wreeckvyer, dese toors, die seyndt u 't recht vergheten.Ga naar voetnoot1085)
De vlamme seng' u 't hart, en knaeghe dy 't gheweten.
Graef Floris.
Oyme! wat schrick is dit die my de stem besluyt?Ga naar voetnoot1087)
Mijn hayren staen te berch, het sweet dat breeckt my uyt.
Wat anxt beklemt my 't hart? och wat is my verscheenen?
1090[regelnummer]
Mijn tijdt naeby? o ramp! hoe wroecht mijn borst vol peenen!Ga naar voetnoot1090)
| |
[pagina 258]
| |
Heeft my de gheest gheraackt? oft is het dat, soo flucx,Ga naar voetnoot1091)
Ick die bevanghen was met dronckenschap des lucx,
En sluymervallich, word gheweckt van mijn versleghen ‘moedt;
En mijn gheweten nu benuchtert door de teghenspoedt?Ga naar voetnoot1094)
1095[regelnummer]
Ayme'! ick sie noch de gheest, en bloed dat wraecke raest.Ga naar voetnoot1095)
O Velsen, Velsen!
geeraerdt van velsen. harman van woerden. gijsbrecht van aemstel. graef floris.
G. v. Velsen.
Wie vereyscht my soo verbaest?Ga naar voetnoot1096)
Graef Floris.
O Velsen!
G. v. Velsen.
Wat 's 'er gaens? op ridders, op en knaepen.
Op Woerden Woerden.
H. v. Woerden.
Wat ist onraedt? waepen, waepen.
Op Aemstel, Aemstel.
G. v. Aemstel.
Hoe? vyand? wat 's 'er of?Ga naar voetnoot1099)
1100[regelnummer]
Beleert hy 't slot? oft is hy inden binnenhof?Ga naar voetnoot1100)
H. v. Woerden.
Waer ist te doen?
G. v. Velsen.
Van wien is dit gherucht begonnen?
Graef Floris.
Van my, o Velsen! die van anxte ben verwonnen,
En sprack u gaeren.
G. v. Velsen.
My alleen, oft d'ander mee?
| |
[pagina 259]
| |
Graef floris.
Alleen. Ick ben gheparst aen u te soecken vree.
G. v. Velsen.
1105[regelnummer]
Wat segt ghy Heeren?Ga naar voetnoot1105)
H. v. Woerden.
Doet.
G. v. Aemstel.
't Wort van my goet gevonden.
H. v. Woerden.
Wy gaen dan weer te rust.
G. v. Aemstel.
Ghy moocht zijn hart doorgronden.
G. v. Velsen.
Ick sal hem hooren. wel, wat, Floris, wildy doch?
geeraerdt van velsen. graef floris.
Graef Floris.
Ick deed u onghelijck, och, neef van Velsen, och!
G. v. Velsen.
1110[regelnummer]
Wat kendy aen het gheen dat yder oopenbaer ‘is?Ga naar voetnoot1110)
Graef Floris.
Ach! ick heb u vercort, soo dattet al te swaer ‘is.Ga naar voetnoot1111)
G. v. Velsen.
Ick voelt, en duyd'lijck: spaert daer vry de woorden af.Ga naar voetnoot1112)
Graef Floris.
Ick viel u broeder streng, en hielp hem in het graf.Ga naar voetnoot1113)
Den Raedt met dreyghen doend' alsulcken vonnis vynen.Ga naar voetnoot1114)
G. v. Velsen.
1115[regelnummer]
Gheen argher onrecht als dat enckel recht wil schynen.
| |
[pagina 260]
| |
Graef Floris.
't Bewijs was niet bestaende' en teghens hem te swack.Ga naar voetnoot1116)
G. v. Velsen.
Uw bloedtdorst stopte' het gheen dat aen 't bewijs ontbrack.Ga naar voetnoot1117)
Graef Floris.
My deert dat ick oyt deed' d'onnoosel' anneclaeghen.Ga naar voetnoot1118)
G. v. Velsen.
Dat denck ick wel, nu 't comt dus quaelijck te beslaeghen.Ga naar voetnoot1119)
Graef Floris.
1120[regelnummer]
Ick was vol quaet vermoêns en heel verblindt daervan.
G. v. Velsen.
Die yemandt quaedt toe schrijft, eer dat hy 't weten can,
En uyt vermoeden haet, is waerdich dat hy snevel.Ga naar voetnoot1122)
Graef Floris.
't Is Prinssen sieckt; wy gaen altsaemen aen dit evel.Ga naar voetnoot1123)
G. v. Velsen.
Die veeler vrees wil zijn, gaet veel te vreesen aen.Ga naar voetnoot1124)
Graef Floris.
1125[regelnummer]
Helaes! noch heb ick u in swaerder stuck misdaen.
G. v. Velsen.
Niet my alleen, maer haer die 'k eeuwich heb te minnen.
Graef Floris.
De wederwaerdicheyt sporrelde door mijn sinnen,Ga naar voetnoot1127)
De spijt die wrong my 't hart, en dreef my tot die saeckGa naar voetnoot1128)
G. v. Velsen.
Wel, yder dan zijn beur. nu drijftse my tot wraeck.
| |
[pagina 261]
| |
Graef Floris.
1130[regelnummer]
Mijn boelschap terchdme staech; dees heeft de schuldt van alle.Ga naar voetnoot1130)
G. v. Velsen.
Soo schendt ghy liên van eer, den hoeren te ghevalle.
Graef Floris.
Ick vloeck de tijdt dat ick beminde' haer lichten aerdt.
G. v. Velsen.
Maer Hollandt vloeck de tijdt, dat ghy ghebooren waert.
Graef Floris.
Ach Velsen! gheeft mijn pays; siet hoe ick my verneder.
G. v. Velsen.
1135[regelnummer]
Gheeft ghy mijn broeder 't lijf, mijn vrouw haer eere weder.
Graef Floris.
Doet afstandt van 't crackeel, o Ridder! en ick sal.
G. v. Velsen.
Wat soudy, die nu hebt dat u is niet met al?Ga naar voetnoot1137)
Graef Floris.
Uw bastaertdochter sal ick trouwen, laet my 't leven.Ga naar voetnoot1138)
G. v. Velsen.
Te waerd is zy me' ick wilse' aen gheen verraeder gheven.
Graef Floris.
1140[regelnummer]
Hoe hebdy 't met my voor? oft waer dan wacht ick naer?
| |
[pagina 262]
| |
aant.G. v. Velsen.
Dat werdy t'zyner tijdt in tijdts ghenoech ghewaer.
Ick gae, de reden wordt hier doch om niet versleten.Ga naar voetnoot1142)
graeve floris.
Wat is de myne' een val? Hoe ver ben ick versmeten!Ga naar voetnoot1143)
Op gistren sat ick hooch, verselschapt met de pracht
1145[regelnummer]
Des Priesterdoms verwaent, en Heeren groot van macht;Ga naar voetnoot1145)
In 't schoone midden van den drang der eed'le schaeren;Ga naar voetnoot1146)
Omringhelt met den stoet van lijfwacht, en dienaeren;Ga naar voetnoot1147)
Als een vermooghen Vorst, en van dit vrye landtGa naar voetnoot1148)
d'Uytsteeckenste persoon: en soud dees gulden bandt,Ga naar voetnoot1149)
1150[regelnummer]
Die niet dan Graeflijck hayr ghewoon is te verschuylen,
Met meenich Conincx croon nood hebben willen ruylen.
Nu leg ick als verslenst, van yder te versmaên,Ga naar voetnoot1152)
Onwaerdelijck gheboeyt, en op mijn hals ghevaên:Ga naar voetnoot1153)
Des ick my selven 't hooft, van troosteloosheyt, plonder.Ga naar voetnoot1154)
1155[regelnummer]
In een, in eenen dach, ben ick gheworpen t'onder:
En is verdweenen heel, myn gloory claer, ghelyck
Als van den Hemel valt de sneeuw, en smelt in 't slyck.
Gaet heen, vertrouwt het luck. My dien, met feestich groeten,Ga naar voetnoot1158)
De morghen annebad, den avondt trad met voeten.
1160[regelnummer]
Maer hoe doch? Ay ick dool, myn scheut begon veel eer.Ga naar voetnoot1160)
Aen 't vallen was ick lang, maer gistren quam ick neer.
Smeeckende vyandin, doen ghy 't onlydsaem raesen,Ga naar voetnoot1162)
Met giftighe' ooghen, my ten aedr'en in quaemt blaesen;
Dat greep my aen, ghelyck, door den ghebeten wondt,
1165[regelnummer]
Zijn schennis schiet het schuym van eenen dullen hondt,Ga naar voetnoot1165)
En onghenaedich woedt op al de leên verwonnen.Ga naar voetnoot1166)
Doen stiet mijn luck zijn cruyn: doen viel ick: doen begonnenGa naar voetnoot1167)
Te wanckelen mijn staet, te wagghelen mijn croon:
Doen sweecken onder my de stylen van mijn throon.
1170[regelnummer]
O valsche vrouw, hoe dier staet my uw loos aenschouwen!Ga naar voetnoot1170)
Hoe dier u lusten! och wat comt 'er ramps door vrouwen,
Dat gheblanckette quaet! Fy dat ick, ter begheertGa naar voetnoot1172)
Uws opgheblaesenheyts, d'eerwaerdighe' heb onteert!
Daer 't soo bederflijck in bestier van alle staetenGa naar voetnoot1174)
1175[regelnummer]
Is, sonder eers ghenot, d'eerwaerdighe te laeten.
| |
[pagina 263]
| |
Wat ging my aen? 'k en weets. 't vernuft was slincx en crom:Ga naar voetnoot1176)
Een averechtschen wech sloeghen mijn sinnen om.
Nu ist te laet. O man, onsaelichst uwer tyden!Ga naar voetnoot1178)
Wat sal ick? wacker zyn, noch slaepen can ick lyden:
1180[regelnummer]
Vol kommers 't waecken is, de slaep vol anxten straf.Ga naar voetnoot1180)
Ellend, wort ghy niet mat, soo mat my haestich af.
trompetter.
De blancken uchtendt met haer bloosend roode kaecken,
In 't heuchelycke kleedt van dundoeck en scharlaecken,Ga naar voetnoot1183)
Rust toe ten Hemelvaert. Haer gouden pruyck al reeGa naar voetnoot1184)
1185[regelnummer]
In 't silver schittert van de vlacke Zuyder Zee;
En doet de schaduw vocht des duysterheyds verjaeghen:Ga naar voetnoot1186)
Het sweeft een frisschen dauw van roosen om haer waeghen.Ga naar voetnoot1187)
De Sonne volcht het spoor van 's ouden Thitons bruydt,Ga naar voetnoot1188)
En steeckt den Hemel al zyn minder ooghen uyt.Ga naar voetnoot1189)
1190[regelnummer]
In 't Ooste daecht het op. De nacht begint te duycken.
Wie dat ter schildwacht staet, en laet gheen ooghen luycken.
geeraerdt van velsen. schildknaep.
schildknaep.
Ick acht myn Heere neemt myn meening seer wel in;Ga naar voetnoot1192)
En siet de tweesprong van dit antwoordt dubbelsin;Ga naar voetnoot1193)
En 't strydighe verstant, in eenderley gheluyden.Ga naar voetnoot1194)
G. v. Velsen.
1195[regelnummer]
Men neem het soo men wil. voor my, is datmen 't duydenGa naar voetnoot1195)
Ten minsten op den sin can, die my best ghelyckt.
Dus, mijn ghemoedt gheensins van d'eerste raedt en wijckt:Ga naar voetnoot1197)
Maer 't gheen dat ick besuyr, dat sal hy mee besuyren.Ga naar voetnoot1198)
geeraerdt van velsen. schildknaep. trompetter.
trompetter.
Op, waepen, waepen, mant uw toorens, mant u muyren,Ga naar voetnoot1199)
1200[regelnummer]
Op Crijchsluy. vyand. op, en vaerdich in 't gheweer.Ga naar voetnoot1200)
G. v. Velsen.
Wat vyandt?
| |
[pagina 264]
| |
schildknaep.
Ridders op.
G. v. Velsen.
Waer is hy? heynd of veer?
Aen welcke zyde siet ghy wachter haer ondecken?
trompetter.
Ick sie, langs Diemerdijck, een stofwolck herwaerts treckenGa naar voetnoot1203)
In rep en roeren is de Waeterlandsche zy;
1205[regelnummer]
Van schuyten sonder tal grimmelt het op het Y.
gijsbrecht van aemstel. schildknaep. harman van woerden. geeraerdt van velsen.
G. v. Aemstel.
Wat isser gaens?
schildknaep.
Op, op.Ga naar voetnoot1207)
H. v. Woerden.
schildknaep.
Vyandt.
G. v. Aemstel.
Waer verscheenen?Ga naar voetnoot1210)
G. v. Velsen.
In 't Y, oock op den dijck van Diemen, en dat heenen;
In groote menicht.
schildknaep.
Op mannen; op met vlijt;
Beset uw muyren.
H. v. Woerden.
't Is gheen muyr besettens tijdt.
G. v. Aemstel.
1210[regelnummer]
Soo doet het seecker niet.
G. v. Velsen.
't Is tijdt om te vervaeren.
| |
[pagina 265]
| |
H. v. Woerden.
Een yder rust hem toe.Ga naar voetnoot1211)
G. v. Aemstel.
Het volleck laet vergaeren,
Om af te trecken.
G. v. Velsen.
Gaet ghy om de Graef te hael.Ga naar voetnoot1212)
schildknaep.
Ick gae.
G. v. Velsen.
Datmen terstond de paerden toome' en saêl.
Mijn vrouw, waer is zy?
machtelt van velsen. geeraerdt van velsen.
M. v. Velsen.
Hier mijn Heer.
G. v. Velsen.
Mijn lieve leven,
1215[regelnummer]
De tijdt wil dat wy ons van 't Huys te Muyden gheven,Ga naar voetnoot1215)
In sulcker yl, en wijs, dat zy niet toe en laet,
U liên te voeren mee.
M. v. Velsen.
Waer blijf ick dan? wat raet
Schiedt my dan over?
G. v. Velsen.
Mijn vercooren, stilt u weenen.
D'onwetende ghemeent is schendich op de beenen:Ga naar voetnoot1219)
1220[regelnummer]
Haer oploopenden moedt t' ontwijcken is ons 't naest,Ga naar voetnoot1220)
En bodt te gheven, tot dat zy hebbe' uytgheraest.Ga naar voetnoot1221)
Want wederstant te doen is haer met spooren noopen.Ga naar voetnoot1222)
Maer laetmen sonder stoot, hen t'eynden adem loopen,Ga naar voetnoot1223)
Haer dapperheyt verslenst; en hoe zy hoogher clom,Ga naar voetnoot1224)
| |
[pagina 266]
| |
1225[regelnummer]
aant.Hoe dat zy loggher sinckt: dan siet een yder om,
Wat loon van zynen dienst hy hebbe te verwachten:
Dan schieten huys, en vrouw, en kindt inde ghedachten.
Dus hoopt ten besten, Godt zy met u lief; ick gae.
M. v. Velsen.
Hier blyve' ick dan alleen op 's woeden volcx ghenae.Ga naar voetnoot1229)
1230[regelnummer]
Helaes wat overlast sal my al staen te lyen!Ga naar voetnoot1230)
G. v. Velsen.
De vrouwelijcke staet sal u ghenoech bevryen;Ga naar voetnoot1231)
En 't mededooghen van het leelijck onbescheydt,Ga naar voetnoot1232)
Daer ghy mee zijt vercort; en uw onnooselheydt.Ga naar voetnoot1333)
De droefheyt bindt uw tong. och! laet dit schreyen achter,
1235[regelnummer]
Dat doch verlooren is, en set uw hart wat sachter.Ga naar voetnoot1235)
schildknaep.
Alst u belieft mijn Heer, 't gheselschap is ghereedt.
G. v. Velsen.
De Godt ghedencke' aen u, die 't schijnt dat my vergheet;Ga naar voetnoot1237)
En wil u, beter wech, dan 't hart my tuycht, gheleyden.
M. v. Velsen.
Een blijd versaemen, jon hy ons nae 't droevich scheyden.
rey van amstellandsche joffrên.
1240[regelnummer]
Den oopenbaeren Dwinghelandt,Ga naar voetnoot1240)
Met moed te bieden wederstandt,
En op den harssenpan te treeden;
Om, met het storten van zijn bloedt,
Den vaderlande 't swaerste goedt,Ga naar voetnoot1244)
1245[regelnummer]
Den gulden vryheyt te bereeden;Ga naar voetnoot1245)
Dat is, van ouwder hercoomst wydt,Ga naar voetnoot1246)
By d'aldertreffelycxt altydtGa naar voetnoot1247)
Beloondt met eerenbeelden dancklyck.Ga naar voetnoot1248)
De roem is uytgheblaesen, metGa naar voetnoot1249)
1250[regelnummer]
Gheleertheyts heldere trompet,
In schrift, en dichten onvergancklijck.
| |
[pagina 267]
| |
De lofkrans groenens nimmer moe,
Die comt het hayr der sulcken toe,
Die 't al, voor 't alghemeene waeghen:Ga naar voetnoot1254)
1255[regelnummer]
Ghelijck den Heer van Aemstel tracht.
Hoewel zijns selschaps overmacht,
Hem let zijn voorstel te bejaeghen.Ga naar voetnoot1257)
Dan wie met wensch om goede crijt;Ga naar voetnoot1258)
Maer allerhande Prinssen lijdt;
1260[regelnummer]
En 't gheen hem overcomt te dooghen,Ga naar voetnoot1260)
Sacht opneemt, dof in hoop en vrees;Ga naar voetnoot1261)
En 't onghelijck van weeuw, en wees,Ga naar voetnoot1262)
Kan annesien met goeden ooghen:
Sulck een blijft onvermaert, en muytGa naar voetnoot1264)
1265[regelnummer]
Niet, met het hooft doorluchtich uyt:Ga naar voetnoot1265)
Zijn doove faem can hem niet bringhenGa naar voetnoot1266)
In 's werelds ooch, en aenghesicht;
Nocht, uyt de duysterheyt, in 't licht
Optrecken, tot aen 't roer der dinghen.
1270[regelnummer]
Zijn naem heeft clanck by oudt, noch jong,
Noch soetheyt op des vollecx tong,
Onêel by burghers en by boeren.
Stilswyghend glipt zijn leven deur:
Maer sonder stoot, en sonder steur,Ga naar voetnoot1274)
1275[regelnummer]
En sonder trom in 't hart te roeren.
Hem angt, gheduyrende 't beliedtGa naar voetnoot1276)
Van zynen aenslach, d'ontrouw niet,
Oft lichtheyt, van die 't saemen swoeren:Ga naar voetnoot1278)
Nocht misluck als het annegaet:Ga naar voetnoot1279)
1280[regelnummer]
Nocht de vervaerelijcken haet,Ga naar voetnoot1280)
Des blinden vollecx nae 't uytvoeren.
De minste twyfel van gheluydtGa naar voetnoot1282)
En jaecht hem 's nachts ten bed niet uyt;
Noch vluchtens noodt van vrouw, en vrinden.
1285[regelnummer]
Het veel bestaen can nauw bestaen:Ga naar voetnoot1285)
Ghemackelijck is vaylichst gaen:
En groote rust cleen onderwinden.
| |
[pagina 268]
| |
Vijfde bedrijf.
graeve floris. rey van naerders.
Graeve Floris.
Ach! mijn ghetrouwe, set; en draecht my verder niet:Ga naar voetnoot1288)
Mijn swackheyt is te groot. Een beeck van bloede vliet
1290[regelnummer]
My door de wonden af, en verwet al de cleeden.
En bleeckghedaene flaeuwt becruypt mijn laffe leeden.Ga naar voetnoot1291)
Ick heb volleeft, en ben ten eynde mynen pat.Ga naar voetnoot1292)
Van dese wereldt heb ick wel mijn deel ghehadt:
Gheboortens hoocheyt, lichaems frischeyt, macht van staeten,Ga naar voetnoot1294)
1295[regelnummer]
Ontsich by vreemdelinghen, gunst by ondersaeten.Ga naar voetnoot1295)
Gheluckich, och! al te gheluckich, soo my maer
In 't hooft de dampe niet des lucx ghesteghen waer:Ga naar voetnoot1297)
Oft had ick noyt aenschouwt het vrouwenbeeld aenminnich,Ga naar voetnoot1298)
Waer onder school vermomt lichtvaerdicheyt crancksinnich!
1300[regelnummer]
U lieden danck ick, voor den dienst, en trouwe groot,
Die ghy bewesen hebt my, in mijn laetsten noodt:
En moeyt my, dat ick 't niet nae wensche kan beloonen.Ga naar voetnoot1302)
Maer wie mijn naesaet zy, Vorst zijnde, sal hy toonenGa naar voetnoot1303)
Dat hem der Vorsten val, met mededooghen, sny;Ga naar voetnoot1304)
1305[regelnummer]
En weygheren gheensins dees laetste beede my:
Dat is, dat hy alhier ter plecke' een kercke bouwe,Ga naar voetnoot1306)
Waer by, d'aencomende' eeuw my in ghedachten houwe,
En mijn danckwillicheyt. Het jaerelijcksche geldtGa naar voetnoot1308)
Tot noodich onderhouwt dat zy daer by bestelt.Ga naar voetnoot1309)
1310[regelnummer]
Maer langher nu en heb ick cracht in gheen ghewrichte.
De leden slappen aen ten slaepe', en het ghesichte
Wort van een ysren vaeck verovert. Het gheluydt
Ontsinckt my t'elcken maele', en kan ten keel nauw uyt.
Ick sijgh, ick sijgh. ick ben ghecomen op het spade.Ga naar voetnoot1314)
1315[regelnummer]
O Schepper, ick ontschep, ontsluyt my uw ghenaede.Ga naar voetnoot1315)
rey van naerders.
Hy is verscheyen.
Heft nu aen te schreyenGa naar voetnoot1317)
Jonghers en grysen:
Droefheyt wilt bewysen:
1320[regelnummer]
Cleeren verscheuren:
Gheeft u op tot treuren.Ga naar voetnoot1321)
d'Hollandsche Graeve
Is om hals en have;Ga naar voetnoot1323)
Deerlijck verslaeghen.
| |
[pagina 269]
| |
1325[regelnummer]
Deerlijck verslaeghen!
Wendt u stem tot claeghen.
Traenen laet vlieten:
Suchten opwaerts schieten.
Siet hem versmooren:Ga naar voetnoot1329)
1330[regelnummer]
Hem, die was ghebooren,
Uyt's wijd bekenden
Roomsche Conincx lenden.Ga naar voetnoot1332)
't Leven is heenen.
't Leven is heenen!
1335[regelnummer]
Ach wat eyndt van weenen!
't Hooft sal verrotten
Dat de Croon der SchottenGa naar voetnoot1337)
Had mooghen draeghen.
O bedroefde daeghen!
1340[regelnummer]
Weeslijcke Landen,
Slaet in 't hayr uw handen.
O swaer verliesen!
O swaer verliesen!
Wie sal nu de Vriesen
1345[regelnummer]
Echter bedwinghen,Ga naar voetnoot1345)
Als zy boudt bespringhen
's Kennemers grensen?
Hard is 't om te pensen.Ga naar voetnoot1348)
Hy deed haer tsaeghen,Ga naar voetnoot1349)
1350[regelnummer]
En het juck verdraeghen.
Tijd is 't te kermen.
Tijd is 't te kermen
Wie sal nu beschermen
's Lands innesitter,Ga naar voetnoot1354)
1355[regelnummer]
Voor den Vlaeming bitter?
Dees keerd' haer vlooten,
Van de Zeeusche slooten:Ga naar voetnoot1357)
Plach te vernielen,
d'Haettelycke kielen.Ga naar voetnoot1359)
1360[regelnummer]
Nu is 't verlooren.
Nu is 't verlooren!
Brenghet rouw te vooren.Ga naar voetnoot1362)
T'hans sullen treeden,
Inde swarte kleeden,
1365[regelnummer]
Burghers en Eelen;
Sonder haer juweelen,Ga naar voetnoot1366)
Treuren de Paerden:
't Gouwdt moet vande swaerden:
't Lichaem ter aerden.
| |
[pagina 270]
| |
machtelt van velsen. rey van aemstellandsche jofferen. trompetter.
M. v. Velsen.
1370[regelnummer]
Trompetter, wel wat is 't dat u te rugghe jaecht?
Quae maere speur ick uyt u aenghesicht vertsaecht.
Verclaert u ras.Ga naar voetnoot1372)
M. v. Velsen.
Niet. Zy can al mee te spade comen.
Uw uytvlucht my benauwt. oft is mijn Heer ghevaên?
trompetter.
1375[regelnummer]
Naeby. Maer zijt ghetroost: hy is het noch ontgaen.Ga naar voetnoot1375)
M. v. Velsen.
Dat set my wat van 't hart. En wat's hem wedervaeren?
trompetter.
Doen wy aen 't koorenlandt te Berch ghecomen waeren,Ga naar voetnoot1377)
Verhief sich uyt de laech een drommel ysre liên.Ga naar voetnoot1378)
Myn Heer van Velsen reedt voor aen, om uyt te sien:
1380[regelnummer]
Hy hield zyn paerd cort op, en vraechd' haer wat zy sochten.Ga naar voetnoot1380)
Haer antwoordt was: den Graef die wy ghevanghen brochten.Ga naar voetnoot1381)
Dat mist u, seyde daer de dappre Velsen op;Ga naar voetnoot1382)
En wendt, dewyl hy spreeckt, 't gheswinde ros den cop;Ga naar voetnoot1383)
En stoot ten Graevewaerts. daer sit hy vanden paerdeGa naar voetnoot1384)
1385[regelnummer]
En treedt zijn vyandt toe, met uytghetooghen swaerde.
Die schrickt: en waende met een sprong t'ontgaen de doodt,
Ghebonden op het paerdt, maer snevelt inde sloot.Ga naar voetnoot1387)
De strenghe Ridder volcht, en gheeft hem soo veel steecken,Ga naar voetnoot1388)
Dat ick hem seecker min niet als voor doodt en reecken.Ga naar voetnoot1389)
1390[regelnummer]
Het volck was handtghemeen gheworden mid'ler tydt.
Eer Velsen ommesach, was hy zyn paerdt ver quyt:
Des ('t veld viel ons te nauw die schier omringhelt streeden)Ga naar voetnoot1392)
| |
[pagina 271]
| |
Beschrijdt zijn Schildknaeps paerdt; en isser afghereeden.Ga naar voetnoot1393)
Wy worpen om; en boôn den vyandt al de rug;Ga naar voetnoot1394)
1395[regelnummer]
En spreyden elck zijns weechs: vrees maeckt de voeten vlug.Ga naar voetnoot1395)
'k En ben's gheen verder tuygh. oft yemand quam in handen,Ga naar voetnoot1396)
Oft op de plaetse bleef, oft werwaerts de vyandenGa naar voetnoot1397)
Ghetooghen coomen, is my gantschlijck onbekent.
Maer vaylich houd' ick my nocht hier, nocht hier ontrent.Ga naar voetnoot1399)
1400[regelnummer]
Des bid verlof, dat ick my elders heen mach gheven.Ga naar voetnoot1400)
M. v. Velsen.
Gaet daer ghy seecker meent te wesen, van u leven.
Maer waer blijft dese vrouw? waer heenen neemts' haer keer?Ga naar voetnoot1402)
Waer soeckt zy vaylicheyt, aen leven oft aen eer?Ga naar voetnoot1403)
Waer vindt zy troost? mijn hoop gheleghen inder assche,Ga naar voetnoot1404)
1405[regelnummer]
Is, dat in 't eedel bloedt d'oneedel' handen wassche,Ga naar voetnoot1405)
Het onvermurruwt volck, eer dat den avondt stort.Ga naar voetnoot1406)
rey van amstellandsche jofferen.
Mijn vrouw, ach! rust uw hart: dat vaeck bevonden wortGa naar voetnoot1407)
Meedooghen en bescheydt, in ons ghemeent, wy weten.
M. v. Velsen.
Wraeckgiericheydt te seer haer harten heeft doorbeten:
1410[regelnummer]
Des ick de doodt het best, dat my ghenaeckt, vermoe.Ga naar voetnoot1410)
Doch sterven vrees ick niet: alleene vrees ick hoe.
Ach! dat, op dese ruy, gheen woestaert onverstandel,Ga naar voetnoot1412)
Uyt vuyle bitterheyt, dit lichaem en mishandel:Ga naar voetnoot1413)
Oft spotter, en voltooy, uyt dartelheden snoodt,Ga naar voetnoot1414)
1415[regelnummer]
Mijn leelijck ongheval, met een mismaeckte doodt!Ga naar voetnoot1415)
O Godt, wat knellen 't hart my toeghewronghen schroeven!
rey van amstellandsche jofferen.
De seeckre ramp is groot: dus wilt u niet bedroeven
In 't gheen onseecker is.Ga naar voetnoot1418)
M. v. Velsen.
Ick bid's laet my alleen
Vertrecken, dat ick my begheve tot ghebeên.
| |
[pagina 272]
| |
rey van aemstellandsche jofferen.
1420[regelnummer]
O deuchdgeurighe roos, aensienelijckste spruytGa naar voetnoot1420)
Die 't eedel Woerder huys oyt heeft ghegheven uyt;Ga naar voetnoot1421)
Wat hebdy in uw may ghetroffen straffen weêr?Ga naar voetnoot1422)
Wat valt'er onghenaed des Hemels op u neêr!
O claeren spieghel van ghetrouwicheyt en zeên,Ga naar voetnoot1424)
1425[regelnummer]
Hoe seer beswalcken u des eeuws verdorventheên!Ga naar voetnoot1425)
O eere des gheslachts der vrouwen, vol van druck,
Hoe eerloos doet by u 't ondeuchdighe gheluck!Ga naar voetnoot1427)
O wel ghebooren vrouw, beschreyelijck voorwaer,
Voorwaer beclaechlijck zijn soo veel ellenden swaer,
1430[regelnummer]
Die uw verwonnen borst met droefheyt opghevuldt
Bedrucken altesaem, en gheene tot uw schuldt!Ga naar voetnoot1431)
Maer moeten noch veel meer d'ellenden zyn beclaecht
Des gheenes, die, tot schuldt, daer mede wort gheplaecht:Ga naar voetnoot1433)
Want, als de voorspoedt vliedt, soo comen de misdaên
1435[regelnummer]
Die hy verborghen droech, den boose' om 't harte slaen.
Waer heenen dan ghewendt? waer heenen dan ghekeert?
Van binnen is 't ghemoedt verettert en verseert;Ga naar voetnoot1437)
't Voorlachend schellemstuck toont ysselijck ghelaet:Ga naar voetnoot1438)
Van buyten, houdt de plaech op lichaem aen, en staet.Ga naar voetnoot1439)
1440[regelnummer]
De rampsaelighe Graef van Hollandt is, door 't stael,
Verlost onlancx gheleên van dusdaenighen quael.Ga naar voetnoot1441)
O Velser Ridder vleyt ghy u met sulcken wraeck!
Waer uw doodtvyandt door uyt alle lyden raeck?
Te vooren vreesd' hy 't klem van uwen strenghen moet;Ga naar voetnoot1444)
1445[regelnummer]
Te vooren kond de schrick haer prenten in zijn bloedt;Ga naar voetnoot1445)
Te vooren vreesd' hy d'hoon des batsen onghevals:Ga naar voetnoot1446)
Nu acht hy niemandt, en is schootvry teghen als.Ga naar voetnoot1447)
En ghy eenvouwdich volck, wat's dat ghy claechlijck mortGa naar voetnoot1448)Ga naar voetnoot1448)
Om 't bloedt oneelder wijs in vanghenis ghestort?
1450[regelnummer]
Dat cierlijcker aen 't spits eens hayrs in 's oorlochs brandtGa naar voetnoot1450)
Ghevlooten hebben soud, ten offer 't vaderlandt?
| |
[pagina 273]
| |
Dit's laete rouw. 'T was tijdt te schreyen, doen de Ziel
Van Vorstelijcken lof, oneelder wijs, verviel
In laster grondeloos; en storf, aen ontrouw groot,Ga naar voetnoot1454)
1455[regelnummer]
En aen meyneedicheyt, een schandelijcker doodt.
Tijd is het, tijd is 't nu, om te beschreyen (laes!)
Den jammerlijcken val der Eedelinghen dwaes,
Die door wraeckgiericheyt soo verre zijn gheraeckt,
Dat zy tot onrecht haer goedt recht hebben ghemaeckt.
1460[regelnummer]
Nu is het tijdt, om op u selven 't ooch te slaen,
En schouwen u ellend, en eyghen quaelen aen,
En te beschreyen, met droef opgheheven klanck,Ga naar voetnoot1462)
Uw scheuring, nederlaegh, verwoesting, onderganck.
Want Hollandt sie ick heel in 't war, (o droeve schijn!)Ga naar voetnoot1464)
1465[regelnummer]
De Goeyers, Kennemaers, en buyren vanden Rhijn
In roeren; op de been Westvries, en Waeterlandt;Ga naar voetnoot1466)
Het Huys te Velsen plat; en Woerden inden brandt:
Gheverwet van het bloedt, den Aemstel en de Vecht;
Oneens den Adel, het ghemeene volleck slechtGa naar voetnoot1469)
1470[regelnummer]
Ghespouwen en ghesplist: en (dat ick meest beween)Ga naar voetnoot1470)
Een yder stuyrt zijns weechs, en niemand weet waer heen.
O edel Aemsterlandt, o meenich maegh' en vriendt,
Wat komt u over dat ghy niet en hebt verdient!
O heyligh' Eendracht ghy verlaet ons! en wanneer,
1475[regelnummer]
Wanneer welvaerens stut, wanneer sien wy u weer?
D'oochscheelen worden swaer, en cracht van vaeck gedoogen:Ga naar voetnoot1476)
Het droevich harte stemt met d'uytghewaeckte ooghen.Ga naar voetnoot1477)
de vecht. rey van aemstellandsche jofferen.
de vecht.
O harten pynelijck bedooven in uw leydt,Ga naar voetnoot1478)
d'Oorsaeck is groot, de welcke' heeft uw weemoedicheydt:
1480[regelnummer]
Want ghy onwetend zijt hoedaenich het besluyt ‘is
Des Hemels ende waer het noodtlodt over uyt ‘is.Ga naar voetnoot1481)
Niet schiet'er te vergheefs: veel min gheschiet 'er quaet:Ga naar voetnoot1482)
Maer 't soet met suyrheyt souwt de goddelijcke raedt.Ga naar voetnoot1483)
| |
[pagina 274]
| |
aant.In plaets van clachten, zijt ghy grooten dancke schuldich
1485[regelnummer]
Den gheenen, die door dees quellaedjen meenichvuldich
Uws lieven vaederlandts, verr'siende maeckt den baen,Ga naar voetnoot1486)
Waer lancx, ter eeren, u naeneeven sullen gaen.
En telt 't gheen u verschijnt niet onder ydle droomen:
Ick ben de Vecht, de Gheest en Godtheyt vander stroomenGa naar voetnoot1489)
1490[regelnummer]
En silververwich nat, daer ghy uyt rysen siet
Dees frissche grysicheyt, ghemytert met het riedt.Ga naar voetnoot1491)
Waersegghend is mijn tong: dus luystert nae 't verclaeren;Ga naar voetnoot1492)
'k Sal die verborghentheyt des noodlots openbaeren;
En spelen voeren 't ooch van uw vervreemd ghedacht,Ga naar voetnoot1494)
1495[regelnummer]
In schiedenissen, diep verhoolen onder nacht;Ga naar voetnoot1495)
Die van de parcken eerst op rocken zijn ghewonnen,Ga naar voetnoot1496)
En sullen werden, ter ghesetter tijdt, volsponnen.Ga naar voetnoot1497)
Den Aemstelheer gheparst door desen overvalGa naar voetnoot1498)
Tot noodtweer van zijn staet, sal d'ouwde burrechwalGa naar voetnoot1499)
1500[regelnummer]
Van 't nedrich Amsterdam, en de begraven perckenGa naar voetnoot1500)
Nae zijn vermooghen eerst omheyndt met eycken wercken,
Voor overrompeling, verheffen, uyt zijn plat,Ga naar voetnoot1502)
Met vest en toorens; en voltooyen 't tot een stadt.
Van deser tijdt af, sal't beginnen, vol van moede
1505[regelnummer]
Te beuren op het hooft, en met den teghenspoede
Worstlende meenichmael, weêr t'elckens uyt zijn asch,
Heerlijcker opstaen, dan het oyt te vooren was:
En seer ontsien van zijn ghebuyren, lang, door desen,
Van zijn Landsheeren, lang, met jonst ghetroetelt wesen:
1510[regelnummer]
Tot dat het eyndelyck verwerf door diensten mildt,
Des Caisars hoochste pracht, tot top van zynen schildt.Ga naar voetnoot1511)
Dan andre tyden, dan ghenaecken andre stonden.
Een wreecker vanden hooghen Hemel afghesonden,
Welhem ghenaemt verschijnt in Hollandt, en herplant
1515[regelnummer]
De vryheyt onderdruckt, in haeren ouwden standt.
't Uytheemsch gheweldt wordt uytghedreven t'allen steden;
De groote' onmenschlijckheyt, de groote' afgrijslijckheden
Des Spaenschen Tyrannijs; die stal had als een post:Ga naar voetnoot1518)
d'Iphigeniaes en Polixenaes verlostGa naar voetnoot1519)
1520[regelnummer]
Van d'altaers bloedich. Het verworghen, branden, kerven
Gaet af; en echter, gheen begraven voor het sterven.Ga naar voetnoot1521)
Dan moocht ghy Amsterdam, en Hollandt alghemeen
Wat adems scheppen in uw borst schier toeghetreên.
| |
[pagina 275]
| |
's Lands Staeten, die ghespaert en hebben bloedt noch schatten,
1525[regelnummer]
Nocht sorch, in 's vryheyts dienst, die sullen dan hervatten
Het aensien en ghesach dat haer van oudts toequam:
En stellen eenen Heldt, van Caisarlijcken stam
En Nassausch bloedt, (het welckmen siet in desen daeghenGa naar voetnoot1528)
Als 's Christen werelds hooft de Roomsche croone draeghen)
1530[regelnummer]
In 't Vorstelijck bestier; die Mauritz zy ghenoemt,
Na des verlossers naem van Duytsland hooch beroemt.Ga naar voetnoot1531)
Voor wien alle' oorlochsman in zynen tijdt sal wijcken.
Teghen de coomst van dees de Spaensche Coninckrijcken,
En overbuyren van den trouweloosen Moor,Ga naar voetnoot1534)
1535[regelnummer]
Op 's aerdtrijcx eynde, nu alreede schricken, doorGa naar voetnoot1535)
Waersegghren duydenis: en aen haer MonarchieGa naar voetnoot1536)
En haepert anders niet als dese Prophecie.Ga naar voetnoot1537)
Soo veel onmaetighe' hoops, ghelucx, beleyds, gheweldsGa naar voetnoot1538)
Stuyt (wil 't den Hemel) op den schildt af eenes Helds.
1540[regelnummer]
Dees ist, die wederom vercryghen sal, in hande,Ga naar voetnoot1540)
Van Ghelder de voochdy, van Zutphen, en den landeGa naar voetnoot1541)
Van Wtrecht; die berecht te desen daeghe' altsaemGa naar voetnoot1542)
Door zyne maeghen zijn, en den Nassauschen naem:
Wanneer zy van die stam en doorluchtighe rancken
1545[regelnummer]
Een wijl zijnd' afghedwaelt haer sullen dies ontdancken:Ga naar voetnoot1545)
Dees seven landen vry beschermen te ghelijck:
En tziddren doen van verr Habsburch en Oostenrijck.
Want, als een blixem snel ten slingher uytghedrevenGa naar voetnoot1548)
Des yverighen Gods, sal hy ten stryde streeven,
1550[regelnummer]
Afwerpende' en vertreênde' al wat zijn spits ontmoedt,Ga naar voetnoot1550)
Omheynt met aerdsche goôn, en helden van zijn bloedt:Ga naar voetnoot1551)
Met Heynrick dapper, zijn beleyder van de paerden;Ga naar voetnoot1552)
Met Welhem Vrieslands heyl; Philips den onvervaerden,Ga naar voetnoot1553)
Den vroomen Luydewijck, beyd waerdich andermaelGa naar voetnoot1554)
1555[regelnummer]
Te leven; en Iohan braef als een punt van stael;Ga naar voetnoot1555)
Den nemmersuffen Ernst; Nassausche' al met elckander.Ga naar voetnoot1556)
Ghelijck des werelds roem de grooten Alexander
| |
[pagina 276]
| |
Bestuwt met al de schaer der Vorsten trotsberaênGa naar voetnoot1558)
En Coninghen, die uyt zijn hof zijn opghestaen,Ga naar voetnoot1559)
1560[regelnummer]
Viel in het Persisch heyr, aenvoerende de Griecken:
Elck van zijn vrienden streckte' een slachveer aen zijn wiecken:Ga naar voetnoot1561)
De schrandere' Eumenes, de kloecke Ptolomeêus,Ga naar voetnoot1562)
Perdicca, Lysimach veroveraer des leeuws.Ga naar voetnoot1563)
Oft eer, als een Iuppijn, die (doe vermetel snofteGa naar voetnoot1564)
1565[regelnummer]
's Aerds onbesuyst ghebroedt) van boven neder bofteGa naar voetnoot1565)
De lyven dickghespiert der reusen groot en grof;
Die lomp en overdwaelsch, 's ouden Saturnus hof,Ga naar voetnoot1567)
Met cracht van armen swaer, te meestren haer vermatten;Ga naar voetnoot1568)
En schansten berch op berch, aen Hemelhooghe katten;Ga naar voetnoot1569)
1570[regelnummer]
De Coning stondt in 't mid: de Crijchsgod onvertsaecht,Ga naar voetnoot1570)
Latonaes kindrên beyd', en Pallas d'oorloochs maechdt,Ga naar voetnoot1571)
Neptuin en Liber hem stijfden aen wederkanten;Ga naar voetnoot1572)
Altsaem van zijn gheslacht, altsaem zijn bloedtverwanten.
Alsoo sal onsen Vorst; en sullen werden zijnGa naar voetnoot1574)
1575[regelnummer]
Vyanden hem ghewaer, in soodaenighen schijn.Ga naar voetnoot1575)
Dat seg de Tielsche hey van zijn gherit vertreden:Ga naar voetnoot1576)
Dat seg de blyde stem der vryghemaeckte steden:
Dat seg het yslijck veldt vol uytghestreckte doôn,Ga naar voetnoot1578)
Daer zeghes gulde wieck hem toevoer Laurencroon.Ga naar voetnoot1579)
1580[regelnummer]
Des zyne faem met lof van yder wijd gheblaesen
Tot onser wereld uyt sal barsten, en verbaesenGa naar voetnoot1581)
De volcken, dien de Son zijn slinckerzijd toewendt,Ga naar voetnoot1582)
Als noch self 't hierlandsch spoock, en gheesten nauw bekent:
En 't schittren van zijn swaerdt sal wyder vrees verwecken,Ga naar voetnoot1584)
1585[regelnummer]
Dan, met haer straelen, som van onse starren strecken.Ga naar voetnoot1585)
Hollander ende Zeeuw sullen haer naemen groot
Uytbreyden onder hem, over den Aerdenkloot;Ga naar voetnoot1587)
En onbepaelden roem ten Hemel hooch verheffen.Ga naar voetnoot1588)
Dan sullen zy voorby seylen en overtreffen
1590[regelnummer]
Al wat'er is van volck dat haven heeft oft ree:
En bruysen door het blaeuw als Vorsten van de Zee.
Dit sal haer konst, dit haer vermeeten zijn, te dwinghen
| |
[pagina 277]
| |
aant.d'Oploopend' Oceaen naer haeren handt; en wringhenGa naar voetnoot1593)
't Ghebit den winden wederspannich inden mondt;
1595[regelnummer]
En 't morren te versmaên der baeren sonder grondt.Ga naar voetnoot1595)
O borsten van bedrijf! o moeden onbesneeden!Ga naar voetnoot1596)
O harten kloeck! o onverleemde dapperheeden!Ga naar voetnoot1597)
Rondom uw vaederlandt, sult ghy ghelijck een vuyr,
En uwen hooftman zijn als een metaelen muyr.
1600[regelnummer]
Die sal, verlaeden met den roof der Castiljaenen,Ga naar voetnoot1600)
De waepens van Leon, en de Bourgoensche vaenenGa naar voetnoot1601)
Besprenckelt van het bloedt, becroosen van het stof,Ga naar voetnoot1602)
't Huys voeren seghenrijck, en hanghen op het hof.Ga naar voetnoot1603)
Te weten Arragon dorst dencken, en Graenaeden,Ga naar voetnoot1604)
1605[regelnummer]
Dat zy de Zeeusche jeuchdt met keetens soude laeden;
d'Hollandsche Maechden slaen, zijnd' eerst haer eer gherooft.Ga naar voetnoot1606)
Toledo val die vloeck, en Saragossa' op 't hooft.
Ghy volcken van een bloedt, houdt Eendracht met u beyden:Ga naar voetnoot1608)
Vertrouwt u Godt, uw saeck, uw Vorst: hy sal beleydenGa naar voetnoot1609)
1610[regelnummer]
Uw rotten streng, te veld; uw vlooten trots, ter Zee:Ga naar voetnoot1610)
En kneusen 't woest gheweldt; en helpen ons aen vree.
Dat spoedich Amsterdam sal onder hem vermaeren,Ga naar voetnoot1612)
En luycken op; ghelijck, aen 't eyndt der kindtsche jaeren,
Een eedle maechdt die in haers jeuchdes bloeyen treedt:
1615[regelnummer]
't Ghesicht ontfonckt; en 't rypen van 't vernuft ontcleedtGa naar voetnoot1615)
Het vlytighe ghelaet van slechtheyt vlack tot schroomen;Ga naar voetnoot1616)
De stal des lichaems, hals en heup begint te vroomen;Ga naar voetnoot1617)
En maxel crycht het gheen dat haeren bosem sluyt;Ga naar voetnoot1618)
Achtbaerheyt voeghlyck blinckt ten schoonen aenschyn uyt:Ga naar voetnoot1619)
1620[regelnummer]
Dan perlen, goudt, en sleep: zy wort gheviert van veelen!
Heymlycke nydt ontfaên haer mindere ghespeelen.Ga naar voetnoot1621)
De naemhaftighe stadt verdaedicht door zyn dolckGa naar voetnoot1622)
Sal nemen toe in macht, en menichte van volck,
Meer dan te vooren, in driehondert Sonneringhen,Ga naar voetnoot1624)
1625[regelnummer]
En wyder uyt, den creyts van haere vesten dringhen.Ga naar voetnoot1625)
Want, al, wie tyranny te woedichlyck ontstelt,Ga naar voetnoot1626)
Bloedighe wetten, oft vyandelyck gheweldt
Ellendelyck sal uyt haer vaederlandt verjaeghen,Ga naar voetnoot1628)
Met vrouwen, kind'ren jong, en hoop beroyde maeghen,
| |
[pagina 278]
| |
1630[regelnummer]
Door open poorten zy ontfaên sal, naeckt en bloodt;
En met meedooghentheyt verquicken in haer schoot.
De trouwe burghery haer nyver sal gheneerenGa naar voetnoot1632)
By 't ploeghen vande Zee; by coopen en verteeren;Ga naar voetnoot1633)
En spysen landen vreemdt, en Coninckrycken groot,Ga naar voetnoot1634)
1635[regelnummer]
In diere tyden en vertwyfeld' honghers noodt,Ga naar voetnoot1635)
Met lyftocht allerhand, en voorraedt uyt haer schuyren:
By 't afval van 't ghenot verovren haer ghebuyren.Ga naar voetnoot1637)
Van schepen af, en aen, om waer, om goudt te hael,Ga naar voetnoot1638)
Sal 't krielen op het Y, en swart zyn inde Wael.Ga naar voetnoot1639)
1640[regelnummer]
Al sal't'er besich zyn, al woelen met onlede,Ga naar voetnoot1640)
Van voeren, lossen, laên, met waeghen, schuyt, en slede.Ga naar voetnoot1641)
't Ghewin ghedijt tot pracht, tot cier de rijckdoom swaer.Ga naar voetnoot1642)
Dan boutmen wel seshondert huysen op een jaer.Ga naar voetnoot1643)
't Ghetal der kercken wast. daer sietmen sluysen graven;
1645[regelnummer]
Een leegher arbeydsliên hier delven aen een haven.Ga naar voetnoot1645)
Daer slaetmen eenen grondt, zeediep, van paelen sterck,Ga naar voetnoot1646)
En kroont den Aemstel, met ghewelleft metselwerck
Onwickbaer door zijn wicht; om boven op te laedenGa naar voetnoot1648)
Weldighe Zuylen 's Beurs voortreflijcke cieraeden.Ga naar voetnoot1649)
1650[regelnummer]
Soo besich 's Somerssons, de byen zijn in 't GoyGa naar voetnoot1650)
Daer soete boeckweyt bloeydt; als zy (om inde koy
Te seer bevollickt, niet elck ander te verdringhen)
Uytleyden haers gheslachts mondighe' anwasselinghen:Ga naar voetnoot1653)
Oft als zy vlieghen d'een den andren in 't ghemoedt,Ga naar voetnoot1654)
1655[regelnummer]
En nemen af den last van 't aenghewonnen goedt:
Oft als zy yverich den claeren honich vaeten,Ga naar voetnoot1656)
Met soete leckerny opvullende de raeten:
Oft als zy keeren uyt, met al haer burghery,Ga naar voetnoot1658)
Den bommel een ghediert soo nyver niet als zy:Ga naar voetnoot1659)
1660[regelnummer]
Het isser drang, en drock en nerghens sietmen luyen:Ga naar voetnoot1660)
Den honich geurich ruyckt nae d'uytghesooghen kruyen.
O welcke schatten! o welck over grof ghewin
Sal komen aengheweydt tot haere paelen in,Ga naar voetnoot1663)
En vullen 't landt; wanneer het Y sal doen verflaeuwen
1665[regelnummer]
Den Lissebonschen Taach, en neerslaen zijn winckbraeuwen;Ga naar voetnoot1665)
Al hanghen zy, van oudts begruyst, vol gouden sands!Ga naar voetnoot1666)
| |
[pagina 279]
| |
Wat sal't ghemeene best ghevoelen onderstands,Ga naar voetnoot1667)
Als haere jeuchdt den hoop van Portugal sal plucken
In 't Oost; en haelen t'huys den Oest vande Molucken!Ga naar voetnoot1669)
1670[regelnummer]
't Bestaen sal manlijck zijn. maer wat voor woorden smeênGa naar voetnoot1670)
Sal menschen tong, om yet te segghen van de gheen,
Die reysen sullen uyt, waer lancx zy noyt en hoorden
Dat yemandt was ghekeert; en soecken, in het Noorden
't Welck nimmermeer ontdoyt, door 's pekels korter sway,Ga naar voetnoot1674)
1675[regelnummer]
Een wech nae 't machtich Chine', en rijcken van Cathay?Ga naar voetnoot1675)
Die terghers vande doodt die henen sullen slippenGa naar voetnoot1676)
Door midden 't driftich ijs aen Hemelhooghe klippen;Ga naar voetnoot1677)
Daer schors op schorse schuyft, en leydt in 't lang, en 't bree,Ga naar voetnoot1678)
Als kercken boven, en als kercken onder Zee:
1680[regelnummer]
Die door den haeghel blindt en onghebaende plecken,Ga naar voetnoot1680)
Ghelijck ter hellen, vande Son af, sullen trecken
Tot daer de maendt een deel is vanden dach, en daer
Een dach en nacht alleen volmaecken 't heele jaer.
Die, veele maenden, van de wereld af ghescheyden,
1685[regelnummer]
Begraven onder sneeuw haer leven sullen leyden,
By 't hongrich huylen van 't ruych onghedierte fel,Ga naar voetnoot1686)
In 't Coninckrijck des nachts, ghelijck als inden hel.
Voorwaer Alcmenaes soon en heeft sich noyt vermetenGa naar voetnoot1688)
Soo onvertsaechden daedt; al heeftmen uytghekreten
1690[regelnummer]
Dat hy 't volck onderaertsch deed beven van ontsach,Ga naar voetnoot1690)
En sleypte Cerberus gheketent voor den dach.Ga naar voetnoot1691)
Nochtans en sal haer roem wijdvluchtich hier niet marren;Ga naar voetnoot1692)
Als oft zy aende weet op seylsteen, vaste starren,Ga naar voetnoot1693)
Graedbooch, en Astrolaab, alleen ghebonden was,Ga naar voetnoot1694)
1695[regelnummer]
En 't waelen vande Naeld aen 't luysternauw Compas.Ga naar voetnoot1695)
't Sal Crijchsvolck wesen. Dat wil voelen en beschreyenGa naar voetnoot1696)
De Zee van Hercules: dien (als hy breedt gaet weyenGa naar voetnoot1697)
Den Oceaen te trots, met uytghelaeten vloedt)Ga naar voetnoot1698)
Het Amsterdamsch beleydt doen sincken sal zijn moedt:Ga naar voetnoot1699)
1700[regelnummer]
Soo dat hy golf, op golf, beteutert door 't vervaeren,Ga naar voetnoot1700)
Sal slorpen aerseling, ter straet in, met zijn baeren.Ga naar voetnoot1701)
| |
[pagina 280]
| |
Ick sie d'Hollandsche vloot den Andaluz aen boordt:
De roock en vlam van 't schut: de pekel roodt van moordt:Ga naar voetnoot1703)
't Bestorven Gibraltar van vrees om 't hart beneepen:
1705[regelnummer]
En al de Westerstrandt gheplondert van haer schepen:Ga naar voetnoot1705)
Dien baet het niet te zijn als slooten opghebouwt,
Nocht dat zy spieghlen doen de dyninghen, van 't goudt.
Soo mannen harten, soo, soo moeden van vermoghen.Ga naar voetnoot1708)
Dat's in zijn croon, den Vorst des ondergangs ghevlooghen;Ga naar voetnoot1709)
1710[regelnummer]
En, van 't vermetel hooft, de pracht ghemaeckt tot schandt.Ga naar voetnoot1710)
Soo seyndtmen 't oorloch uyt: en haeldmen vreed' in 't landt.
O voorspoed spoedich, des my 't wonder doet verstommen;Ga naar voetnoot1712)
Dat ghy soo flucx, o stadt! sult wesen opgheklommen,
En hebben u gheset, in sulcken hoochte, daer
1715[regelnummer]
Soo meenich, te vergheefs, nae steyghert duysent jaer!
Men bidd' de Maeticheyt dan maer, dat zy te vreedenGa naar voetnoot1716)
Zy, u te blyven by, in uw gheluckicheden,
En vestigh' uwen stoel: Want nerghens is soo veylGa naar voetnoot1718)
Den onverwachten val, als op de toppen steyl;
1720[regelnummer]
Soo slibbrich staen, als op den cruyn; soo te bedinckenGa naar voetnoot1720)
Het gyben, als voorwind, en soo ghereedt het sincken.Ga naar voetnoot1721)
Ghelijck ick sie, uyt wenst tot weelde, te ghemoedtGa naar voetnoot1722)
Al wat verbasterings der ouwde zeeden goedt:Ga naar voetnoot1723)
En, om het snood ghewin, in last de goede wetten.Ga naar voetnoot1724)
1725[regelnummer]
Doch sullen daer de beste' haer voorgang teghen setten,Ga naar voetnoot1725)
Uytblinckende' als in goudt het heldere ghesteent:
Soo dat daer schaemroodt door de goedighe ghemeentGa naar voetnoot1727)
Sal raecken omtesien, en rouw haer hart te roeren,Ga naar voetnoot1728)
En volghen op het licht dat d'Overheden voeren.Ga naar voetnoot1729)
1730[regelnummer]
Oft oock, o groote stadt! u eenich misverstaen,Ga naar voetnoot1730)
Tot altenauwen voet, van heerschen socht te raên,Ga naar voetnoot1731)
Waer op licht waere, dat weer Tyranny insloope;
Niet edel Hoofttack, niet Croondraechster van Europe.Ga naar voetnoot1733)
Houdt vry der volcken toom wel staedich inder handt:Ga naar voetnoot1734)
1735[regelnummer]
Maer voor het uyterst schroom den teughel. met verstandtGa naar voetnoot1735)
Van wicht, den breydel rept, wat styver oft wat sachter.
Te ruym dat struyckelt vaeck, en al te cort leydt achter.Ga naar voetnoot1737)
| |
[pagina 281]
| |
In vryheyt ordentlijck uw burghery laet treên,Ga naar voetnoot1738)
Recht tusschen dienstbaerheyt en wetteloosheyt heen.
1740[regelnummer]
Soo groeydt, soo bloeydt, soo wast, o rechterhandt der Staeten,
In mooghentheyt, gheluck, en tal van ondersaeten.Ga naar voetnoot1741)
En ghy, o vrouwen, wischt uw traenen af en lijdt
Gheduldich desen, om den naekomenden tijdt.
rey van amstellandsche joffrên.
O wat heb ick ghesien met mijn beslooten ooghen!Ga naar voetnoot1744)
1745[regelnummer]
Wat heeft my inden droom verscheenen, staen vertooghen,Ga naar voetnoot1745)
De voorsegghende Vecht daer wonderheyden al!
Voorwaer den Hemel weet wel hoe hy 't schicken sal:
En seghent dickwils, als hy uyt schijndt op verdelghen.
Des laet ons d'onspoedt als gheneesedranck verswelghen,Ga naar voetnoot1749)
1750[regelnummer]
Die, onvermaecklijck op de tong, den gheest wel smaeckt,Ga naar voetnoot1750)
Door hoop van 't smaecklijck goedt, dat lijf en siel vermaeckt.Ga naar voetnoot1751)
eyndt. |
|