Liederen en gedichten
(2004)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdFantasie. Sonnetaant.Gij minnaars die, door brand, het waat'rend oge ziedt,
die steen in tranen weekt, die balken buigt met klagen,
en doet liefs wederzin de naam van wreedheid dragen:
indien gij dingt naar loon, uit liefd' en dient gij niet.
5[regelnummer]
Met ander scherp de god die ik ten doel sta schiet:
zijn vlamme blust mij 't vuur van eigen welbehagen.
| |
[pagina 49]
| |
De zinlijkheên van haar, wier lust mijn lusten jagen,
zijn deugden in mijn zin; en wee wie deugd verdriet.
O mannelijke Min, die voor gena de ‘neen’-en
10[regelnummer]
zo wel neemt als de ‘ja’-en: gij loopt geen blauwe schenen,
't moet wezen uw meest'res haar wil aleer gij vrijt.
Mevrouw, wees niet vertoornd dat ik het smeken schuwe,
ik wacht slechts op geboôn. Een schoonheid als de uwe
met krachtelozer liefd' als deez' zich niet en lijdt.
|
|