Gedichten. Deel 2
(1900)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend
[pagina 8]
| ||||
Dit bruiloftspel komt met vele varianten ook voor in het Berlijnsche handschrift, fol. 100-103. Als ‘personages’ worden daar opgegeven:
Naar het Amsterdamsche handschrift is het voor het eerst uitgegeven door Dr. J. v. Vloten in zijne uitgaaf van P.C. Hooft's Brieven, dl. I, bl. 389-395, Leiden 1855. | ||||
[pagina 9]
| ||||
Bruiloft-Spel. | ||||
[pagina 11]
| ||||
Bruiloft-spel.Ga naar voetnoot+
min, heusheit, nacht.
min.
Wt den besonden throon der Goden hooch van waerden,Ga naar voetnoot1)
En wt mijn Moeders schoot coom ick gedaelt op Aerden;
Een overselsaem luck van eenen Godt te sienGa naar voetnoot3)
Gebeurt ulieden, en ghij valt niet op u knien?
5[regelnummer]
Onkunde maeckt onmin, het mach u daer wel deeren,Ga naar voetnoot5)
Maer neen ghij kent mij wel al waert maer aen mijn kleren.
Altsamen hebt ghijlie mijn crachten wel gesmaecktGa naar voetnoot7)
Want mijn vergulde schicht vast alle menschen raeckt
Behalven luttel die 't achter t journael ontduicken,
10[regelnummer]
Oft achter t' schuldtboeck dat sij voor een schilt gebruicken,
Want waer ick eenich hart te seer becommert vind
Met aertsche sorgen, daer coom ick niet gaeren in.
Te quetsen t laech gemoet heeft mijn altijts verdrotenGa naar voetnoot13)
Want ick ben van geen Veldt- of Bosgod wtgesproten
15[regelnummer]
Maer wt het brave saet en cloecke lendens vanGa naar voetnoot15)
Den Crijchsgodt, die mij bij de sachte Venus wan.Ga naar voetnoot16)Ga naar voetnoot16)
Die heeft mijn onder haer beweechlijk hart gedragen,Ga naar voetnoot17)
En d' aldergrootste Goon dat sijn mijn naeste magen,
Ick ben de groote Min die ghij voor oogen siet
20[regelnummer]
Ghij roept mij dickwils aen, en kent ghij mij nu niet?
Daer sijnder veel van u, die, tis niet lang geleden
Met grote ootmoedicheit mij storten haer gebeden,
Dat ick versachten soud haer lijden en getreur.
Sij loosden sucht op sucht voor liefs gesloten deur
| ||||
[pagina 12]
| ||||
25[regelnummer]
Maer las! den Noorden wint die voerdse sijne wegen,Ga naar voetnoot25)
Haer tranen vlooten neer met de gemene regen
En niemant las ser wt. Doen bad men mij wel aenGa naar voetnoot27)
Dat ick u te vergeefs daer niet soud laten staen.
T gedenckt die gene wel die lange naere nachtenGa naar voetnoot29)
30[regelnummer]
Inde betraende stoep met kermen overbrachten.Ga naar voetnoot30)
T gedenckt de gene wel die met een ootmoet ging
In plaets van sijn liefs mont kussen den kouden ring.Ga naar voetnoot32)
Doen was ick al haer hoop, tot mij wast dat zij creten
En t' schijnt nu rechtevoort dats'er niet van en wetenGa naar voetnoot34)
35[regelnummer]
Elck claecht int heimelijck mij staedich sijn ellent
Int openbaer en wil mij niemant staen bekent.Ga naar voetnoot36)
Maer ick vergeef u dit dat ghij mijn openbaerlijck
Dus loochent altesaem, u schult is cleen, want waerlijck
De gene die gevoelt int harte mijnen Aert
40[regelnummer]
Doet alderbest dat hij mijn heimelijck bewaert
Want vele die haer Min te vroege lieten blijcken,
Sagen een ander gaen met haer beminde strijcken.
De wijn t secreet, de Min verliesen haere crachtGa naar voetnoot43)
Werden sij voor haer tijt int openbaer gebracht.Ga naar voetnoot44)
45[regelnummer]
Tschijnt aen u wesen dat ghij lust hebt om te vragen
Wat ijver mijn heeft wt den hemel cunnen jagenGa naar voetnoot46)
Hier in u bruiloftsael met schilderij becleet,Ga naar voetnoot47)
Ghij denckt een roemer wijns acht ick oft leckerbeetGa naar voetnoot48)
Om op een anders kost mijn dertel keel te sadenGa naar voetnoot49)
50[regelnummer]
Neen seker; met die lust en ben ick niet beladen.
Want ick gaen alle daech ter tafel met Juppijn
En drinck de nectar, dus hout vrij u rijnsche wijn.
Die eens Ambrosia proeft veracht u costel spijsen.Ga naar voetnoot53)
Mijn coompst moet dan al wt een ander oorsaeck rijsen.
55[regelnummer]
Een ander oorsaeck ist waerom ick hier beneên
In plaets van shemels vloer het Aertrijck coom betreen.
Want ick vertoon mij bij de sterffelijcke menschen
Om bruit en bruidegoom soo veel gelucks te wenschen
Als sij geselschap hebben in den nieuwen staet.
60[regelnummer]
Ick can haer geen geluck wenschen in meerder graet
Dewijl ontallijck veel de geen sijn die ick wondenGa naar voetnoot61)
En van mijn heerschappij seer wenich vrij beconden:Ga naar voetnoot62)
Ick overwinne t'al en mijne pijlen snel
Raken des hemels cruin en d' afgront van den hel
65[regelnummer]
De stroomen daer Juppijn gewoon is bij te swerenGa naar voetnoot65)
En die hij noijt mocht sien, mijn stralen licht passeren,Ga naar voetnoot66)
De grootste tem ick eerst en maeck mij onderdaen,Ga naar voetnoot67)
De wijsheit-minnaers grijs bidden mij dickwils aen
De princen aertsche goon met al haer anhanck prachtich,
| ||||
[pagina 13]
| ||||
70[regelnummer]
Buijgen voor mijn haer knien, en noemen mijn almachtich.
Juppijn ontsiet mij selfs al ist hem clene lof
Ick ben den grote schrick van al het vrolijck hof.Ga naar voetnoot73)
Ick heb de bruidegoom sijn vierich hart ontsteken,
En dat de bruit hem mint, voor mijne winst ick reken,
75[regelnummer]
En van soo menich die 'ck mijn onderdanen noem
Is dit verwonnen paer niet van mijn slechste roem.Ga naar voetnoot76)
heusheit.
Alte vermeten Min, wat gaedij doch bedrijvenGa naar voetnoot77)
Met desen groten lof alleen u toe te schrijven?
Daer van mij t' meeste deel met reden toebehoort.
min.
80[regelnummer]
Wie sijdij die mij stout compt steuren in mijn woort?
heusheit.
O Min ghij kent mij wel soo 't u belieft te weten,
Ick ben de gene die de menschen Heusheit heten
Een lust om goet te doen, van hooch en eelder Aert.Ga naar voetnoot83)
min.
Heusheit is een godin voorwaer wel lovens waert
85[regelnummer]
Legt ons u tijtels wt dewijl ghij hebt begonnen.
heusheit.
Almachtich, vol gelucks, gesegent, onverwonnen,
Den rechten edeldoom, maer menich hof verkeertGa naar voetnoot87)
Met mijn verheven naem onwaerdich sich vereert.
Heusheidt verwint het al mij wederstaen geen crachten,
90[regelnummer]
Dat ick het niet en waer men sou Juppijn niet achtenGa naar voetnoot90)
Want niet en maeckt hem waert om eeren sonderling,Ga naar voetnoot91)
Als lust om goet te doen het allerschoonste ding.
Want dees hem nae den algemenen welvaert haken,Ga naar voetnoot93)
En alles watter is om beters wille makenGa naar voetnoot94)
95[regelnummer]
De vruchtbaer aerde met de monsterrijcke see
En de rontsomme lucht met vier omringen deeGa naar voetnoot96)
En scheppen tot cieraet van 's hemels ruime woning
De goede goden al die hij verheert als coning.Ga naar voetnoot98)
Waer ick het niet geweest hij had u niet gemaeckt.
100[regelnummer]
Daerom u roemen hooch o Min een wenich staeckt.
In 's hemels saele blinckt den lof van mijne segen.
| ||||
[pagina 14]
| ||||
min.
Aengaend' u heerlijckheidt die spreeck ik geensins tegen,
Geniet u eijgen eer dan laet mijn oock de mijn,
Dees bruit en bruidegoom die mijn verwonnen sijnGa naar voetnoot104)
105[regelnummer]
Ick hebse doch gequetst met mijnen gulden schichte.
heusheit.
Ja; maer als ghij een pijl wt uwen koker lichte
Besaechdij wel sijn scherp eer dat ghij t'wagen dorst.Ga naar voetnoot107)
En dit docht u te weeck te sijn tot s' bruigooms borst,
In d'heusheidt van de bruit ghij ginckt het punt verstalen
110[regelnummer]
Als die ter werelt condt geen harder temper halen.Ga naar voetnoot110)
Met dus verstaelde pijl ghij s' bruigooms hart doorschoot
En dat de pijl opt hart niet luchtich af en stoot
Maer maeckte' een wijde wont, en wert met bloet besprengt ras
Dat quam door dien het gout met mijne cracht gemengt was:
115[regelnummer]
Dus den voornemen lof hoort mijn van dese daet.Ga naar voetnoot115)
min.
Oneedel is t gemoet dat heusheit tegenstaet.
Dees lof deel ick met u; maer ick sal d'eere houwen
Dat ick verwonnen heb verr' d'alderheuscht der vrouwenGa naar voetnoot118)
Een soo volmaeckte bruit, dit staet ghij immers toe.Ga naar voetnoot119)
heusheit.
120[regelnummer]
Hola het is wel ver van daer dat ick dat doe,
Want sonder heusheit was haer harte niet om winnen.Ga naar voetnoot121)
min.
Wat suldij hyer nu weer doch voor een wtcoomst vinnen?
Dat dese daet u mee ten deel gerekent wert.
heusheit.
U schichte nam sijn keer dwers deur des bruigoms hartGa naar voetnoot124)
125[regelnummer]
Waers' eenen temper nieu ind' heusheit heeft gecregenGa naar voetnoot125)
Daer sijn hart vol af is, en voorts met een bewegen,Ga naar voetnoot126)
Vlooch sij tot diep int hart des bruits en hechten daerGa naar voetnoot127)
Door een gemene wont beyd' harten aen malcaer,Ga naar voetnoot128)
Die ick terstont soo vast ginck in malcander dreyenGa naar voetnoot129)
130[regelnummer]
Dat haer den vluggen tijt oock niet sal cunnen scheyen.
Wt de Bruits heusheidt dus des bruigoms wonde spruit
En sbruigooms heusheit die verwan ons heussche bruit.
Nu oordeelt selfs, van ons wie b'hoortmen meest te prijsen?
| ||||
[pagina 15]
| ||||
min.
Tot eigen achterdeel moet ick dit vonnis wijsen.Ga naar voetnoot134)
135[regelnummer]
Ghij hebt soo veel als ick tot dese daet gewracht.
heusheit.
Omt voort te voeren wt gebreeckt niet als de NachtGa naar voetnoot136)
Tot wien t'verwonnen paer haer bedevaerden strecken.
min.
Die can nae dat mij dunckt sijn coomst niet lang vertreckenGa naar voetnoot138)
Soo hij op de gebeen van de gelieven let
140[regelnummer]
Om haer te leijden nae het waertgewenschte bedt.
Och hoochbegeerde nacht en wilt niet langer merren!Ga naar voetnoot141)
heusheit.
Sijn schaduachtig hooft besaeyt met gulden sterrenGa naar voetnoot142)
Siet waer hij dat vertoocht ten eynde van de sael.Ga naar voetnoot143)
nacht.
Ick coom hier om de bruit en bruidegoom te haelGa naar voetnoot144)
145[regelnummer]
Vercondich haer den tijt van soo volmaeckte vreuchden
Als sij haer schoone siel verciert met eedel deuchden
En hij sijn cloecke borst met onbevleckte trouw.
Ick coom haer metter daet te maken man en vrouw.
Ick ben de duistre nacht die met soo groot verlangen
150[regelnummer]
Van het vermoeyt geslacht der aerde word' ontfangen.
Ick ben des daechs verpoos die sijne commer sust
En levert in sijn plaets een aengenaeme rust,
Sonder de welck, den loop des levens op soud' houwen.
Mijn eeren jongelinck en jong verliefde vrouwenGa naar voetnoot154)
155[regelnummer]
Die jonn' ick beter goet als sachte slaep oft droom.Ga naar voetnoot155)
Gelijck ick jonnen sal aen bruit en bruidegoom.
Die wensch' ick dat malcaer soo vriendelijck onthalen,
Dat ick de beurt des daechs wtstelle met mijn dralen
Dewijl ick mij vergaep aen de bevallicheit
160[regelnummer]
Van haer omhelsen strack, en tedre mallicheitGa naar voetnoot160)
Van sachte jockerij, met anders siel te suigenGa naar voetnoot161)Ga naar voetnoot161)
Door vochte kuskens die den brant haers harten tuigen.
Comt Heusheidt ende Min laet ons gaen tsamen veur,
Sij sullen volgen strax nae des bruits camerdeur,
165[regelnummer]
Daer sullen wij te bedd' haerlieden helpen t samen.
heusheit.
Eer dat wij gaen van hier soo soudet wel betamen
Dat wij tot stichting hun vereerden eene gaef.
| ||||
[pagina 16]
| ||||
min.
Voor haere sielen beijd' in deuchden rijck en braef,
Weet ick geen nieuwe deucht daer nodich in te drucken.
heusheit.
170[regelnummer]
Tis waer; nochtans op dat haer luck niet mach misluckenGa naar voetnoot170)
In voor, in tegenspoet, hoe dat het hun dan gaet,
Wij sullen schencken haer d' afbeelding van haer staet
Die tegenwoordich is, op dat sij die voor oogen
Hebbende t' aller stont, daer wt niet wijcken mogen
175[regelnummer]
Maer blijven eeuwelijck stantvastich bij den sin
Die in haer heeft gewracht de Heusheit en de Min.
min.
Wel schenckt wat u belieft daer ben ick gans niet tegen.
heusheit.
Dit sijn de tekens, dees, van onser beyden segen,
Twee harten bey gewont met eenen heusschen schicht
180[regelnummer]
Vast aen malcaer gehecht, in een gedraeyt wel dicht.
min.
Laet dees u spiegel sijn vrouw bruit en al u dagen
Wilt desen staet van nu in u gedachten dragen
Blijft altijts die ghij sijt, dits d'alderhoochste wensch.
Die daer geworden can den sterffelijcken mensch.
heusheit.
185[regelnummer]
En ghij heer bruidegoom sult stadelijck gedenckenGa naar voetnoot185)
Den ijver die u deed de bruit u trouwe schencken.Ga naar voetnoot186)
Laet die geduerich sijn gelijck den eelen aertGa naar voetnoot187)
En heusheit van de bruit sijn allen ijver waert.
Indien ghij dit onthout u sal van beyde sijden
190[regelnummer]
De soete vrede met de sachte rust verblijden,
Indien ghij stadich eert de groote Min en mijn
Elck sal van anders lust niet om versaden sijn.Ga naar voetnoot192)
min.
Een vreuchde niet bekent bij de gemene liedenGa naar voetnoot193)
Sal maken dat het schijnt dat d'wren u ontvlieden
| ||||
[pagina 17]
| ||||
195[regelnummer]
Voor haer gesette tijt, en d'ouderdoom bedaert
Sal u gerustelijck thuys comen metter vaert.Ga naar voetnoot196)
nacht.
Dit wenschen w' alle drye en gaen u twe verbeyden
In des bruits camer om u tsaem te bedt te leyden,
Geluckich die int lest te bedde wert gebracht
200[regelnummer]
Van Min en Heusheit, en de lang verlangde Nacht.Ga naar voetnoot200)
Ejnde.
Gespeelt ter bruiloft van Catharina Quekels met Campen. Anna Bannings met Mirop. |
|