Liederen en gedichten
(2004)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |
Zangaant.Voogdesse van mijn ziel, uitmuntend hoog sieraad,
die op de top des lofs in mijne zinne staat,
die zweeft door mijn gedacht, die door mijn aad'ren zwiert
en mijn vervreemd gemoed met zoete dwang bestiert:
5[regelnummer]
één trekje van uw beeld nooit uit mijn hart verdween
sinds uwe glans aan mijn te keurig oog verscheen,
't welk tocht naar 't overschoon en schoon bij schoon versmijt;
dies aak'lige eenzaamheid de bloem mijns levens slijt.
Doch lichaams schoonheid mij mijn ruste niet en rooft;
10[regelnummer]
al flonkert 't gouden haar zo zwadd'rig om uw hoofd,
al vlamt uw hel aanschijn van blank en blozend licht,
al straalt gij min en eer in 't schrikken van 't gezicht,
al troont uw hand geleerd met vingers wis en snel
vleiende wijzen uit het zang'rig snarenspel,
15[regelnummer]
al lokt uw zoetste zang met strelend lief geluid
de zielen opgelicht tot hun lichamen uit.
In strikjes van uw haar mijn geest niet is verward,
uw blinkend aangezicht sticht mij geen brand in 't hart;
door 't schitt'ren van uw oog en word ik niet verblind,
20[regelnummer]
noch zang noch kunstig spel mijn zacht gemoed verwint;
maar wijze goedheids kracht en 't need'rig, braaf gelaat
dat harten teer verkwikt en harten trots verslaat,
aardige geestigheid met zoete val vertaald:
deez' hebben op mijn ziel verwinnings eer behaald.
|
|